
H Globe*
£Eccliptica*
c ^Equator.
d Polus*
e Degrez de
p efaiueur.
/Equilibre.
£ Pendule.
h Hemi-
Jbhens*.
Zés-en-vyftigfie L i d .
Dat dient nélve a Kloot nieh tok kan dotn zien en gewaar wérden, aan alle
bedénktljke oor dm óf yiaatfen van den geheelen Heemel, en nonder eenige
de alderminjlc gereigclde órde óf beweeginge.
Eindelyk; dewylc deezeKloot, nadezyde des Aardkloots toe, na
het Ooflen óf na het W éflen, na het Zuiden óf na het Noorden, enz,
kan gaan, zo kan hy zich ook, by gevolge, doen zien en gewaar wérden,
aan alle bedënkelykc. oorden óf plaatzen van den geheelen Heemel
; hykanfchynen, dan, dwars door b de Zonne-wég, en dan wee-
der, door c de Eevenaars-kring heene te gaan; daarna weeder, door
het Zuider, en dan, door hetNoorder d As-punt deswaereldsdoorte
gaan, enz. En, alzo hy ook zyn wég kan neemen, wat dichter aan,
den Aardkloot, óf, wat vérder daar van af ; nadien hy onderfcheidene
e trappen van zwaarwichtigheid kan hébben , en , by gevolge , mét
wat meerder óf minder fnélheid voort kan gaan, en zich ook wat meerder
óf minder van de Zon af kan verwyderen; dewyle hy insgelyksook
wat méér óf min van de Aardkloot kan afgeleegen weezen , zo wanneer
hy op de plaats van zyn fe e ven-wicht is, daar hy mét de alder-
grootite fnélheid van allen na toe moet gaan , eeven gelyk als een
g flingcr mét de grootfle fnélheid die hém moogelyk is na'die plaats
toegaat, daar hy zynrufl moet vinden ; zo kan hy ook, by gevolge,
een groot óf klein gedeelte van den Heemel fchynen door te loopen y
mét heel veel, óf heel weinig fnélheid in het begin zyner verfchyninge
fchynen voort te gaan, en heel langzaam, op het einde van zyn loopbaan,
als r.ieedc, het réchte tegendeel, van dit alles, enz,
'Zeeven-en-vyftigfte L i d .
Dat het onmoogelyk is, om de tyd der verfchyninge vandeczg Kloot, enz.. heel!’
nét aan te kunnen wyzjen.
Ten laatflenj uit alle het geene, dat tót nóch toe van ons isternee-.
dergeftélt, (vem het neegen-en-dértigfe Lid deez.es Hoofd-dee/s af, tót nu
tioe') blykt middag-klaar , dat men geen zeekere nóch ontwyffelbaare
Reegel altoos vafl en kan Héllen , aangaande de tyd der verfchyninge
van deeze Kloot; nóch ook,, aangaande de grootheid van dat deel des
Heemels, het geene hy door moet loopen ; als meedeniet, aangaande
de lang-duurigheid van deszélfs verfchyninge ; gelyk ook niet, noopen-
de de fchynbaare grootheid van deszelfs lichaam óf Haart y insgelyks
meede niet, ten opzichte van dat gedeelte des Heemels , daar hy het
eerfle te voorfchyn moet koomen y wanneer men daar alléén van uitzondert,
dat hy veel êêr in dat h Half-rond moet te voorfchyn koomen,,
daar
daar de Zon in is, als in het andere Half-rond, dewyle hy zyn oorlprong
geheel-cn-al uit de zon heeft, enz.
Acht-en-vyftigfle L i d .
Dat men wél néggen, en mót goede reide vajl-ftéllen kan , dat deene Kloot
- niets anders e n t , óf nyn en kan, als een a Staart-fiar, en uit watreede. «Cometc.
Dewyle nu de meeHe geloofwaardige HiHorie-fchryvers , dic cenig men(v
gewag hébben gemaakt van de b verfchyningen der Staart- tta , y menes.
na nCTgens anders van hébben gefprooken, als eeyeu van zu e o
diergelyke verfchynflélen, wélke^aan zulk een c Kloot kunnen overkoo-^lobc.
men, daar wy nu zo aanHonds de befchryvinge van hebben cr n e ei
eeftéltj zofchynthetmytoe,datikwélvrymoediglykmagzeggen,en i Com<J
mét genoegzaame goede reede vafl-fléllen, dat een ^ Staart- lai ni
anders waarlyk en is, óf zyn en kan, als zodaanig een Kloot, diegeneelen
al brandende en rookende, uit de Zon te voorfchyn komt.
Neegen-en-vyftigHe L i d .
Dat het geenpns onmoogelyk en is , date het binnenfe deel van een Staart- eNoyau.
fiarno veel rook.wél ka» uitleeveren, als’ er van noodets omdesneljsjtaart
te fórmeeren.
Men kan my ook hier ter plaatze mét geen genoegzaamercede tee-
gen-wérpen, dat het onmoogelyk is, dat deeze ƒ Kloot, a 1 ’ £Noyali,
Schaam óf g het binnenfte deel zélve van h een Staart-Har, z o g 4 Comcte.
een meenigte van rook zoude kunnen uit-leevercn, als er wel van noo e
zyn zoude, om een Haart te voorfchyn te doen koomen, die meer as
het zésde deel van den geheelen Heemel zoude beflaan, gelyk y s e
Haart is geweeH van die Star, wélke zich in hetjaar 1680heet aa en
zien: want, by-aldien’er van ecnkleene hoop hooi of flroo, da men
in de brand fleekt, eene wonderlyke groote meenigte van rook kan ui
gaan; als meede, dewyle men deeze zélve rook voor zyneoogenzic zie
op-héffen, wél vérre van deszélfs oorfprong af, gelyk als de mid ag-
klaare érvaarentheid ons zulks daagelyks doet zien, en wel yoornaame-
lyk, zo wanneer’er geen vlam by en is om deeze rook eemgtins te ver-
teeren; hoe over-groot, ja on-noemelyk eene meenigte van 1001 za
der dan niet wél moeten óf kunnen uitgaan, uit een gloeijende en meu
lende Kloot, wélke, moogelyk, veel grooter is als onze geheele. ar
kloot, gelyk wyzo aanHonds ge Hélt en aangeweezen hebben, en we
voornaamentlyk, by-aldien deeze Rook-colomme een weinig die t aan
onzen Aardkloot is, en dat wy die daar-en-booven maar met eene ee .
kleene i fchuinsheid koomen te befchouwen,
B H ZéHig