
MPhénomènes.
b Obfcrvé.
( Globe.
d Phénomènes.
i Chevelu,
re.
/Enflamme'.
g Pafler.
b Globe.
fte na de Zon toe, ten naafen-by ééne en dezelve a verfchynjfelen weeder-
om vertoonen, die hy ons te vqore reeds al vertoont hadde , terwyle
hy van de Zon afging: want, hébbende te vooren b wél aangemérkt,
dat den Oven vaneen Glas-huis, die men van zélfs liet uitgaan, na alle
de lucht-gaaten en openingen wél ter deege dicht toe-geftópt te hébben,
méér als één geheele maand tyds van nooden hadde, voor-en-al-
êêr hy zyne hitte t’eenemaal konde kwyt geraaken, gelyk als wy nu
reeds alaangeweezen hébben; (bezie het zeevende L id des achtflen Hoofddeels
) zo.'geloove ik ook, dat men mét genoegzaame kracht van reede heel
wél kan, en mag befluiten, dat deeze zélve c Kloot, ten opzichte van
deszélfs wonderbaare grootheid, niet alleen zyn grootfte hitte wél kan
behouden, geduurende den tydvanzommige maanden, maar zelfs ook
wél, veele jaaren achtermalkandere.
Vier-en-veertigfte L i d .
Dat deeze Kloot ons, op zyne te rugge-komjle na de Zon tóe , ten naafien-by
ééne en dezelve d verfchynjfelen weederom moet vertoonen , die hy ons te
voore reeds al vertoont nadde; terwyle hy van de Zon afging: maar échter
niet t'cenemaal dezelve verfchynjfelen, en uit wat reede.
Ik zégge, dat deeze Kloot ons échter, op zyneterugge-komfle na
de Zon toe, ten naaften-bj ééne en dezelve verfchynffelen weederom moet
vertoonen, die hy ons te voore reeds al vertoont hadde, terwyle hy van
de Zon afging; dewyle hy métter tyd heel veel van zyne voorige hitte
moet verliezen, en, bygevólge, ook veel minderrook uit-keveren,
öm zyne e hair-achtige veezeligheid en ftaart teformeeren, t’en zy dat
hy uittermaaten ftérk ƒ ontftooken is geweeft, terwyle hy vande Zon
afging, als meede, dat deeze vlamme t’eenemaal was uitgeblufl, op
zyne te rugge-komfte na de Zon toe: want, in dit laatftc geval, zoude
deszélfs rook noodzaakelyk veel overvloediger moeten weezen, als
ze op die tyd was , doen hy nóch t’eenemaal brandende was , en dat
deszélfs vlamme ook , by gevolge, heel veel van zyn rook kwam te
verliezen.
Vyf-en-veertigfte L i d .
Dat men deeze Kloot op veele onderfcheidene manieren den Aardkloot kan zien
g voorby-gaan.
By-aldien nu deeze h Kloot, terwyle hy van de Zon af gaat, récht
teegen over zulke H e em e l-teeltenen den Aardkloot komt voorby-te-
gaan, die hy nóch ééns moet door-loopen, zo moet hy zich noodzaakelyk
aan ons fehynente beweegen, vlak teegen de órde deezerHeemel-
tcekens aan; het réchte teegendecl nu zal moeten gebeuren, zo wanneer
neer hyzyn wégkomt teneemen, tuffehende Aardkloot en deeze tee-
kens heene, die hy nu reeds al doorgeloopen heeft, gelyk als men zulks
heel klaar indeneevensftaande Fy-
gmre zien kan , alwaar S C de wég
vande Kloot verbeeld; F G K de
Aardkloots wég, en S het lichaam
der Zonne : want, by-aldien de
Aardkloot in L is, wanneer deeze
Kloot langs de wég S C komt heene
te gaan, zo zal hy zich aan ons
moeten vertoonen, als voortgaande
, récht teegen de órde der Heemel
teeltenen aan; het réchte tee-
gendeel nu zal men moeten zien,
zo wanneer hy deeze zélve wég S C
komt te neemen, als de Aardkloot
in G is. Weederom zalhetréch-
te teegendeel aan deeze kloot moeten
voorvallen , wanneer hy weederom
na de Zon toe gaat: want, by-aldien de Aardkloot alsdan, by
voorbeeld, in Gis, zo wanneer deeze Kloot langs de weg PS te ïugge
keert zo zal hy zich aan ons vertoonen , als reegel-recht teegen de
órde der Heemel-teekenen aangaande5 en hy zal zich, als volgens de
órde der Heemel-teekens voort-gaande, aan ons vertoonen , zo wanneer
hy deeze zélve wég komt te neemen, als de Aardkloot van H at
Zés-en-veertigfte L i d .
Dat deeze zélve a Kloot eindelykjweeder na de Zon toe moet heeren , en uit « Globe.
wat reede.
Het zal ons nu, mynes bedunkens, niet heel moeyelyk meer vallen,
om wél te kunnen begrypen, dat deeze zélve Kloot eindelyk eensweeder
na de Zon toe zal moeten keeren, niet alléén met die zelve maate
van fnélheid , die hy nu reeds al hadde wanneer hy daar van uitging,
maar, dat hy zélfs weeder na de Zon zal moeten toekeeren, met een
zeekere maate van fnélheid die nóch veelgrooteris, nadien hy zoveel ^ pcf-aM_
te b zwaarwichtiger moet wérden, als hyzyn rook verder komt uit te
wérpen, waar door hy zich ook eindelyk, bygevólge, weeder teene-
maal in dit Geftarnte zal moeten indompelen, dat hém in een zeer korten f MacaIie
tyd t’eenemaal zal koomen te verteeren, om daar weederom c Zonne- f0iares.
vlakken yante maaken, enrook, op deszélfs d Oppervlaktej ot, die dswface»
A s } *eia