
a Obferva-
tiou.
h Equator.
rObfcrvaitiod.
d ^Equator,
zullen waaijen , tujfchen het Zuiden en het Ooft en ; en , in het gemeen,
tuffchen het Zuid-Oofie en hetOoftèn: dat.ze vérdeis meeft altyd deeze
órde houden, dat ze Zuidelyker waaijen na de kant van yJfnca-, en
Ooftelyker na de kant van Zmerica De Heer Halley verzeekert ons
daar-en-booven, dat hy zélfs ondervonden heeft, dat de Zuid-Oofte
Wind daar ter plaatfe meeft altyd mét deeze voorverhaalde Omftan-
digheid gewoon was te waaijen; met dit onderfeheid echter, dat
hy, zo-wanneer hy éénigfiins mêêr na het Ooften toe hélde, dan ook
mét ééne veel ftérker was, en met reegen of onweei verzelt; en,
dat de lucht in teegendeel meeft altyd hélder en klaar was, wanneer
de-wind na het Zuiden toe helde, maai, dat hy de wind aldaar nooit
en hadde zien draaijen, over het Zniden heen na het Wéften toe; noch
„ook, over het Ooften heen na het Noorden toe.
Achtfte L i d .
.Vyftde Waarneeminge.
De vyfde 4 Waarneeminge is; Dat het onderfeheid der Jaargetyden
(Saifons) ook wél ééninge veranderinge aan deeze gereguleerde winden
kan veroorzaaken: want, dat de Zuid-Oojie Winden , tuflchen
Brefil en Guinea , wél iets óf wat koomen te veranderen, terwyle
ze zich éénigfins meerder na het Zuiden toe buigen, ten tyde als de
Zon heel vérre om het Noorden, en, by-gevólge, wyd genoeg van
de £ Eevenaars-kring af is.5 als wanneer de JSfoord-Oofie Winden in t
gemeen ook een weinig Ooftelyker gewoon zyn te waaijen En in
teegendeel wérden de Zuid-Oojie Winden weeder wat Ooftelyker, zo-
wanneer de Zon na de Kêêr-kring van de Steenbok (Tropicus Gapri-
corni) begint te naaderen; als wanneer de Noord-Oofte Winden, aan
deeze zyde van de Eevenaars-lyn, (linea iWlquinottialts) ook meteene
in t’gemeen wél iets óf wat méér na het Noorden toe gewoon zyn te
.héllen.
Neegende L i n.
Zé fde Waarneeminge.
De zésde c waarneeminge is ; Dat’er in deeze zelve Zee een zeekeren
oort is, alwaar de Zuide en Zuid-Wefte Winden altyd en zonder
ophouden heerfchen en de overhand hebben; naamelyk, dicht by
de Zee-kuften van geheel Guinea-, dat een ftreek lands is van mêêr
als 500 Mylen, die zich uitftrékt, van Sierra Liona a f, tót aan het
Eiland S T h om a s toe. Wantde gereguleerde Zuid-Oofte w ind , dde
Eeve-
Eevenaar doorgegaan (gepafeert) zynde, wanneer hy Guinea begint te
naaderen, in de ruimte van ontréut 80 óf ioo Mylen; zo hélt hy
mêêr en mêêr na deeze jKuften toe, en hy verandert daar door in een
Zuid- Zuid-Oofte wind; en, na de maate dat hy het land naadert ,
draait hy zich alléngskent ook om, éérft na het Zuiden toe, daar na
na het Zuid-Zuid-Wéften-, en eindelyk, wanneer hy tót dicht by het
Land is genaadert, wérd by t’éénemaal Zuid-Wéft.
Tiende L i b .
Zeevende en laatfte a Waarneeminge. uObfcmdon.
De zeevende en laatfte Waarneeminge is.; Dat’er, aandeNoord-
zyde van den Eevenaar, (yüquator) tuflchen de vierde en de tiende
graad in de b breedte, en tuflchen c de Middagkringen vanCaboVer- 4 Latitudo.
de en de andere Eilanden van de zélve naam, die wat Ooftelyker léggen, cMeti-
een groote ftreek Zee is, binnen wélke men wél zéggen mag, dat diens,
geen gereguleerde óf d rondfomloopende wind altoos en heerfcht óf d Periol!t'
de overhand heeft; zynde deezen oort altoos in eene geftaadigc kalm- quc‘
te, die échter verzélt is mét zwaare on-wêêren, donder en blikfêm,
en by-na geduurige flag-reegens. Hier hébben we nu eengoet getal
van zaaken en e waarneemingen , daar men den oorfprong van te «obfcrfa-
zoeken heeft, en die men wel verftaanelyk dient te verklaaren- tloos*
Elfde L i d.
f Terklaaringe van de Eerfte Waarneeminge. /Eiplieation.
Het zal niet noodig zyn, dat we ons hier ter plaatfe ontrent de
Noord-Oofte wind vérder ophouden: wélke die geene verzélt, die,
van d e g Noorder breedte van legranden af zeilende, hun cours nu »Latitude
het Zuiden toe zétten, doordien het ééven deeze zélve wind is, daar Boreale,
we den oorfprong reeds al van hébben uitgelégd in het neegende
Hoofd-deel deezes Boeks. (Bezie het geheele naaft-voorgaande Hoofd-
deelvande winden-, dóch inzonderheid de 3 ,4 , Eg ,6 , en?“*' Leeden des-
zjèlfs.) Maar het is wél ten hoogften noodzaakelyk, dat we éénige
verftaanbaare reede trachten te geeven van die groote h ftilte, wélke de h Caimc
Scheepen in het zeilen gewaar wérden, ontrént 100 Mylen van de
kuft van Guinea af, tót op dezélve Noorder breedte van 4 gr naden
toe. Men zal nu heel gemakkelyk reede hier af kunnen geeven,
wanneer men w é l»in-acht-neemt, dat.de lucht zodaanig inde woe- «Confi-
ftynen van Lybic k verdunt wérd, door de by-na geftaadige teegen-
woordigheid van de Zon booven deeze / Landftreek, dat daar door de / Comrc"-
F f lucht,