
«Situation
b Convexi
te ©u con
cavité'des
.courbures.
c Réfraction.
d Refra-
«âion.
ren, en m eene en dezelve órde komt te behouden., mids datee-
ven die zelve deelen van het gebrooke dicht altyt in ééne en dezélve
? ltand koomente blyven, ten opzichte van de b ból-óf holligheid van
haare kromtens: waarom eene tweede c Wanftraalinge, diewel even-
gelyk is aan de eerfte, maar die échter reegel-récht daar teeaeoamloopt"
te weege brengt, dat alle de couleuren., die de eerfte wanftraalinge aan
net licht hadde veroorzaakt, -t’eenemaal koomen te verdwynen • en
dat verders alle ditlicht, niets over behouden hebbende als de witheid
zich wyders op zodaanig eene wyze komt uit te ftrékken , als of het
nooit eemge de minfte a Wanftraalinge en hadde ondergaan óf gelee-
dra: uit wat reede eene tweede Wanftraalinge, wélke wél reegel-
recht teegen de eerfte aanloopt, maar die échter veelgrooter is als de
eerfte, de ordeenfehikkinge der couleuren geheel en al komt te veranderen,
dat is, dat die zyden, wélke te voore violét en blaauw waaiert,
nier door koomen,te veranderen, inroode,, geele, enz. %
Zeeven-en-twintigfte L i d .
'Vit wat reede zommigecoukttren veel fchoonder en kevendker de eene
als de andere. p J 5
Men zal hier oókwél te réchte kunnen aanmérken , dat alle de couleuren
zo veel te fchoonder en leevendiger zullen weezen, als de e Wan-
ïtraalingen groter vallen: want alle groote Wanftraalingen verfchaf-
ren aan de ftraalen des lichts eene bekwaame geleegentheid, om zich
op eene genoegzaam kleeneafftand van de plaats daarze de Wanftraa-
.Jinge gdeeden hebben, -van malkanderen te kunnen ontwarren, en ze
verichaffen aan ons, by gevolge, ook een heel bekwaam middel, om
een groote meenigte van roodeftraalen in een kleene ruimte te kunnen
bevatten, en weeder, in een andere kleene ruimte een groote meenigte
van geele ftraalen, enz. Inde plaats dat de kleene Wanftraalingen de
ltraalen niet gevoegelyk van élkanderen konnen ontwarren, als heel vérre
van de plaats daarze de ƒ Wanftraalinge ondergaan en geleedenheb-
-n benj “ lervan daannukomt het, dat eéne en dezélve v meenigte van
g Qua 11 e. roode, geele., enz. ftraalen , wanneerze een groote ruimte beflaan
een heel duifter rood aan onze oogen koomente vertoonen, in de plaats
van eeq leevendig en flikkerend rood, midsgaaders, een heel duifter
geeQ ïndeplaats van een leevendig en héldergeel, enz.
Verders zal men hier ook wél teréchte kunnen aanmérken, dat de
lti aaien, die er nóch koomen over te fchieten, na dat de roode geele
blaauwe, en violette ftraalen zich door de h Wanftraalinge van hén
zullen afgefcheiden hebben , een witte ó f wit-achtige couleur aan
onze oogen zullen vertoonen, na dat zy in een groote of kleene i meenigte
meen zekere ruimte zullen byeenvergaadert weezen; eevenop
ééne
Hlefra-
.^ions.
/ Réfraction.
b Réfraction.
i Quantité,
ééne en dezélve wyze als het komt te gebeuren, wanneer’er nóch gee-
ne aficheidinge altoos van eenige ftraalen gemaakt en is , maar dat ze
nóch t’eenemaal onder malkanderezynverwart, engeheel-en-altezaa-
men verméngt. *
Acht-en-twintigfte L i n.
Oorzaak van het verfchynjfel der groene couleur.
Dewvlc men nu door de érvaarentheid reeds daar af verzeekert is,
dat de groene couleur voortkomt uit eene vermengelinge van blaauwe en
eeele ftraalen • zo zal men zich geenfms hier over verwonderen, dat men
akvt in het rrftdden van een Sérk-gebrooke licht een groene verwe
ne waar wérd T dicht by de plaats daar de * Wanftraalinge is voorge- .Refr.-
fallen als meede, dat men op eeven dezélve wyze het groen komt te eaaa.
befoeuren in het midden van een licht dat maai- middelmaatiglyk ge-
brookends', *op eenzeekere afftandvan deplaats daar de Wanftraalinge
is gefchiet, dewyle het noodzaakelyk zo moet weezen, dat de geele
enflaauwe ftraalen malkanderen op beide die plaatlen koomen te ontmoeten
, en, by gevólge , door hunne onderlinge vermengelinge de groene
vérwe te veroorzaaken.
Ne gen- en - rw int i gfte L i d.
b Aanmerkingen op onderfeheidene c verfchynjfelen des lichts, wanneer me* * mar-
dat door een kleen rond gaatje laat inkoomen, en , wanneer men het daar g Apparenl
naontfangt , op verfcheidene d af/landen van dit zelve gaatje , op platte ces.
e oppervlakten!- die daar reegel-récht teegen over ./laan. _ fsu r fia f *
Maar , om alle het geene dés te beeter te beg rep en , dat tót nóch pl
toe van ons Ib y g e b r a c h t , teaopziehte der/verfchynende couleuren, r| rolu di-
gelyk als men die in 1 gemeen gewoon is z o te noemen, als meedereaemcnt
om mét dés- te meerder fondament , en uitvoeriger , van deeze ftoffe op^orces
te redeneeren, zo zal het niet ondienfhg zyn , dat men eens voor a f ^ PP -
mét de alleruitterftp naauwkeurigheid ga letten op de g veiichynuelen ^ p|leno_
der navolgende h ondervindinge. , ™5ncs- . .
Laat A B de i middellyn der Zonne zyn, en laat die van graaien AExpenen.
weezen; laat C D de middellyn weezen van een kleene ronde:opemnge £
van 7 óf 4 lynen, óf daar ontrént, waar door men het licht der Zonne
komt te ontfangen , in een plaats die wél ter deege duifter is , op de .^surfaces
Oplatte vlaktens- E F , G H , I K , L M , enz. die daar reegel-recht piatcs.
teegen over ftaan. . I _ ïj , . ,
Wanneer men nu dit lichtop de platte vlakte E F komt te ontfangen, T ;
wélke op zodaanig eene wyze van de openinge C D afwykt, dat, wan-'
neer men uit het midden deezer vlakte twee lynen trekt , als t Extremi.
C O en D Q j op de twee l uitterfte einden der openinge , de fez
hoek C Q D als dan groot is jz minuten, zynde de nette grootheid van mp;ametre:
de m Middellyn der Zonne. - i ' .