
$8 BEGINSSELEN
daar door te belétten, van zich naauw genoeg aan élkandere vaft-
„ Corps te-héchten, om a een vaft-verknócht lichaam uit-te-maaken.
ftdüc. Ten zjsden j Waarom het waater heel haaft weeder uit een linne
doek, ó fu ite e n ig ander lichaam, dat men nat Heeft g em a a kt, w é g -
druipt, daar in tegendeel de v é tte ó f olie-achtige vogten heel kwaalyle
daar weeder fchoon uit willen druipen. W an t de deeltjes van het
J Surfaces. -waater zyn al te rond, en hunne b oppervlaktens al te g lad, om zich
éigens aan eenige lichaamen vaft te laaten héchten, in de plaats dat de
deeltjes der vétte en olie-achtige vogten , veel-êêr een zeekere foort
c Polyedres van c réchtlynige vlakke-veelhoeken zynde, zich vry vaft aan deeze
lichaamen koomen te héchten.
Ten zevenden-, U it wat reede het waater en het ftó f van pleifter,
o f van eenig ander diergelyk lichaam , te-zaamen-geméngd zynde,
j Soi;dc *n een heel korten tyd een lichaam te zaamen uit-maaken, dat get
Quamitc. noegzaam d vaft-verknócht is. W an t e eene over-groote meenigte
der kleene fiertjes van het pleifter , wélke als zo veele kleene draadjes
z yn , -wikkelen zich mét hunne ééne zyde in één gaatje vaneen
/Boules, deezer ƒ klootjes , en met hunne andere zyde in een ander gaatje
vaneen ander deezer klootjes: waar op dan noodzaakelyk komt te vólg
e n , dat deeze'klootjes niet méér en kunnen voort-róllen als van te
voore j en datze dan vervólgends o o k , op deeze w y z e , ‘mét het plei-
i le r , een vaft - verknócht lichaam koomen uit-te inaaken.
Twee-en-dértigfte L i d .
Dat de deeltjes van de lucht niets anders en zyn, als heele kleene t' zAamen-ge-
jrulde Cirkeltjes, óf kringetjes, (Spheres) die rondsom dan alle kanten ge-
heel-en-al ópen zyn*
u Volume
b Violence.
Om nu tot de groovc lucht te koomen, die ons van alle kanten omr
in g t, doordien die ontrent acht-honden-maal minder w e e g t , alseenjree-
-ven-gelyke uitftrékking van waater doet; en , b yge vólge , ontrent zeflien-
duizjend-maalminder, als een eeven-gelyke uitftrékkingvangoudjdat-
-ze zich laat drukken en pérflen zo v e e l als men w i l , e n , dat ze zich
ook mét é é n e , zo d ra als deeze drukkinge ó f pérffinge komt op-te-
houden, mét h een zeekere foort van kracht ó f heftigheid weeder in
haar voorige ftaat komt te hérftéllen; zoodaanig zélfs, dat ze alsdan
i eenige klank ó f geluid van zich komt te geevenj zo kan men daar
uit heel gemakkelyk dénken en befluiten, dat een ieder van deszélfs
deeltjes gefórmeert en te-zaamen-gezét is uit een over-groot getal van
heele kleene 4. kringetjes, die uittermaate / ruim en dun z y n , en die
rondsom, aan alle-hunne zyden , m eèn groote meenigte van heele
kleene n verheeventheedjes hébben ; welke kringetjes, zich over-
w é lft :hébbende, een zeekere zoort van o t ’zaamengekrulde Cirkeltj
rFaire
reffort.
La mes
l Larges &
minces.
»»Quantité.
»Eminen- .
ces.
«Cerceaux
entrelacez.
e
der NATUUR-KUNDE. pp
les hébben gefórmeert en uit-gemaakt, ó f liev er, een zeeker flag van
Lringetjes ^(Spheres) die rondsom aan alle kanten geheel-en-al open
zyn-
Drie-en-dértigfte L 1 d .
Dat de lucht het cerfie bédde óf damp-gevséjl rondfom den Aardkloot f ir *
meert en uitmaakt.
Deeze kringetjes n u , die men de groeve lucht .gewoon * « n o e men
vervullen alle dehólligheeden en laage valleijen des Aardkloo ,
men, vervuuc» u öciie het waater niet en heeft kunnen vullen
d en fórmeereri ook nóch boovendicn,
* een bédde Óf damp-gewéft , dat z i e l i g
u.itftrékt, heel vérre booven de hoogite. fpherC4
bérgen die w y kennen. Deeze neevens-
ftaande Figuur ftélt ons één van deeze
b kringetjes voor pog en, eeven gelyk-als
ze moogelyk , in hunnen natuurlyken
ftaat z yn , booven op d e r oppervlakte van
het * damp-gewéft zweevende, dat ze koo-
men te fórmeeren,. alwaar ze in geenen r
j eele te-zaamen-wérden-gedmkt door eenige andere deeltjes, die
daar op koomen te pérflfn ó f te weegen gelyk-als zeallenthalven
gedaan wérden ontrént de oppervlakte des Aardkloots.
Vier-en-dértigfte L i d .
Waarom een ieder deeltje óf kringetje der lucht noodzAahlfkjdt<mderfches-
dene andere kleene lichaampjes moet te-zjtamen-gez.étweez.en.
Men behoeft zich ook geenzins te verwonderen, over het geene
hier ter plaatze , aangaande de lu ch t, wérd voorgegeeven en ter-needer
geftelt; naamelyk, dat alle de deeltjes deszelfs in den beginne geformeert
zyn geworden uit eene d overgroote meenigte van andere rfQuanmey.
kleene lichaampjes. W an t zonder deeze ftéllmge is het teenemaal <Re(rott_
onmoogelyk, om e het veeren ó f klinken van de lucht uit-te kunnen-
lé e e e n , o f éénige fohynbaare reede daar van te kunnen geeven, w a t ^yfthemci
vtKir eene ƒ Onderftélltnge menook mag koomen aan-te-neemen en
op-te-vólgen.
N z Vyf-en-déiw
m