
a Liftés &
polies.
b Pxismes.
rDentcléz,
Iren, terwyle dat dit yfer heel langzaam en alléngskens weeder kout
werdj zodaanig zélfs, dat deeze kant-zuiltjes* glad en éffen genoeg
werden, om heel gjemakkelyk op élkanderen te kunnen-glyen. Dit
zelve yfer nu, zal nóchmaals weeder hart en brós wérden, in de plaats
van zacht en buigzaam , gelyk-als het te voore was, zo-wanneer men
net nee! lcnielyk kout laat wérden, na dat men het in *t vier éérft gloei-
jende heeft gemaakt > dewyle de kleene lichaampjes, daar deeze
v kant-zuiltjes uit beft aan, door de kracht des viers uit malkandere ae-
gezet zynde, in zulk een geval niet tyds genoeg gehad en hébben,
om zich weeder ter deegen in een behoorlyke órde te kunnen vlyen,
gelyk-als ze voor-heene, gefchikt geweeft waaren. Op deeze wyze
moéten dan deeze zélve kant-zuiltjes wél noodzaakelyk een lichaam
te-zaamen fórmeeren, dat hart en bros is, doordien ze genoegzaam
c gekartelt en getand daartoe zyn gebleeven, na hunne laatfte gloei-
jinge en verkpelinge.
Een-en-vyftigfte L i d ,
Wat de Zeil-ftéenis.
Wat nu de Zeil-fteen aangaat:; men kan daar van wél dénken,, en
met goede reede ftéllen, datze niet anders en is , als een gemeene
en gewoonelyke fteen, dóch die over-al doof-zaait is mét een
«Prismcs. pn-eindig getal van kleene d kant-zuiltjes, wélke by-nagelykzynaan
die van het ylèr óf ftaal; als meede, dat alle deeze kant-zuiltjes zich
in deeze fteen ten-naaften-by op één en het zélve fatlben onderling in
• Raogez, eórde gefchikt en gevlydt hébben, voor-en-al-éêr dat deeze fteen nóch
fTm u i ' ^öcni.¥d hart was geworden. Dit alles nu zullen wy vervólgends op
zyn tyd (in hetgeheele neegende Hoofd-deel deezjer f Ferhandelinge') naader
trachten uit-te-léggen en te verklaaren.
H e t Z e s d e h o o f d -d e e l
Op wut wyze de Zon en de vujle Stuwen zyn gefórmeert geworden
j uls meede, vun\de nutuure en eigenjchuppen des uiers.
Eerfte L i d.
Op wat wyze de Zon , heneevens devafle Starren , wcl-êèr zyn gefórmeert
neworden.
S e c*' | ■ j Y-aldien het waar is, dat g de Dwaal-ftarren wél-êêr'op zulk
I J eene wyze zyn gefórmeert geworden, als wy nu in ons dérde
Hoofd-deel deeztr rtrhandelmge reeds al hébben ter-needer-ge-
K
c Chaos.
d Univers.
der NATUUR-KUNDE.
- .„„„eweezenv en , indien het waar is, dat’e r , behalven die
fielt en aangewezen, , mét onze 00gen aanfchouwen,
llC,hheeneoneindige meenigte van andere lichaamenis, die ron^s°®
«port «worden, tuffehende kleene lichaampies der £ tweede Hoofd H nu.
D', ° ls „Noodzaakt geweeft zyn, om zich m een deel, ot liever,
Tweede L 1 d-
O at men omuiMe-léwen, op wat wjtce de Zon, en v a f e Starren, ztch
Dat M ’ voor-al wtï dient te verklaaren , op wat wygeditwig
on o , -* > Lomt te 1 ien wérd onderhouden z,chet v ie r , dat men bier oM-laagKomiie-j™, ; alt mee- «taFucormu .end
e , hoe e de opgiftinge der lichaamen géjehut.
Om nu vérder te verklaaren en aan-te-wyzen ,;;niet alléén op wat- B«MMB Hb SJgTgOaasshssr
éérft en voor-al wél noodig weezen, dat men eens ga verklaaien,
op wat voor eenewyze hetviér, dat men hier om-laag komt te zien
geftaadig wérd gevoed en onderhouden; hier toe nu zal noodzaake- gFermcs,
fyk vereffcht wérden, dat men voor-al onderzoeke, watdtKh vdeop tatioa.
giftinge der lichaamen mag weezen, en waar- dieeigentlyk mbeftaat
8 wfnneer men, by ^ooibeeld, eenig ftérk-waater op vylzel van yfe
„iet " o ondervind men, dat alle de deeltjes van dit mengfel, heel
lortdaar-na, niet alléén in eene zeer héft.ge beweeginge geraakte,
maar datze ook métééne tot ontvonkens toe heet werden, en dat em
delyk dit vylzel tót een zeer fyn poeijer daar door weid gebiacht, daar
men daar na, door geen konlt altoos, ooit weeder yfer van en kan
maaken.