de tusschei) Rijh en Maas gelegen gronden en enkele polders
längs den Gelderschem IJssel.
Het aantal polderdistricten bedraagt 19 met eene oppervlakte
van 107 681 HA., dat der Buitenpolders 38 met eene oppervlakte
van 13 103 HÄ. Van deze laatsten werden, sedert de her-
ziening van 1S44, 13 onder het gebied van het regiement ge-
steld, sainen groot 4975 HA., waardoor het gebied der nietge-
reglementeerde rivierpolders aanzienlijk is ingekrompen.
Längs den linkeroever van den Gelderschen IJssel beneden
Zutphen strekt zieh tot nabij Hattem het polderdis.trict Veluwe
uit met eene oppervlakte van 20775 HA., ingedeeld in 15
dorpspolders, waarvan 2, namelijk Welsum en Marie, in Overijssel
zijn gelegen. Het wordt beheerd door een gemeenschappelijk
met de Staten van Overijssel vastgesteld Reglement, geschoeid
op de leest van het Geldersch rivierpolderreglement.
Gesloten overeenkomsten en gemeenschappelijk vastgestelde
afzonderlijke regiementen voorzien voorts reeds sinds jaren in
de regeling van waterstaatsbelangen der önderstaande complexen
van gronden, gedeeltelijk in Gelderland en Pruissen of Gelderland
en een van de omringende prövincien gelegen.
Renaming :
Gelegen in
Gelderland en
de polder de D u ff e lt ................................... Pruissen.
* » Qu er dämm...................................
» Exonereerende la n d e n ......................... Utrecht.
» polder Asperen....................................... Zuidholland.
» » Heukelum................................... » »
Spijk.................................. .... -
» » de Goilberdinger en Everdinger
het waterschap de Alemsche en Drielsche
uiterwaard................................................. Noordbrabant.
het waterschap de Korenwaard . . . .
„ » » algemeene omkading
onder de gemeenten Vlijmen, Engelen,
Bokhoven, Well en Hedikhuizen . . .
de buitenpolder de Nijenbeker- en Wilpsche
Mei................................................................ Overijssel.
Ter voorziening in de gemeenschappelijke afwateringsbelangen
van gronden, in verschillende polderdistricten of provinciën
gelegen, werden opgericht: het waterschap van de gecombi--
neerde waterlossing van de polderdistricten Rijk vàn Nijmegen
en Maas en Waal en het waterschap van de Lingeuitwatering.
Het onderhoud van de rivier de Linge, voor zoover zij op
Geldersch gebied loopt, is door een afzonderlijk regiement
verzekerd.
Is door de genoernde regiementen voorzien in de waterstaatsbelangen
van de längs de groote rivieren gelegen läge gronden, ook
het gemeenschappelijk waterstaatsbelang van sommige längs de
Zuiderzee gelegen gronden leidde reeds voor eeuwen tot aanleg
van waterstaatswerken en het ontstaan van polders.
Thans bestaan er vier zeepolders, te weten Arkemheen (3458
HA.), Öldebro'ek (2978 HA), Oosterwolde (3686 HA.) en de
waterlandspolder te Doornspijk (113 HA.), die elk een afzonderlijk
regiement hebben, terwijl de bedijking längs Dronthen wordt
beheerd völgens een bij Koninklijk besluit van 1 Maart 1894
(Staatsblad n°. 39) vastgesteld regiement, dat zijn oorsprong te
danken heeft aan verschil in inzicht-van de provinciale besturen
van Overijssel en Gelderland.
Zagen de längs de grootë rivieren en de zeè gelegen alluviale
gronden hunne waterstaatsbelangen reeds sinds eeuwen in
meerdere of mindere mate geregeld, in de streken waar kleine
rivieren en beken tot afwateringsmiddelen dienen bleef het tot
voor kort ontbreken aan een gezag, dat bij machte was in het
geheele afwateringsgebied voorschriften in het belang van den
waterstaat te geven.
Te dezen opzichte is in de laatgte twintig jaren in het oostelijk
gedeelte van Gelderland eene groote verbetering ingetreden.
Aanleiding daartoe gaven 1°. de steeds achteruitgaande toestand
van de kleine rivieren, die, ofschoon volgens de bepaling van
het Burgerlijk Wetboek Staatseigendom, geheel onbeheerd bleven
liggen, en 2°. de behpefte om het bestuur over waterleidingen
welke door verschillende gemeenten loopen in 66ne hand te
brengen, daar de gemeentebesturen dikwijls door verschil van
inzicht of om andere redenen de gemeenschappelijke belangen
minder goed dienden. Herhaaldelijk werden pogingen aangewend
om het Rijk tot het verbeteren van de kleine rivieren te moveeren,
doch te vergeefs, terwijl ook het maken van een regiement op
de waterleidingen zooveel bezwaren ontmoette, dat het niet in
werking trad.
Intusschen nam de watertoevoer steeds toe door verbeterin-
gen, zoowel op Pruissisch- als op eigen gebrecPaangebracht.
Verdeeling van markegronden en de daafdoor ontstane behoefte
om het overtollige water ter bevordering van de ontginningen te
loozen brachten de lager gelegen gronden voortdurend in slech’ter
conditie, vooral daar het Rijk zieh om het onderhoud van
de hoofdaders van afwatering in het geheel niet bekommerde
en er zelfs geen hand naar uitstak. OVerstroomingen kwamen
dan ook hoe langer zoo veelvuldiger voor en luider en luider
werden de Machten over voortdurenden achteruitgang.
Toen de verschillende pogingen om aan dien treurigen toestand
een einde te maken schipbreuk hadden geleden, werd eindelijk
als redmiddel gekozen het öprichten van waterschappen. Tot
oprichting van het eerste van dien aard, te weten dat van den
Ouden IJssel, waarvan het regiement werd vastgesteld den 15deh'
Juli 1880, werd door de Provinciale Staten in November 1878
besloten, nadat dit denkbeeid reeds verscheiden jaren was overwogen
en ondanks den grooten tegenstand, die daarbij steeds
bij de belanghebbenden der streek waardoor de Oude IJssel
loopt was ondervonden.
Voor de kanalisatie van de rivier, die in onderhoud en beheer
bij het waterschap is gekoraen, werd een Rijkssubsidie van
/ 600 000 en een provinciaal subsidie van / 300 000 verleend.
Ook na de oprichting hebben de tegenstanders niet nagelaten
hunne uiterste krachten in te spannen om tegen dit Staten-
besluit te reageeren, en hebben zij met hun grondwettig bezwaar,
ontleend aan corabinatie van scheepvaart- en afwateringsbelangen,
ook al tijdelijk succes gehad, de voorstanders hebben
ten slotte hun pleit gewonnen en kunnen er met voldoening
op neerzien dat het gesubsidieerde werk thans nagenoeg voltooid
is, zoodat nu aan "afdoende verbetering van de op de rivier loo-
zende beken en waterleidingen kan worden begonnen.
In de zomervergadering van 1S81 richtten de Staten van‘
Gelderland het waterschap van de Berkel op en nadat reeds
in de zomerzitting van de Staten van Overijssel en Gelderland
van 1879 machtiging was aangevraagd tot gemeenschappelijke
regeling van de afwatering van gronden, behoorende tot het
stroomgebied van de Schipbeek en de Dortherbeek, werden in
dezelfde vergadering de regiementen voor deze waterschappen
door de wederzijdsche Colleges vastgesteld.
Het waterschap van de Dortherbeek, waaraan eerst bij de
onlangs vastgestelde begrooting ondersteuning uit ’sRijks kas
werd verleend, nam de verbetering van den hoofdader uit
eigen middelen ter hand, doch in de waterschappen van de
Berkel en de Schipbeek werd eerst tot verbetering overgegaan
nadat bij de wet van 29 October 1892 (Staatsblad n°. 245) uit
’s Rijks schatkist bijdragen werden verleend tot twee derden van de
geraamde kosten van verbetering, en wel voor de Berkel tot
een raaximum van twee derden van/700 000, voor de Schipbeek
tot twee derden van / 250000. De uitvoering van deze ver-
beteringswerken vordert goed.
Op plaat yTY zijn de grondgebieden der vier opgerichte waterschappen
door arceering aangegeven en is hunne grootte vermeld.
Tusschen die van den Ouden IJssel en van de Berkel bevindt
zieh nog het stroomgebied eener beek, welke achtereenvolgens
de verschillende namen van Lichtenvoordesche-, Ruurlosche-,
Vordensche- en Hackfortsche beek draagt en waarvan het
stroomdal met dat der zijbeken eene oppervlakte van omstreeks
28 260 HA. beslaat, mede op de plaat aangeduid. Voor het
opmaken van een verbeteringsontwerp van dit stroomdal werd
in November 1893 door de Staten subsidie verleend en een
ontwerp tot verbetering, aanwijzende een eindcijfervan/172000,
werd in Mei 1895 aan- eene commissie uit belanghebbende
gemeentebesturen ingediend.
Ook voor de verbetering van de afwatering der Geldersche
vallei werden verschillende ontwerpen opgemaakt, laatstelijk
in Januari 1887, nadat door de Staten van Utrecht en Gelderland
een bedrag beschikbaar was gesteld tot het verkrijgen van de
benoodigde gegevens voor het opmaken van meer nauwkeurige
begrootingen van kosten. Deze werden toen geraamdop/435 000.
Tot nog toe is de uitvoering van het ontwerp achterwege
gebleven.
Zooais boven vermeld, tastten de Staten niettegenstaande
heftigen tegenstand reeds meermalen door om aan treurige
waterstaatstoestanden een einde te maken. Möge die gebleken
goede wil er toe leiden om ook ten aanzien van de beide boven-
bedoelde ontwerpen den juisten weg te vinden om spoedig tot
uitvoering te geräken.
M. A. VAN IDSINGA.
V