
a Qualitez.
& Situation.
f Objeéts.
d Diftance.
t Figure.
/Situation.
g Qbjcft.
^ filets.
i Situation.
£ Ren ver«
£èz.
I Rctiric.
in Ob/e&s.
«Habitude.
oRaifonne-
tnent.
p Situation.
5 Retine.
r Situation
contraire.
ƒ Retine.
t Obje&s.
»Situation.
w Tracé.
,* Renver*
fèz.
y Retine.
(C Object.
Seevende L i d.
Dat’er zésderhande a hoedaanigheeden zyn, diewy in de voorwerpen des-ge.
dichts gewaar wérden, behalven het licht en de coulewen; alsmeede, opwat
wyzje men de b ftand kan leeren kénnen, die de c voorwerpen kunnen hebben,
ten opzichte van ons lichaam.
De hoedaanigheeden nu, die wy in de voorwérpen des gezichts gewaar
wérden, zyn, behalven het licht en de couleuren, de ftand, de
^afftand, de grootheid, dee gedaante , de beweeging , en de ruft.
Wat nu de ƒ ftand aangaat, wélke een iegelyk deel van een g voor-
wérp, óf onderfcheidene voorwérpen, hébben kunnen, ten opzichte
van ons lichaam, wy zyn gewoon die te onderkénnen, door de ftand
der deelen van onze hérfl'enen, daar de h pypjes óf draadjes, daardee-
ze geeften in beflooten zyn , die door deeze voorwérpen bewoogen
wérden, haarenoorfprong vandaanhébben,
Achtfte L i d.
Reeds, waarom men de voorwérpen in haaren natmrly ken i ftand komt te zien. .
fchoonze haare beelden k omgekeertop het nétte-vliesvertoonen.
En, alhoewél de voorwérpen haare beeldenomgekeertophet /nét-
te-vlies vertoonen, en dat ze ook op deeze wyze na de hérfl’enen toe ;
wérden voort-gezonden, zoen kunnen óf moeten ze zich échter daarom
geenfins ómgekeert aan ons Vertoonen óf fchynen te weezen : want,
nademaalde ziel nu reeds al weet, inwélk een ftand deeze m voorwérpen
waarlykzyn, ten opzichte van ons lichaam, eneindelyk, dewy- -
le hy gewoon is van de dingen te oordeelen dooreen zeekere n hébbe-
lykheid en gewoonte , en zonder eenige de minfte o reedekaavelinge
daar over te maaken, dat ze altyd ineen p ftand zyn, die récht teegen-
ftrydig is mét die ftand , wélke haare beelden hébben op het q nètte-
vlies, zo moeten deeze beelden daar door noodzaakelyk in haaren réchten
en waarachtigen ftand zyn , óf fchoon haare fchilderye r een ge- -
heel-en-al teegenftrydige ftand heeft op de grond van het oog.
Neegende L i d.
Dat die ménfehen, op wélkers f nètte-vlies de t voorwerpen haare beelden al-
tjt in haaren waarachtigen u ftand hadden~W afgeteekent, deez.e z jlvc voorwerpen
échter x omgekeert zouden befchouwen, by-aldien zy op een bot en
aanflonds haare beelden omgekeert op het y nétte-vlies kwaamen a f te teekenen.
Uit alle het geene dat tót nóch toe van ons is by gebracht, vólgd dan,
by-aldien iemand een zeeker z voorwérp nooit anders en hadde befchouwt,
1 rk heene . dat van zo-.Machine»
fchouwt, als dwars door zeeker , Konft werk^ daar ,
daanig eene uitwcrkinge was, g j j d j j g Fg vanhetoog moeften *S" ’
door in haaren waai ach g dcezc\>eelden in zulk een ftand zoudrukken,
dat de ^daanig,,.J| ^ ze hoornen te zien , maar dat
de befchouwen, en ^ev d;„e en omgekeerde ftand zoude aan- c situatioo
hy ze in c een recht teeg > g Konf[_wérk ééns van voor zyne contraire &
AUe de ménfehen , die heel v e e l—
“ f S t e gewoon zyn te gebruiken , die de voorwerpen om-
zulke Verrekykers g heel licht door de érvaarentheid zelve verf
a deeze, . die » » hie, zo
eeven hébben ter needer geftelt.
Tiende L i d .
j „ j, „ voorwérpen zich niet dubbelt aan ons en moeten vertes■ • Ob)-.3x . '
W É J Z T d a t z e haare bilden op de grondvaneen ieder onzer oogenkoo- f ^
men f af te teekenen.
pi t ;s eindelyk ook door eeven deeze zélve reede, dat een zeeker voor-
-wérpzich geeor» g‘5 f £ S & £
des zelfs t«<dd«P g f ! f gt>wcon0nzc oogenop zodaanigeenewy-
” g , h e e l ,e leidra, <U een ieder dee® punte» z
ttn lrrld oD de grond van élk oog komt h af te teekenen, op het V .
7 ■ • o. ehidie van een pypje ó f draadje der Gezicht-zeenu w , datin
élk oog in één en dezélveo^de is , en eeven vérre van dat pypje of duncrf 0p.
eüt oog in ecu c Laat, byvoorbeeld, A , of uque.
n aadin anfntCz?n van eenig / voomérp, dat van de oogen , B en C ,
D 5 f^Tp^aameWk-^udeWke afftand is‘ afgefcheidcn ; Jaaten vérders,
°P , ‘1 „„.J en ! 2.0,0 enz. de m uitterfte eindjes weezen van „Extremi-
^ ’ a ’ foVroiHenenvoies óf draadjes der twee Gezicht-zeenu wen, door tcz.
formeert. Wanneer dan deeze twee» o>o'g«en " , t Bê ien' cC" , ™op zoa^ §
eene wvze na het punt D zyn gericht, dat het zyn beeld m het oog B
komt /af te teekenen, op het uitterfte eindje van het pypje of draad-
e f datop een zeekere afftand van het pypje * is afgelegen dat in
ideasiss als meede, datditzélve punt D een ander beeld m het oog p A -
Pq komt af te teekenen, op het uitterfte eindje van het q pypje óf draad-
ie 2 dat op ééne en dezélve afftand van het pypje i is , en dat ook
X Ü Ë j L H I ó,de is, ! ■ H S » * g r i B : y •
jes óf draadjes, 6 en 2 , aan een en dezelve zyde van haaie_AÜ
i en i zyn, en dat ze met eene eeven verre daar van zyn afgeleegen,
J L 2