
jtPrifmes«
b Boule.
c Rencontrer.
d Bords.
* Arrêter.
en-kan onmoogelyk de eanaaltjes óf pypjes van a de kant-zuiltjès der
b Kloot zo wél niet c ontmoeten, óf ze komt echter noch altydeemg-
fins teegen de d uitterfte kantjes óf boordjes derzélve aan-te-ftooten}
en by-gevólge, moet ook deeze zélve kloot, doordien der mets altoos
en is, dat hém teegen de Zeil-fteen e aan-kan-houden , dewylede
zeil- fteeenige ftóffe, de kloot verlaatende, geenfins weeder na de Zeil- •
fteen toe-en-keert, maar dat ze inteegendeel reegel-recht na het yfer
toe-gaat, dat men booven deeze Zeil-fteen komt-te-houden; deeze
Kloot, zégge ik, moet dan ook wélnoodzaakelykde Zeil-fteen met'
ééne verhaten, om zich nahet yfertoe-te-begeeven, fchoondat’erali
geen andere oorzaak altoos ontrenten was, die daar in eemgeihande
manieren iets óf wat méér toe kwam te hélpen óf toe-te-brengen.
Ten vyfden ; Dit yfer D F en zal de ƒ Kloot C geenfins aan de Zeil-
/fcoule! fteen A O BE kunnen onttrékken ,by-aldien deeze Zeil-fteen heel zwak
g Matcria van brachten isjdoordiengde zeil fteenige ftóffe, terwyleze uit die zwak-
magnetica. ^gil-fteen uit-trékt,, niet krachts genoeg en heeft, om h reegel-recht
nahetyferDEtoe-te-kunnen-gaan, en, dat op deeze wyze het grootftegedeeltevan
deeze ftóffe, die uit de Zeil-fteen A O B E uit-trékt,
door de Noord-pool deszélfs, om daar langs de Zuid-pool weeder in-te-
dringen, daar door genoodzaakt werd, om haar weg door de Kloot
Cheen tê-moeten-neemen, zonder het yfer D F eens te hebben kunnen
bereiken: waar uit dan ook vólgd, dat deeze zelve Klopt noodzaakelyk
aan d e e z e zwakke Zeil-fteen vaft-gehechtzal moeten bly ven; alsmee-
de dat het voor het yfer D F onmoogelyk moet zyn en blyven, om
deeze a Kloot C van de Zeil-fteen af-te-kunnen-trekken, om hem ver- Boulc.
■ wél mecde-deelen, zo-wanneer men het op zodaanig eene wyze komt t„
te-houden, dat liet ééne van deszélfsv uitterfte einden, aan een der voe- <■ Extremi-
ten van d de waapening des zeil-fteens kpmt-te-raaken, en, dat het an- te*-
dere einde van hetyfei aande andere voet der yvaapenmge van de Zeff- * *
fteen raakt: want, in zulk een geval, komt alle e de zeil fteenige _ e * Maffere
t’éénemaal langs dit yfer heen-te-vloeijen, zonder dat ze daar eénigfins magl)eti-
1 'ren Ï Ï l i t By-ddien de léngte en de dikte van een ftuk yfer/C.rcukr.
éénige jr over-een-komfte óf eevenreedentheid hebben met de Zeil-
fteen zo zal dit zélve yfer daar nét zo veeU kracht van ontfangen, *nnX
als het éénigfms daar van kan deelachtig werden, zo-wanneer men het b Vcrtu.
al fachies langs één van de poolen óf As-punten deezer Zeil-fteen heene-
ftiïkt! métlén vani de uitterfte einden deszelfs beginnende, en aan - Extrem-
het ander einde ophoudende. Want op deeze wyze zal de zeil-ftee- **■
nige ftóffe, die rondfom deeze Zeil-fteen heene diaait, {circuleert)
denoodige tydbekoomen, om alle-de grooye ftóffe daar-van-daan te-
konnen-dryven, die in de hólle {.kant-zuiltjes fit, daar dit yfer uit is ^Ptirmes-
^ T en 'aM em ^Een ftaale linaal kan men veel beeter aan de Zeil-fteen
r J t o , d.ch.c l de kracht daar >fo„cf,,,g.. a k .c n hhlka-*— -
aan een liniaal van yfer kan doen: maar, een yfer hmaal zal weeder
Lnteeeendeel veel ftarker aan de Zeil-fteen hechten , als een ftaale mEnre-
linaal ; Zodaanig zélfs, dat, by-aldien de Zeil-fteen krachts genoeg
heeftom een ftaale linaal van drie oneen na-zich-te-trekken en op-te-
liehten deeze zélve fteen heel gemakkelyk een Imaal van yfer op-zal-
lichten, dat vier oneen weegt,en nóch wél iets daar-booven.
Om nu reede van deeze twee zaaken te geeven, die zo uittermaaten •
teegen élkandere fchynen te ftryden; zo laat ons eens onderftellen,
dat de buisjes óf eanaaltjes der n kant-zuiltjes van het ftaal veel enger «Enfines,
zyn, als de eanaaltjes der kant-zuiltjes van hetyfer; en, dat
wyze o de Zeil-ftéenige ftóffe, mét veel meer p gezwinde fnelheid door g ,
de énge eanaaltjes der q kant-zuiltjes van het ftaal heene-gaande, als ze f Rapidite-,
Wél door de ruime en breeöe eanaaltjes der kant-zuiltjeS van het yfer ?Ptifmes.
A a i Kan