
«Objcd. en waardoor de'ftraalen des lichts, ^
* Myopes.
f Presbites.
g Humor
chriftalli-
nus.
i Réfraction.
die uit een ieder punt van het a voor-
t Extrcmi- W^'P afkoomen , zich vereenigen
tcz. °P de b uitterfte eindjes van zo veele
t Filets du c pypjes óf draadjes der gezicht-zeenerf
opii- nuw, zonder wélke alle tiZiening i
2vifi verwart zoude zyn, eeven-eens ge- i
lyk als men ziet gebeuren ontrent de
e Stik-ziende, en ƒ die maar alléén |i
van vérre wél zien. De érvaarent- j;
heid leert ons, dat degchriftallyne i:
vocht by-na één en dezélve h Wan- }:
ftraalinge maakt, als het glas óf het
Chriftal doet, als meede , dat de Ij
twee andere vochten, K en M , jj
haar een weinig minder koomente
veroorzaaken, by-na als het gemee- ji
ne waaterdoet. ji
Het deel B C B , van het eerfte Ij
i Membra- i vlies A B G B A , is deurfchynend,
en een weinig méér £_geboogen, als
het overige deel B AB. Het deel
E F F E van het tweede vlies D E F
F E heeft in het midden een klein
rond gaatje , F F , dat de l oogappel
wérd genaamd, en dat, wanneer
men het van buiten beziet, heel
fwart, en in het midden van’t oog
is. Dit gaatje nu en is niet altyt
van ééne en dezelve grootheid: en
het deelEF, vanhet vliesdaarhet
in beflooten is , zweeft, zonder
éénige de minfte belémmeringe,
in de vocht K , die uittermaaten
vloeijende is, en die ook , om die
zélve reede, de naam heeft gekree-
Humeur gen van m waater-achtige vocht,
acjueufe. Dit deel fchynt ook als een n klein
fpiertje te weezen, dat zich intrékna.
k Voute'.
I Prunelle.
» Petit
jmifde.
ê Obje ets.
t Surface.
ken en uitbreiden kan, na maate dat men de o voorwérpen naader óf
veerder, klaarder óf duifterlyker aanfehouwt, óf hén naêêr óf min on-
derfcheidentlyk wil zien. De binnenfte p Oppervlakte van dit deel
E F , die na de grond van het oog toe ftrékt, is ook uit die reede geheel6
ea-al
en-al pik-fwart, om de ftraalen daar door te verdooven, die anderfins
na h et a nétte-vlies toe zouden kunnen b wêêrom-buigcn, en der zie-
ning zodoende verwartkoomen temaaken. y rnr,n c vifion.
E N E N zyn onderfcheide zwarte d draadjes of pypjes, die men d FjIets_
e de oog-hair-gelyke banden noemt. Ze omringen de vocht L rond- , L,gamens
fomme8 en ze koomen uit het tweede ƒ vlies voort, ter plaatze daar cipres.
heTdlrdcvlies eindigt, alwaar ze niets anders en fchynen te weezen als /Mcmbta-
heele kleene g peesjes, door wélkers middel deeze vocht Ivnu ronder, Tcndolls.
endan platte/wérd, en zich opééne en dezélve tyd meerder of minder
na het h nétte-vlies komt te naaderen, na dat men de f vooiwei- iR„me
pen van vérre óf vanna-by komt te befchouwen. i objefls,
v Endelyk zyn O O zés óf zeeven fpieren, van buiten aan het oog valt,
om het naar alle zyden toe te kunnen doen draaijen en bevroegen, en,
moogelyk ook, om het mét eene te doen naaderen of afwyken, na, _
óf van het het ^nétte-vlies, na dat de l voorwerpen of verre ofna-by
Z^n' Tweede L i d .
Het eeene in een m dut fiere kaamer komt te gebeuren. mChambre
Wanneer men een kaamer heel dicht komt toe te fluiten, en al de
lucht-en licht-gaatjes zodaanig komt toe te hoppen, dat er geen licht altoos
I die kaamer en kan koomen,als door één éémg rond gat alleen, daar
men een „ ból-gefleepen glas in heeft gezét i zo kan men, op een wit
linnen haken, dat men, in deeze zelve kaamer, op een zeekere afft and
van het glas, heeft uitgefpreit, de beelden der p voorwerpen ontfan- p Ob,caS,
gen, diebuiten deeze kaamer zyn. Men moet echter we, hiei opletten,
dat dit gat niet al te groot óf al te klein en z y 5 want, by-aldien het
al te groot is, zo zullen zich deeze beelden daar ter plaatze wel met eenige
hélder- en leevendigheid vertoonen 5 maar ze zullen zeer onder malkan-
dere verwart zyn, doordien de ftraalen des lichts, die van onderfcheide-
ne punten vaneen voorwérp afkoomen, zich op dit linne haken niet
weeder te zaamen en kunnen vereenigen, met alle de juifte netheid
die’er wel noodzaakelyk toe vereifcht wierd; en in teegendcel, wanneer
dit gat al te klein is, zo vertoonen zich de beelden wel ? onderfcheiden q Diftinéb
genoeg, maarze hébben als dan heel weinig leevendigheid.
Derde L i d.
Vergelykvage van het oog mét deez,e duif ere kaamer.
Wanneer men nu het oog by deeze duiftere kaamer vergelykt,: zo kan r Retme:
men mét reede zéggen, dat ditgat de r oog-appel verbeeld > dit/bo -
gefleepe glas, dechriftallyne vocht, ófliever, alle de deden van h t (Refra_
oog, die eenige t Wanftraalinge koomen te veroorzaaken} dit tmne aion.