
Acht-en dértigfte L i d .
Wat men al ontrent de waapen'mg van een Zeil-fieen heeft in-acht-ie-nee~
. JgfËc#* men.
■ j'%' Om nu een Zeil-fteen wél te waapenen, zo dient men zommige
zaaken heel wél in-acht-te-neemen, die ten alderuitterften noodzaa-
AEflènticl- kelyk , en a weezendlyk daar aan zyn. Als,
Ia" re Vooreerft-, Is het noodig, dat de twee ft ukken der b waapeninge
rmure. ajje de plaatfen van de Zeil-fteen heel wél koomen-te-bedékken, daar
S «Matiere * de zeil-fteenige ftóffe door kan in-dringen óf uit-trékkenj dat is,
/e magneti- dat het eénedeezer twee^ftukkenalle die «plaatsen wél moet bedék-
1 que. ken, daar de zeil-fteenige ftóffe door kan uit-trékken , en het andere
«Endroic ’ a^e plaatfen, daar ze langs k an in-dringen; op dat alle de ftóffe,
■ r01s' die door de Zeil-fteen heene gaat, daar door mooge onderfchépt.,
/Armure. en genoodzaakt wérden, om door de, twee voeten der ƒ waapeninge.tc
moeten heene-gaan.
Tentweeden; Is het noodzaakelyk, dat de. twee ftuKken y fer der
waapeninge niet al te-dun, nócb ookal-te-dik en zyn: want,by-aldien
maomrira. Ze al'te-dik zyn, zo komt g de zeil-fteenige ftóffe zich heel licht
b Detour- ° aar vanhaf-K- leiden, om t rondfom de Zeil-fteen heen-te-draaijen,
ner. zonder t’éénemaal door de voeten der waapeninge heen-te-trékken :
, i Circufer. en, indien,ze weeder al-te-dun zyn , zo zal de.zeil-fteenige ftóffe,
k impetuo- die mét een groote k. kracht en gewéld uit de Zeil- fteen uit-
Jce' trekt, en die weeder aan de andere kant mét die zélve kracht engewéld
door het yfer der waapeninge daar in-dringt, ten deele dwars door
dit zélve yfer heen móeten-trékken, voor-en-al-êêr zeéénsterdeegen
/Detour- ’n ^taat ^an weezen, om zich na devoetder waapeninge zélve/toe-
ner. te-konhen-wénden; en ze zal ook op deeze wyze een heel bekwaam
ui circuler. middel bekoomen, om m rondfom de Zeil-fteen heen-te-draaijen,
v Armure. zonder geheel-en-al door de voeten der n waapeninge heen-te-moe-
ten-gaan. By-gevólge moeten dan de yfers der waapening ook
«Grandeur noodzaakelyk meerder óf minder dikte hébben, na dat «de grootheid
OU force. en kracht van de Zeil-fteen zélve is5 en het is ook mét ééne noodig,
dat ze aan die plaatfen van de Zeil-fteen dikker zyn, langs wélke de
p impetuo zeil-fteenige ftóffe mét heel veel p krachten geweld in-óf-uit de Zeil-
iïté. fteen trekt, als, op zulke plaatfen, daar langs ze met veel minder
krachten gewéld daar in-óf-uit-trékt.
Ten derden j Is het noodig, dat de yfers der q waapeninge zo dicht
rMaTeró' teeSen Zeil-fteen aan-koomen, als het ëénigfins moogclyk is; als
magnaka. meede> ^at ze heel ftérk teegen deeze fteen wérden aan-gedrukt,
/Prifmcs. °pdat r de zeil-fteenige ftóffe , die uit ƒ de kant-zuiltjes van de Zeilfteen
fteen uit-gaat, dés te gemakkelyker in de kant-zuiltjes der waapeninge
zoude moogen in-dringen, zonder heel veel teegen a de buittenftc
kantjes der canaaltjzs van de kant-zuiltjes der b waapeninge aan-te-ftoo-
ten> en* dat ook mét ééne die ftóffe, welke uit de kant-zuiltjes der
waapeninge uit-trékt, weeder in de kant-zuiltjes van de Zeil-fteen
zoude moogen in-dringen, zonder heel veel teegen de buittenfte
kantjes der canaaltjesvan de c kant-zuiltjes der Zeil-fteen aan- te-ftooten.
en dierhalven zoude het ook wél noodzaakelyk weezen, dat men
een ieder ftuk yfer der waapeninge d kwam-te-flypen en te po-
lyften, op die plaats, daar men het teegen de Zeil-fteen wil aanhéchten.
7 en vierden, Is;het ook noodig , dat de voeten der e waapeninge,
en hét yfer dat -men wil op-lichten, ó f/ aan de Zeil-fteen -ftryken,
élkanderen heel volmaaktelyk wél koomen-te-raaken. Want., op
het minfte dat dit yfer van de voeten deezer waapeninge zoude moogen
af-geleegen weezen , zoude g de zeil-fteenige ftóffe onmoogelyk
niet kunnen vermyden, om teegen h de uitterfte kantjes van dc vanaaltjes
lier i kant-zuiltjes van dit yfer aan-te-ftooten, zo-wanneer ze zich
komt aan-te-bieden om daar in-.te-dringen; deeze zélve ftóffe nu
gevólgelyk uit de kant-zuiltjes van dit yfer weeder uit-trékkende, en
.zoude mfgelyks onmoogelyk niet kunnntn vermyden, om teegen de
uitterfte kantjes van decanaaltjes der kant-zuiltjes van de andere voet
der k.waapeninge weeder aan-te-ftooten, zo-wanneer ze zich nóch-
maals komt aan-te-bieden om daar in-te-dringen , zo dat ze dan nood-
.zaakelyk daar-van-daan weeder-te-mgge-moet-fpringen, teegen dit
yfer aan. Op deeze wyze zal dan ook deeze zélve zeil-fteenige ftóffe,
op het minfte dat het yfer, het geene men wil op-lichten óf / aan de
Zeil-fteen ftryken, van de voeten der w waapeninge zoude moogen
iif-geleegen weezen, de n doening of roering van die ftóffe moeten
belétten en o teegen-op-weegen, wélke dit yfer teegen de twee voeten
der waapeninge komt aan-te-dryven: dit zelve nu werd door de
onwraakbaare ondervindinge zelve teenemaal beveftigd. want p de
tuffchen-ftéllinge van het minfte ding zélfs, al was het ook, by voorbeeld,
maar één énkeld blad papier, tuffehen de waapeninge en het
yfer dat men op-wil- lichten óf aan deZeiHfteen ftryken, komtdeuifc-
wérkinge van de Zeil fteen ten uitterften aanmeikelyk veelte veihin-
deren en te belétten.
Men zal zich dan geenfïns heel zeer daar over moeten verwonderen,
wanneer men bevint dat een Zeil-fteen wel hondert-en-tachtentigmmaal
méér zwaarte op-kan-lichten, wanneer hy wel gewaapent is, als hy
doet, wanneer hy niet gewaapent en is. Want het yfer, dat men
wil op-lichten óf ^ aan de Zeil-fteen ftryken , kan veel beeter aan de
y kant-zuiltjes der waapeninge naaderen, als, aan de kant-zuiltjes
■ C c van
a Bords.
b Armure.
c Prifmcs*
dUfe r&
polir*
e Armure.
f Aimanter.
g Matiere
magnétique.
b Bords.
i Prifmes.
k, Armur-e.
/ Aimanter.
tn Armure.
n Action.
oContreba-
lancer.
p Interpofi-
tion.
«/Aimanter,
r Prifmes
del’armutc.