
i*Sphere$r
£ Boules.
^Boules.
d Spheres.
^Volume.
/Boules.
g Spheres.
b Abandon
ner.
i Conri>
nuer.
j^Sur&çp.
"Vyf-en-dërtigfte L i d .
Bat a de kringetjes der Luchtveel mêêr ruimte koomen te Maan, Als b de
klootjes van het Waaier doen-, als meede , dat een ieder kringetje van Lucht
bekwaam genoeg is om onderscheidene klootjes van Waater te kunnen plaatfenen
bevatten. ‘ J
.Doordien nu de zonne-klaare érvarentheid zélve ons daar-en-booten
nóch leert en aanwyft, dat het waater veel lichter door een hee-
le kleene opemnge, die men érgens in maakt, kan doordringen,
als de lucht doet; zo kanmenmétgenoegzaamereede daar ook wel uit
befluiten en ftéllen, dat een ieder kringetje van Lucht veel mêêr ruimte
komt te beflaan, als .een ieder klootje van Waater doet. Het
zoude zélfs ook wél kunnen weezen, dat éénige van deeze c klootjes,
na dat ze in de lucht waaren opgeheeven, zich in deeze d kringetjes
kwamen in-te-wikkelen, en die mét zich kwaamen voort-te-
fleepen, zo-wanneer z e , die beweeginge t’éénemaal verlooren hébbende
, wélke hén na de hoogte toe deed op-klimtnen, door hunne
.eigene zwaarte weeder om laag kwaamen needer-te-valleii.
Zés-en-dërtigfte L i d .
Waarom het Waater, wanneer het bevroorenis, veel mêêr plaats komt te
beflaan, als wanneer het niet bevrooren is.
Men zal zich dierhalven geenzins méér daar over behoeven te verwonderen,
dat het waater geheel-en-al mét lucht vervult is; als meede,
dat het veel mêêr e uitftrékking en' plaats beflaat, zo-wanneer
het bevrooren, als, wanneer het niet bevrooren is. Want hetwaa-
ter en bevrieft uit geen andere reede, als alléén, doordiende klootjes
, daar het uit beftaat, zich alsdan zoo uittermaaten dicht aan él-
kandere koomen te voegen en te héchten, gelyk-als hier hooven nu
reeds al verklaart en aangeweezen is : {beV e het derde gevolg van het
een-en-dértigfle Lid deez.es Hoofd-deels) en, by gevolge, by-aldien de
/klootjes, die zich m g de kringetjes van de lucht hébben in-gewik-
kelt, zich aan eemge andere klootjes koomen vaft-te-béchten, die daar
wél dicht by zyn, maar die échter t’éénemaal buiten deeze kringetjes
zyn; zo zullen deeze zélve kringetjes , deeze klootjes niet vérder
mét zich kunnende voort-fleepen, genoodzaakt weezen om die te
moeten h verlaaten, en érgens anders heene te gaan, om aldaar hunne
onderlinge beweeginge vérder te kunnen i achtervolgen. De-
wyle nu de klootjes , die booven op^dc oppervlakte van het waater
leggen, de éérfte zyn, die zich door de koude aan malkanderc koomen
vaft-te-hechten; als meede, doordien ze op deeze wyze de
vrye
■ vrye a doortócht aan de kringetjes van de lucht koomen toe-te-ftop- ^ pi(j-age>
pen, enhên tebelétten van vryelyk daar weeder ui t-te-kunnen geraa-
ken; zo zullen deeze zélve kringetjes daar door genoodzaakt werden,
om zich hier en daar, waar ze maar béft kunnen, weeder by-een-te-
moeten-verzaamelen., om hunne ‘onderlinge beweeginge daar ter
plaatze vérder te kunnen achtervolgen. Dit nu en kan onmoogelylc
niet op zodaanig-eene wyze gefehieden, óf dit b t’zaamen-fteliel van ^ compofrf.
luchten waater zal noodzaakelyk in deezenftaat heel veel mêêr e uit- c volume,
ftrékking en plaats moeten beflaan, als , wanneer het waater noch on-
bevrooren is.; en dat ook dien vólgende de klootjes deszélfs zich gemakkelyk
in de kringetjes van de lucht kunnen verbérgen en inwnckelen,
die ze daar ter plaatfe koomen te vinden, en , dat ze op deeze wyze
hunne d tuflehen-ruimtens t’éénemaal koomen te vervullen. ainteryalks.
Zecven-en-dértigfte L i d .
JVaar het geluid in beflaat.
'Eindèlyk ; dewyle men door de zonne-klaare érvaarentheid nu reeds «Fait ref-
J Weet, dat de lucht ê geluid van zich geeft; dat is, dat ze, na dat lort.
ƒ de kringetjes deszélfs door éénige g kracht óf gewéld dat van-buiten-
aan-komt zyn geraakt óf gekromt geworden , zich weeder in haal' f Itrucutc.
voorige Haat kan óf weet te hérftéllen; zo kan men ook heel gemak- j c orpSi
kelyk uit-léggen waar het geluid eigentlyk in beftaat. Want alle rcirorc.
h klinkende lichaamen, gelyk-als daar zyn deklókken, gefpanne fnaa-
ren, en, int’algemeen, ailerleije foortenvan lichaamen die men i klin- ‘ Rcimi-
kende noemt, zodaanig kbaangeroert wérdende, dat ze eenig geluid ■
van zich kunnen geeven, ftooten insgelyks weeder teegen l de krin- (
getjes van de lucht aan die het naafte by hên zyn, op zodaanig eene
wyze, dat ze hen daar door doen klinken, gelyk-als deeze zélve kringetjes
zulks weeder aan andere kringetjes der lucht koomen te doen,
en deeze andere kringetjes wederom aan andere, en zo voort, tótter
tydtoe, dat deeze aan-ftootinge tót aan die deeltjes der lucht toe komt;
wélke onmiddelyk teegen m de wérktuigen van het gehoor aan-ftooten, m Organes,'
die dan vérders, deezebeweegingen tót in de hérflenen toe over- nSeini-.
bréngende, eene n gevoeligheid in ons koomen te verwékken, wélke mcnti
men-het geluid gewoon is te noemen.
Acht-en-dértigfte L i d .
Bat het geluid zich onmoogeljk. n‘et een weinig vérre kan gewaar-doenwérden,
als in een weinig tyds-, en uit wat reede zjulks z.o moet weezen.
In het tweede Hoofd-deel is nu reeds al gezégd en aan-geweezen,
N j tbe*