
Op H E T
N A T.U URK ü N D I G W E R. K
Van dc H E E R
nicolaas HARTSOEKEIl
Uit het "Frans in ’t Neederduits oiergez/t,
Door de H E E R
A M E L . D O N C K B L O c k .
K L I N K D I c H T.
NAtuur, zo wonderlyk in haar’ verbórgenheén
Terwylze mengfds kneed uit harde en zarhr^ A t
ün zwoegend wérkt, daar zy P i i « E H H | | ’
Laac van H A z T s o z K B , heer z i l h,
K i ’L deF?!ikI “ voorS“ n ander.
Vergrer, voor hé„,
Gy gaaft zyn groots gebouw'een
L üd. Smids, M. D.
B L A D .
B L AD-W Y S E R
D E R
H O O F D - D E E L E N
. E N
L E E D E N,
Wélke in dit Boek vervat zyn.
H e t E e r s t e - H o o f d -d e e l .
.Van de Hoofd-ftófen daar het groote Heel-Al uit
dste-zaamen-gezét.
Lid.Dat’er niet méér
® ÏÉ ^È k als ®én ^^niBe zélfftan-
|| ! ? I S digheid in het groote
© K j l » Heel - Al weezendlyk
en js i wélke van twee-
derleije foorten is, óf liever, die
in twee :Hoofd - ftóffen bekwaa-
melyk wérd onderfcheiden. i
Tweede Lid. Weezendlyke eigen-
fchappen der eerfte Hoofd-ftot-
fe. 1
Derde Lid. Weezendlyke eijjen»
fchappen der tweede Hoofd-ftófFe.
z
Vierde Lid. Dat de-kleene lichaampjes
der tweede Hoofd-ftófFe in de
eerfte Hoofd-ftófté geduurig koo-
men heene en weeder te dry ven,
zender dat ze échter malkanderen
ooit ter deege kunnen raaken. i
VyfdeLid. Dat de zélfftandigheid,
die het groote Heel-Al vervult,
ook niet t'éénemaal en volftrékte»
lykvloeijende en kan gezégd wérden
te weezen. *
Zét de Lid, Enuitwatreede. ?
Z e e v en d eL id , Teegenwérpinge, en
k
antwoord daarop. 4
^chtfte Lid. Dat de zélfftandigheid ,
, die het groote Heel-Al vervult,
nóch veel minder gezégd kanwér-
■ den heel volmaaktelyk hart te
weezen. 4
Neegende Lid. En uit wat reede. 4
Tiende Lid, Teegenwérpinge , en
antwoord daar op. 6
Elfde Lid. Andere teegenwérpinge,
en antwoord daar op. 7
Twaalfde Lid. Dat men, ten opzieh-
te der Natuur-kunde, wél voor een
vaft beginflel aan-kan-neemen, dat
die zélfftandigheid, wélke éénig
en alléén het groote Heel-Al ver«
vult, doorzyne on-eindigeuitge-,
ftréktheid, in tweederhande foorten
van deelen óf weezens wél kan
en mag onderfcheiden wérden, die
men na deezen de eerfte en tweede
Hoofd-ftófFe ook zal noemen. 8
Dertiende Lid. Dat de kleene lichaampjes
der tweede Hoofd-ftóffè,
die élkandere niet onmiddelyk en
raaken, malkanderen ook nimmer*
meer en kunnen raaken, 8
* * ' Het