
io8 B E G f N S S E L E N
den beginne wél óf kwaalyk toe-bcreit,: óf, van een goede óf fléch-
« Qnïlitc. te a hoedaanigheid ce weezen.
Eindclyk, fchoon dat. het yfer het hartfte metaal is dat wy kénnen
fchoon het zich niet wil laaten fmélten, als door een zeer heetenftérk
vier, en dat het ook heel kwaalyk aan de haarnet wil gehoorzaamen,.
zélfs na dat het al in het vier gloeijende gemaakt is, en by gevolge,
na dat het nu reeds al in.eenftaat geraakt is,, die naaft-by de fméltin-
b Volume ge is, niettemin weegt het échter nérgens na half zoveel, als b eene
egal. eeven-gelyke uitftrékkinge van goud wel doet }, nóch op vérre na niet
de twee-dérde-deelen van eene even-ge!yke uitftrékkinge loots, dat
zich nóchtans heel gemakkclyk laat uit-rékken.en fmélten.
Ten laatften} alle vogten, die watbytende, fchérp, enftarkzyn,.
kunnen, heel licht op het yzer knaagen,.en het ook métter tyd wél
zodaanig doen veranderen, dathet t ’éénemaal op-hout van yfer méér te.
weezen.
Aeht-en-veertigfte L i i>,
D'at de deeltjes van hetyjer balkjes, (Parallelepipedes) óf hólle k^ntrzuilt~-
jes (Prismes) zyn-, en uit wat reede men dit x/> komt te fiéllen.
c Rangez
d Plans,
rà Proportion
de
leurs
ma fies.
* Parallélépipèdes
•u prismes.
Om dan nu. reede van alle deeze booven-verhaalde zaaken-óf ver-
fchynflelen te geevenj zo heeft men niets anders te doen, als alléén»
zich in-te-beelden en voor-oogen-te-ftéllen, dat de deeltjes van het
yfer niets anders zyn,.als-balkjes,. (Parallelepipedes) ófhóllekant-zuiltjes
, [Prismes creux) ten naaften-by, ge-
lyk-als ze in deeze neeve-ns.-ftaande Ftguu-
re wérden vertoont en afgebeeld} van wélke
een. ieder weedergefórmeeiten t’zaa-
men-gezét is uit onderfcheidene kleeue lichaampjes
, die zich op deeze wyze in de binnenfte deelen óf ingewanden
der aarde c in órde hébben gefchikt, en wélke , d, vlaktens
Hébbende die héél ruim en wyd-uytgeftrékt zyn, na de evenreedig-
heid hunner klompen, zich uittermaaten kwaalyk willen laaten van-een-
fcheiden.
Ey-gevólge dan,zo moet hetylêr ook veel' minder weegen als het;
goud en het loot doet, doordien deszélfs * balkjes óf kant-zuiltjes,,
daar het uit beftaat,,hól zyn: het moet zich ook, door die zélve reede,
heel licht.laaten knaagen, door alle zulke vogten, die watbytende,
fchérp, en ftark zyn , die het ook metter tyd wél zodaanig kunnen
doen veranderen, dat het t’éénemaal op-hout van yfer méér te
weezen j dewyle deeze fchérpe vogten kragtig genoeg zyn, om de
kleene lichaampjes, daar het yfer uit beftaat, geheel-en-al van hun»
pjaatste verzétten, zodaanig zélfs, datzeop-houden van/ kant-zuylt-
j?s méér te weezen , - zonder wélke, het yfer ook geen yfer mêêr-.<
kartzyn óf blyven. ■ ‘ j\Tee„
iet- N A T ü U R - K U N D E . i o p
Neegen-en-Veertigfte L i d .
Waarom het yfer heel kwaalyktót fmélten gebracht kanwérden.
1 T S ï ï t S ' s tó r& a ff& s Zyne eerfte ^ b b e n , die heel ruim en wyd-uirgeftrekt z y n , na
konnen fchikken } zodaa^ “ s ’ J j J || en éffen genoeg wérden om
I B S » tekmnen
fórmeeren, dat zacht en/.^ 1S zaa<n‘s' , j]et jn jjet v ;er js gloeijend
Ü i— l i H P ü t e l 1 - l l f e l M b b en , om n.ch
i t ó n f h n m k lJ n v V h n y f a in órde « t o n » vljen.
V y ftig fte L i d .
Wat het Raaléigentlykif, alsmeede, hoedathet, na dat het zacht en
b u ^ am is gewlft/weeder harten brós, a ls ookhet rechte tegendeel van
dit alles, kan wérden.
Eindëlvk wérd ook-dat y fe r , het geene men ïfl ’f gemeen ftaal
noemt van hart en brós, zo als het te voore w a s , zacht en buigzaam
’ zo-wanneer men h e t , na dat het in t vier gloei]end is gemaakt
neweeft, heel langzaam weeder kout laat werden; doordren
deldeene lichaampjes, daar de ikant-zuiltjes deszclts uit zyn te-zaa--(.pI,sm«*.-
mengezét, door dPe kracht des viers aani ’t^ ew e e g e n geraakt ^en
uit malkandere gezet z yn a e , ïuimte van V Linnen-fchifc* mRaï1£era' '
devling w-eeder ter deegen m e e n e t behoorlykc oide te-kunnen f
U t " 3