
«Remarque.
leerde n Adnmérkinge.
0J ‘ n * * * * * Ük wat reede men het rood aan de randen der Glaaz
gewaarwerd, wanneer de twee Glaazen, G Hen IK dichter aan m
kandc
D E U R Z I C H T - K U N D E .
kandereitaan, als de afftanddesbrandpunts. van het glas GHis j want
in zulk een geval komt’er eènegroötemeenigte vanblaauwe e _ * Be t jf j,
itraalen, als* *6, aan hetglas N O te ontüippen, zonder dat er cemge
oode itraalen, gelyk als m N , meede kunnen uit geraaken. t
X ' d j . - overflaanA*
X)de.
vU
Neegerven-twintigfte L id .
Vierde a Aanmerking*-
Ten vierden \ Vf aatotn men alle
de gebreeken van het glas G H,
ja zélfs het alderminfte ziertje
van ilóf dat’er op is , zo klaar
komt te zien, wanneermen-dit yj?0yCr.
glas heel dicht by het b brandpunt
E F komt te fchuiven , zodaa-
nig, dat de itraalen , die, by
voorbeeld, uit het punt F koo-
men, t’eenemaal veritrooyen, en J Sem£ttre
vanc élkanderen af geraaken, in cndivcr_
de plaats van d eevenwydig aan gence-
malkandere voort te gaan, wan- dPaullcks.
neer ze uit het glas G H Zoomen
, en, wanneer men ter zel-
ver tyd mét eene de twee Glaazen
, IK en N O , zo vérre van
malkandere komt af te ichuiven,
dat de itraalen , die, by voorbeeld,
uit het punt Q_koomen,
eevenwydig aan malkandeic
voort kunnen gaan, wanneer ze
uit het glas N O koomen: want
een ieder e ziertje van itói onder- 1 Brm‘
ichépt alle de itraalen die van
een zeekerpuntinhet voorwerp
A Baf koomen, en het doet ook,
by gevolge, dit punt t eenemaai
aan ons gezicht bedekken.
X Déïtigfte