
« Méridiens.
f Palier*
c Bords des
Pores.
d En cour
fens*
« Evident«.
fteenige ftóffe de Zeil-fteen die in vryhcid is zodaanig doet draaijen,
dat dien óortvan één deezertwee Zeil-ftccnen, daar zc in de grootj
e overvloed, en mét de gvootfte kracht door uit-trékt, récht-tcegen-
over dienoort van de andere Zeil-fteen koome7te-ftaan , daar deeze
zélve ftóffe insgelyks in de grootfte overvloed, en mét de grootftc
kracht door uit-trekt. Waaruitdan ookvólgd, dat deeze, zélve twee
fteenen altyd op ééneen dezélve wyze na malkanderen zullen toe-ge-
keert weezen , óf liever, het geene t’ééncmaal één en het zélve is,
dat ze geftaadig ééne , en-dezelve a Middag-kringen aan élkandere
gullen moeten vertoonen.
Neegen-en-twintigfte L i d .
Vit wat reede de Zeil-fteen geenjint allerhande feorten van lichaamen
zonder éenig onderfebeid, nu zich en komt-te-trékken.
Het en zal ons ook geenfins moei jely k vallen,om hier ter plaatfe reede te
geeven, waarom de Zeil-fteen geenfins allerhandefoorten van lichaa-
men, zonder éénig onderfcheid, na zich en komt-te-trékken. Want,
doordien de zeil-fteenige ftóffe ten alleruitterfte fyn en dun is, zo en
kan men zich ook mét geen reede éénigfins daar over verwonderen dat
ze door meeft alle lichaamen heel vryelyk komt heene-te-gaan/zon-
der zich érgens aan op-te-houden. Deeze” ftóffe nu, terwyl ze door
die lichaamen heenc gaat, enkomt zich daarom geenfins van de Zeil-
fteen af te yerwy'deren, daar ze van uit-gaat, gelyk-als ze wel genoodzaakt
is te doen , zo-wanneer ze door hetyfer komt éheene te-
dringen; en, by-gevólge, vind zezichooknietgedwongen,omtec-
gen de c de uitterfte kantjes der gaatjes aan-te-moeten-ftooten, daar
ze dooruit-trékt, óf altyd ten minften , wanneer zulks al komt-te-
gebeuren, zo ftoot ze daar d op alderhande manieren teegen-aan •
dat is , dat ze deeze zélve lichaamen nét zo veel na de Zeil-fteen
komt toc-te-ftooten, als ze die daar-van -daan - dryft: waar uit dan ook
tenuitterften e baarblykelykis, dat de Zeil-fteen alle zulke lichaamen
onmoogelyk niet en kan, óf geenfins moet na - zich - trékken.
Dértigfte L i d .
O f wat wyze twee Zeil-ftcenen malkanderen e'e'rjl kunnen wég-dryven
en daar-naweederna-zjch-fre'kken, door ééneen dezélvepoolen ófZs-punten.
H e ten zal ons nu ook vérders geenfins moeijelyk vallen, om reede te
g e e ven , waarom twee Zcil-fteenen élkanderen éérft kunnen wég-
d ryven, cn daar-na weeder na-zich-trekkcn, door eenc en dezélve
poolen
poolen óf As-punten. By-voorbeeld , zo-wanneer men de Noordpool
van een heel krachtige Zeil-fteen van vérre na de Noord-pool
van een heel zwakke fteen toe komt-te-houden, zo zal men de zwakke
Zeil-fteen aanftonds terugge zien wyken; ook en is zulks in t’geheel
nietszéldzaams, daar men zich mét reede veel over kan verwonderen.
Maar, wanneer men nu deeze zelve Noord-pool van de krachtige
Zeil-fteen eens fchielykheel dicht aan de Noord-pool van de zwakke
Zeil-fteen komt-te-houden , zo zal men deeze zélve zwakke fteen
voort mét zyn Noord-pool na de Noord-pool van de krachtige Zeil-
fteen toe zien naderen-; het geene alléén daar van daan komt, doordien
a de Zeil-fteenige ftóffe, die mét een over-groot b gewéld uit de krach- a Maten'j
tigfte Zeil-fteen uit-trékt, in dit geval, alle die »ftóffe weeder mét : magncuc*.
zich te-rugge-doet-keeren, wélke niet anders als heel zwak en lang- * impetao-
zaam uit de krachtelooze Zeil-fteen te-voorichyn-komt; waar door ütc*
dan ook, by-gevólge, komt-te-gebeuren, dat deeze zélve ftóffe, de
poolen óf As-punten van de zwakke-Zeil-fteén veranderende, dat is,
:.de Noord-pool des zélfs in een Zuid-pool, endeZuid-pool deszélfsin
een Noord-pool doende vefkeeren, daar door de zwakfte Zeil-fteen
na de krachtigfte toe komt-te-dryven, voor-en-al-êêr dat deeze zélve
krachtelooze fteen detyd ter deege kan hébben, óf zich in ftaat kan
ftéllen , om van die krachtige fteen éénigfins af-te-wyken.
"Een-en-dertigfte L i d .
Reede van verfcheidene andere c Ondervindingen. r xpeiien
Men zal nu ook heel gemakkelyk reede-kunnen-geeven.
Voor eerfl-; W anneer men een Zeil - fteen op zodaanig eene wyze
komt door-te-fnyden, dat de vlakte derfneede (plan dela feil ion) d eeven- d Parallele
wydig aan de As is ; uit wat reede , in zulk een geval, deeze twee i l ’axe.
deurgefneedene ftukken als-dan e een -ftand koomen aan-te-neemen, .
die reegelrécht mét die ftand ftrydig is, wélke deeze twee ftukken
voor de tyd hunner onderlinge ƒ deelinge hadden. Want deeze twee
ftukken en zyn, na hunne deelinge, niets anders, als twee onderfchei- ƒ Divifion,
dene zeil-fteenen.
Ttn tweeden; Waarom een ieder deezer twee ftukken, na de^ eeven-
reedentheidvan de grootheid derzélve, nét zo veel kracht moet héb-
ben, als degeheele fteen, voor de deelinge deszélfs, hadde. Want ^«icre
hele zeil-fteenige ftóffe moet wél noodzaakelyk verminderen, na de magne-
eevenreedentheid der grootheid van het ftuk. n'qae.
Ten dórden; zo-wanneer men een Zeil-fteen op zodaanig eene wyze 1
komt door-te-fnyden, dat »de vlakte der fneede eeVenwydig aan de
As is; uit wat reede, in zulk een geval, de-twee punten, dieélkan- dicalairea
Z dere