
B L A D -W Y S E R.
Het X V . H O Q FD -D E E L .
Behelfende de Hißorie der
Winden van de Indiaanfche
Zee ; beneevens eene ver-
klaaringe der aanme'rkens-
waardtgße veranderingen
die ontrent dezelve voorvallen.
Eerfte Lid. Dat ’er in de Indiaanfche
-Zee- zommige gereguleerde , en
zommige rondsomloopende Winden
plaats hébben. i j l
Tweede Ud. Eerfte Waarneeminge,
aangaande deeze Winden. z j i
DérdeLid. Tweede Waarneeminge.
' »3 5
Vierde Lid. Dérde Waarneeminge.
Vyfde Lid, Vierde Waarneeminge,
1 . U 3
Zifdc ird.Vyfdp Waarneeminge. 134
Zeevende Lid.Zêsde Waarneeminge.
134
iZcbtfle Lid. Zeevende en laatfte
Waarneeminge. 134
'Neegende Lid. Verklaaringe van de
eerfte Waarneeminge. 155
Tiende Lid. Uitlégginge van de tweede
Waarneeminge. 135
Elfde Lid. Oplóffinge van de dérde
Waarneeminge. , 136
Twaalfde Lid. Verklaaringe van de
vierde Waarneeminge. 135
Dertiende Lid. Oplóffinge van de
vyfde en zésde Waarneemingèn,
• , M7
Veertiende Lid. Uitlegginge van de
zeevende Waarneeminge. z.38
Het XVI. HOOFD -D EEL.
Behélfende de Hifiorie der
Winden van deVreedzaame
Zeej beneevens eene verklaar
ringe. van het byzonderfte
dat die Winden in-zich-heb-
ben.
Eerfte /./V.Datmen inde Vreedzaame
Zee by-na niets anders en ként,
. als loutere gereguleerde W'inden.
M9
Tweede Lid. Dat alles het geene men
hier ter-needer-ftélt , aangaande
de gereguleerde en rondsom-loo-
pende Winden , alléén van dia
■ Winden verftaan moet wérden,
■ wélke in dg ruime erf groote Zeën.
waaijen. 140
Het XVII. HO OFD -D EEL.
Van de beweeginge der Zee 3
van het Ooften af na het
Wéfientoe-, alsmeede, van
de aflroomen in ’t algemeen.
Eerfte Lid. Waarom de Schipvaart
veel gemakkelijker valt, uitOoft-
Indie naar Africa toe , als ,- van
Africa naar Ooft-Indie. 140
Tweede Lid. Waar de beweeginge
der zee van af-hangt , van het
Ooften af na het Wéllen toe. 141
Derde Lid. Dat de Zee daar-en-boo-
ven
a Cou«
rants.
ven nóch veelerhande byzondere
beweegingen heeft, die men/2«o-
men gewoon is te noemen. 14;
Vierde Lid. Waar de gereguleerde
ftroomen van af-hangen. M 3-
Vyfde Lid. Waar de on-geregu!eerde
ftroomen' van af-hangèn'. M4
Einde van F. S. Regie.’
Het X I I . HO OFD -D EEL.
Van b de Vcrheev dingen.
Eerfte Lid. Dat’er binnen inde Aarde
eene on-eindige meenigte van
lichaamen verbórgen is, die zich in
de lucht op héffen. MS
Tweede Lid. Van de natuure en ei-
genfchap der dampen. MS
DérdeLid. Van de Dauw. MS
Vierde Lid. Waarom de Dauw wél
voornaamentlyk des morgens te-
voorfchyn-komt. 146
Vyfde Lid. VandeNatuureeneigen-
genfchapderRyp. M^
Zérde Lid. Van de Wolken. ^ 146
Zeevende Lid. Van de miften of nee-
veis. 247
\Zchtjle Lid, Van de fneeuw.en van
dereegen. M7
EJeegende Lid. V a a r om de reegen-
druppelen nimmermeer een zee-
kere dikte te-booven-gaan. 147
Tiende Lid. .Waarom de reegen-
druppelen des Soomers int gemeen
grooter en dikker vallen , als des
Winters. m 8
Elfde Léd. Van de Natuure en ei-
genfchap der haagel en rijm. 148
Twaalfde Lid. Waarom de lucht,
die dichtby den Aardkloot is, in
t'gemeen mêêr warmte heeft, als
■ die lucht, wélke in het gewelf der
wolken is. M9
Dirtiende Lid. Uitlégginge en verklaaringe
van onderfcheidene Ver-
fchynffëlen. 150
Veertiende Lid. Waar de groote flag-
reegens van-daar-koomea. u i
Vyftiende Lid. Wat de ftórmen óf
onwêêren eigentlykzyn. ïy i
Zéjliende Lid. Waarom de windin de
ftórmen mét rukken waait. 13 2.
Zeeventiende Lid. Waarom' de-ftór-
men in ‘r gemeen veel héftiger op
deZeezyn, als ze wel op het land
vallen. Mi
lAchtiende Lid. Wat de wolk-kolom-
men ófZee-hoofen eigentlyk zyn.
153
Neegeniiende Lid. Hiftorie van twee
wolk-kolommen, die voor ééni-
gejaaren récht over Hólland hee-
ne-getrokken zyn. 153
Tv-'intigfte Lid. Wat de dwaallichtjes
zyn. 154
Een-en-twintigfte Lid. Van de natuure
en eigenfchap der vuuren,
ffie men zomtyds wel by mooi
en hélder weeder, door de lucht
ziet heen-en-wêêr-zweeven , en
van den heemel needer-vallen. 134
Twee-en-twinligfte Lid. Van de na-
' tuure en eigenfchap derOrkaanen.
MSDrie
en-twintigfte . Lid. WTat het
wêêrlicht eigebtlyk is. 156
Vier.en-twintigftc Lid. Wat de donder
e-n blixiëm is. 136
Vyf-en-twintigfte Lid. Wat de hoo-
ning-dautvis. 158-
, Het X I I I . HO OFD -D EEL,
Van den Oorfprong der Fonteinen r
Fatten en Rievieren.
Eerfte Lid. Oorfprong der Fontei-
nep. M°-
Tweede