
Twteie Lid. Oorfprong der Putten.
160
Derde Lid. Waar het van-daan-komr,
dat'er zojnmige Fonteinen gevonden
wérden, van Mineraal waa-
ter, heetwaater, enz. z6o
Vierde Lid. Uit wat reede zom-
mige Fonteinen altyd ééven ftérk
woort-vloeijen, zonder by-na cénige
de mlnfte verminderinge te
lyden ó f gewaar-te-wérden. * 5 9
Vrfde Lid. Waarom de Fonteinen.m
't gemeen des Soomers zo ftérk
niet en vloeijen, als ze des Winters
wel doen. jeg
Zesde Lid. Oorfprong der Rievie-
ren. | S-* ' - 160
B E G I N S S E L E N
D E R
NATUURKUNDE.
H e t E e r s t e h o o f d -d e e l .
Vin de Hoofd-Jlójfen, daar het groote Heel-Al uit is b te-
zaamen-gezét.
Ecrfte L 1 d.
Dat’er niet méér als één éénige c Zélfflandigheid in d het groote H ee l-jll
weez.endlijk on is , wélke van tweederleije foorten is , óf liever , die in twee
Hoofd-flóffen bekwaameljk, wérd onderfcheiden.
M de réchte grond-oorzaaken der voornaamfte en
aanmérkenswaardigfte gewrochten der geheele Na-
tuure na behooren wél uit te léggen j zo onderftéllc
ik, dat de Zélfflandigheid , wélke , door zyne oneindige
e wyd-uitgeftréktheid, het groote Heel-Al
alléén vervult, in tweederhande foorten van deelen
óf weezens wérd onderfcheiden , die men mét
goed récht ƒ de eerfte en tweede Hoofd-Stóffe wél mag noemen.
Tw e ed e L 1 d .
g Weezjendljke eigenfchappen der eerjle Hoofd-Stoffe.
Ik onderftéllc booven d ien , d a t, van alle de weezendlyke eigen-
A fchapa
Phyfique.
b Compofc,
cSubftancc.
d Univers.
e Etendue.
ƒ Premier
& fécond
Element»
g Eflcmielies
»