
i Obied.
R Filets,
iObjçâ.
zo en zullen wy dit
d voorwerp geenzins
dubbelt aanlchouwen,
dewyl onze ziel, indit
geval, gewoon is te oor-
deelen, dat’ernietmêêr
als één éénig voorwérp
waarlyk en is. Deeze
é pypjes óf draadjes nu,
aen t , b en 2, c en 3,
enz. kunnen mét goed
récht gelyk - vormige
pypjes óf draadjes genaamd
wérden.
Elfde L i d.
.Reide , waarom men de
, voorwerpen dubbelt kttt,
■ ao wanneer men de 00-
gendaar van komt a f te
wénden.
Maar, wanneer men
zyne oogen zodaanig
van eenig c voorwérp
komt af te wénden, dat
het zyne twee beelden
op de twee gelykvórmi-
ge pypjes óf draadjes der
Gezicht-zeenuw niet af
en kan teeltenen j zo is
het heel gemakkelyk te
begrypen, dat men in
zulk geval noodzaake-
lyk twee voorwérpen
zal moeten aanfchou-
wen, fchoondat’erniet
meer als een eenig voorwerp buiten ons weezendlyk en is.
Twaalfde L i d - u i t
wen, fchoon » # 1 » , 5 ' * “ ' ke:
niet op eenig e b gelykvormigepypi dat z„ die m teegendeel
nen, op de " i f^ o e t e n zien, wanneer ze haare oogen op
noodzaakelyk dubbelt zullen te’ wénden, dat een ieder punt
twee beelden op eenige gd^vonmgpffp-
Jcs ó f draadjes k om t afte reekenen.
Dertiénde L i d . ’
i s i - M m . * M m m i ■ B p & a
Wat nu de afftand IgegelcS, V dietekunnen
ons onderfcheidene middelen-and van 0ns en Zyn afge^
keren onderkennen, wanneer ze me vgoreera. dooreen natuurlyke
leegen. Want wy lmnnen ze kenn , J m zm d ker wyzehcbd
Meet-konft, dat is, door hcJ eene van ie t andere, als
ben van de e afftand onzer tw Zy óf mêêr óf min na de
meede, doorde-, gedaanvoorwerpen
toe/ ^ Jngeboog ‘ ■ na dat eenig voorre
c Obiects»
van het oog, die t elkens » afwykt, van wélke verandewérp
aan het zelve naadeit, daar y ^ dc h wérktmgen die
i Geome-
ttic.
e Diftance.
/Inclinez.
g Figure. '
ringe onze ziel aanftonds van derzélver onderze
maaken. lm derden , d S ^ kénnen, mét de grootlinge
i grootheid, wanneer wy die,. .p koomen af te teekenen.
h OrganesS
i Grandeur.
\ Retins.
I Interpoli-;
tion.
mDiftance.
o Diftinction.
« Coufu-
fion.
f Figures.’
<] Force ou
foiblcffe.
r Horilôn.
heid der beelden ftélliiige" van verfcheide voorwérpen,
Ten vierden; > door de ftuflehen lteiimg vM e n door
daar van ons de m afftand ten maften by ■ gedaahténsj
de I onderfcheidentlykheid, H H f a j óf flaauwheidvandaar licht:
en eindelyk ten zesden-, door de q k,acl Gezicht-einder heene
t e | i wanneer men veelgrookomt
tebefchouwen1 alwaar de tuflehen W t- mfy. yeel ftóf en on-
ve lucht, die zomtyds ook noch daai-en‘ _ vanftraalenbeléttót
zuiverheid vervult is,, eene over-giqo „ derf nszoude een voorwérp,
aan onze oogen toe te naaderen, w hv voorbeeld, eenzeekere
dat heel vérre van ons is afgeleegen, als, y aan ons veel ƒ PUnmet
f dwaal-ftar, wanneer ze m het top-punt ( s f » ) 3
L -j
méér