O VERZICHT VAN PERSO NEEL EN UITGÀVEN TEN BEHOEVE VAN WATERSTAÀTSWERKEN IN NEDERLANDSCH-INDIË VAN 1878 TOT 1895.
Jaren.
P e r s o n e e l in d ie n s t. J itg a v e n i n dui e n d t a lle n van g 1 don .
Yolgens
de formatie.
Boven
de formatie. Totaal.
%
Ô
d1
im
|
.60
l | g
§)£ |
« ®
c
60 ^
H l
gN
g © 60
S.S
GfUcQo
m
Si 60
® °
E-*
§ d
§
o
Straat Madura en
Solo-rivier.
Totaal.
Hoofdingenieurs
en
ingénieurs.
Architekten
opzichters.
Hoofdingenieurs
ingénieurs.
Architekten
en
opzichters.
Hoofdingenieurs
en
ingénieurs.
Architekten
opzichters.
en
1878 66 166 g 10' 71 176
'---- gp
5487 175 560 8857 167 — 10246
1879 71 iÜpL68 5 10 76 173 6396 92 156 3010 16 — 9 670
1880 75 164 4 12 79 176 6096 ¡H ü i 88 2958 12 — 9154 -
74 166 6 11 80 177 6297 — 144 2684 3 9128
1882 78 164 5 11 78 175 6719 — — 2134 583 1093 10 529
1888 165 3 11 78 176 6681 — ; f | 1 : 1653 765 523 9622
1884 164 4 14 79 178 5407 —• — 1534 619 425 7 985
144 1 13 62 157 1706 2-28 2587 — — 840 649 854 6364
146 7 7 56 153 1575 307 2292 — s ü l - 336 683 287 5480
' 158 • 7 ----- 9- 59 162 1682 462 2483 — — \ —' 781 160 5 568
1888 43 159 9 10 52 169 2220 481 2806 9 p ' ^ 9 689 474 6 620
39 163 17 14 56 177 1813 649 2775 • — 277 696 614
51 178 7 9 58 187 2028 588 3085 — f f 249 789 605 7 289
58 178 6 9 64 187 1800 1408 3074 — s ü lX 143 482 666 7 573
177 I- ■IM-- 26 65 203 1876 2111 2931 — — — : ü 366 7 284
60 182 . h 27 71 209 2156 2067 2966 _ - 9 — 854 8043
62 181 16 28 78 " 209 2179 3039 3178 — — — 815
1895 59 182 - 17 31 76 213 2410 3728 3077 1154 10369
DE ONTWIKKELING DER PETROLEUMINDUSTRIE
IN NEDERLANDSCH-INDIË.
| etroleum is sinds oveioude tijden in onzen Archipel
op vele pnnten aan de oppervlakte bekend geweest en
draagt op de meeste plaatsen den naam van «minjak
lantoeng». Zij vertoont zich meestal ala een dikke
teerachtige vloeistof en slechls op enkele plaatsen ala een dunne,
vluchtige, aangenaam riekende olie, die in ruwen staat door
de inlanders voor verlichting werd gebruikt, in zeer eenvoudige
larapjes gebrand.
De petroleumindustrie in Noord-Amerika dagteekent van 1859..
In 1868 werd van wetenschappelijke zijde de aandacht op bet voor-
komen in Nederlandsch-Indie gevestigd en een beschrijving ge-
geven van de toenmaals bekende vindplaatsen van petroleum,
waarvan verscheidene soorten door den hoogleeraar dr. E. H.
von Baumhauer werden onderzocht.
In 1865 vond bij Soerabaja gedurende korten tijd door den
beer Kroes eene verwerking plaats van de ruwe olie u it de natuur-
lijke putjes in de dessa Lida tot geraffineerde of lampolie.
In 1871 en volgende jarcn werd de eerste poging in Nederlandsch-
Indie gedaan ora door middel van boririgen grootere hoeveelheden
petroleum te verkrijgen. De heer Reerink namelijk voerde in de
dessa Madja, residentie Cheribon, een aantal boringen uit, die wel
wat petroleum opleverden; maar in geheel onvoldoende mate,
zoodat zijne geldschieters, de Nederlandsche Handelmaatscbappij,
het onderzoek deden’ staken. De uitspraak van F. J unghuhn, dat
Java, ten gevolge van zijn door vulkanismesterkgedisloqueerden
bodem geen exploiteerbare hoeveelheden petroleum zou hebben
overgehouden, scheen daardoor bevestiging te vinden.
Daarna volgde dan ook een lange periode, waarin alle pogingen
om petroleum in den Nederlandsch-Indischen Archipel te vinden
bleven rusten.
In 1884 begon een booronderzoek naar petroleum in een
c oncessieterrein aan de Lepanrivier, welk terrein door den
Sultan van Langkat was afgestaan aan den heer A. J. Zylker.
Dit onderzoek werd tusschen de jaren 1884 en 1889 voor Tokening
van den concessionaris door personeel van het Grondpeil- '
wezen uitgevoerd, eerst met handboringen en later met een stoom-
boring. Den 15den Juni 1885 werd met een handboring te
Telaga-Toengal op eene diepte van 121 M. een zandlaag aange-
boord, die intermitteerend groote hoeveelheden gas en zout-
water uitwierp; met dit zoute water kwam een weinig petroleum
mede, doch niet meer dan 150 L. per etmaal. Latere boringen
tot 1889 toe hadden geen sueces, maar de put van Telaga
Toengal nam steeds in oliedebiet toe: op het einde van 1887
leverde hij 16 L. olie per minuut, in 1889 18 L. per minuut
en dit is langzamerhand tot 8 4 L. per minuut gestegen.
Door dezen put werd op Sumatra de grondslag gelegd van
de nu zoo bloeiende petroleumindustrie, hoewel er bijna vijf
jaren moesten voorbijgaan, voor dat de waarde van dien put
werd begrepen.
In Mei 1890 vormde zich de «Koninklijke Nederlandsche Maat-
schappij tot exploitatie van petroleumbronnen in Nederlandsch-
Indie», die zich op grond van het resultaat van den put van
Telaga Toengal ten doel stelde verder naar petroleum te boren en
de verkregen ruwe oiie tot verkoopbare producten te verwerken.
Intusschen was men in 1887 op Java begonnen naar petroleum
te zoeken. In Juli 1887 werd de Dordtsche Petroleum-Maat-
schappij opgericht, die zich aanvankelijk ten doel stelde de delta
tusschen Porrongrivier en Kalimas in de residentie Soerabaja
op petroleum te onderzoeken en hare eerste boringen in de
dessa Koeti begon. Reeds in Maart 1888 werd op 150 M. diepte de
eerste spuitende petroleumbron aangeboord en spoedig een kleine
raffinaderij opgericht, waarmede in 1890 de eerste winst kon
worden behaald, die een uitkeering aan aandeelhouders ver-
oor-loofde.
Daarmede werd de aandacht op deze nieuwe industrie gevestigd
en van dien tijd dagteekent dan ook een steeds toenemend
streven om den bodem van Nederlandsch-Indie op petroleum
te onderzoeken, waarvan de uiting wordt gevonden in honderden
aanvragen om. recht tot mynbouwkundig onderzoek, die op
Java en sommige deelen van Sumatra slechts weinig terrein
vrijlaten.
Intusschen breidde de Dordtsche Patroleummaatschappij haren
werkkring uit en vermeerderde elk jaar het aantal van hare
putten. Hoewel het grootste deel mislukte, stelden toch de over-
blijvende in staat om de productie meer en meer op te voeren.
Op deze wijze werd in 1891 aan den linkeroever der Kalimas,
in het district Goenoeng Kendeng, de Gogor «pool» ontdekt,
die slechts gedurende eenige maanden olie leverde en toen was
uitgeput. In 1892 stootte men op een veel rijkeren -pool», dien
van Lidah, eveneens gelegen in het district Goenoeng Kendeng
en die een groot aantal spuitende putten opleverde.
Zoowel de Koeti als de Lidah «pool» werden door «pipelines»
van respectievelijk zes en acht kilometers lengte verbonden met
Wonokromo, alwaar in 1890 de bouw eener grootere raffinaderij
begonnen werd, die aanvankelijk 500 kisten geraffineerde petroleum
per dag afleverde, langzamerhand werd. uitgebreid en nu
2000 kisten daags produceert. De fabriek bevat, behalve de
eigenlijke raffinaderij, ook een fabriek van de blikken, waarin
de petroleum wordt afgeleverd en een fabriek voor de bereiding
van machine-olien, geheel volgens moderne begrippen ingericht.
Een aanzienlijk deel van de geproduceerde petroleum wordt per
spoor afgeleverd in ketelwagens, die geregeld tusschen Wonokromo
en Probolingo, Kedirie, Solo en Djocja loopen. Opdezelfde
wijze geschiedt de aflevering van residu, dat op groote scbaal
wordt gebruikt als brandstof voor stoomketels. .
De Dordtsche Petroleummaatschappij bepaalde zich bij het
zoeken naar petroleum niet tot de residentie Soerabaja, maar
stelde op een aantal punten in Rembang, in Semarang, in Ban-
joemas, Pasoeroean, Cheribon en Madoera en eindelijk ook in
het rijk van Koetei (zuider- en oosterafdeeling van Borneo) een
booronderzoek in.
Daarvan werden de boringen in het district Panolan, residentie
Rembang, met zeer günstigen uitslag bekroond en daarbij werd
önder de dessa Ledok een terrein gevonden, dat zich onderscheidt
door rijke putten, die een olie geven van uitstekende qualiteit,
tegelijk uitmuntende door hoog lichtolie- en hoog paraffine-
gehalte. Plaat LXXXII, eene reproductie van eene fotografische
opname van put Ledok 7, geeft te zien hoe aldaar de ruwe
petroleum met kracht uit den bodem te voorschijn spuit. Op
een vijftien-tal kilometers afstand van dit terrein vond de heer
t e n K a te een eveneens rijk petroleumterrein, vallende in het
district Tinawoen. Dit laatste terrein wordt bewerkt door de
-Maatschappij tot Exploitatie van de petroleumconcessie Tinawoen
», die in 1895 haar arbeid begon. Zij verkoopt, zooals in
Amerika en Gallicie meestal geschiedt, haar petroleum aan een
buiten haar staande raffinaderij en heeft op die wijze voorshanas
geen bemoeienis met fabricatie en handel. Zoowel de ruwe olie
van Panolan als die van Tinawoen komen ter verwerking in
een fabriek der Dordtsche Petroleummaatschappij te Ploentoeran,
aan de Solo-rivier gelegen. De hoofdmassa van de aldaar geraffineerde
olie wordt door een «pipeline» van ongeveer 36 KM.
lengte gepompt naar Blora, waar zij deels in blikken verpakt
wordt, deels in ketelwagens wordt gepompt om over de Semarang
Joana stoomtram naar Semarang te worden vervoerd,
alwaar zij dan verpakt wordt. Zoowel te Blora als te Semarang
zijn fabrieken opgericht voor het maken van de benoodigde
blikken.
Welk aandeel Java had aan de productie van lichtolie van
den aanvang af, dat de petroleum-industrie daar wortel schoot
is uit onderstaande cijfers te zien en daarbij zij opgemerkt,
dat de consumtie van Java en Madoera alleen op drie millioen
zes honderd duizend kisten is aan te nernen.
Jaar . . . 1890 1891 1892 1893 1894 1895 1896
Productie in
kisten. .27 760 -79 179 247 889 276062 452 728 779 239 1 520 000
Wij komen nu weder op de petroleum van Langkat terug,
waarvan ,wij het meest wetenswaardige tot Mei 1890, toen de
Koninklijke Petroleummaatschappij werd opgericht, hebben
vermeld. Het eerste werk van deze maatschappij was het oprichten
eener raffinaderij te Pangkalan Berandan om de ruwe olie van
den put Toengal te zuiveren. De fabriek ligt aan de Babalan-
rivier en ontvangt de ruwe Olie door een buisleiding van ongeveer
10 KM. lengte. Door groote moeielijkheden, bij het bouwen
van en werken met deze fabriek ondervonden, gingen er twee
jaar heen voordat men gereed was het product aan de markt
te brengen; van dat tijdstip echter kon, dank zij den grooten
rijkdom van de geboorde putten, de productie snel worden
opgevoerd en werden de volgende productiecijfers bereikt:
1892 1893 1894 1895 1896
144703 401370 1 042 940 1 334249 circa 1850 000 kisten.
De Koninklijke Petroleummaatschappij maakt in hare fabriek
al de voor verpakking van de petroleum noodige blikken, benevens
een deel van de kisten, waardoor deze blikken twee aan twee
worden beschermd. Zij heeft het plan om een groot deel van
hare petroleum in tankschepen naar de verschillende havens
van het Oosten te vervoeren en riebt in verband daarmede aldaar
aftapstations op, die uit groote reservoirs, fabrieken voor het ver-
vaardigen van de blikken en inrichtingen tot aftap bestaan zullen.
Het terrein, tot nu toe door de Koninklijke Petroleummaatschappij
in ontginning gebracht, heeft getoond buitengewoon
rijk te zijn en daarin bij geen enkel ter wereld achter te staan.
Behalve door het groote debiet van de bronnen, die in 1896
werden aangeboord en waarvan edn wordt gemeld, die gedurende
den tijd, dat zij gelegenheid had te vloeien, op een debiet van
4 800 vaten per etmaal werd geschat, blijkt deze rijkdom vooral
door de constantheid van het debiet gedurende een reeks van
achtereenvolgende jaren. De put* Toengal, die in 1885 werd
aangeboord en in 1891 haar volle debiet bereikte, vertoonde
volgens de laatste berichten nog geen verslapping, niettegen-
staande hij gedurende al die jaren geheel vrij heeft kunnen
uitvloeien.
Het afzetgebied van het product van de Koninklijke Petroleummaatschappij
is in de eerste plaats Sumatra’s Oostkust en de
Straits Settlements; maar strekt zich uit over China, Japan
en Java.
De in Nederlandsch-Indie gewonnen petroleum lean, waar zij
in ruime hoeveelheid verkregen wordt, overal de concurrentie.
met Amerikaansche en Russische olie yolhouden en kan zich
dus van een zeer groot afzetgebied meester maken.
Behalve beide hierboven genoemde maatschappijen, die in
voile ontginning zijn, werden er een groot aantal andere opgericht,
die zich het zoeken naar petroleum in Nederlandsch-Indie ten
doel stellen. Op Java zijn dat: de Nederlandsch-Indische explo-
ratie en exploitatiemaatschappij, de Nederlandsch-Indische petroleummaatschappij,
de Java petroleummaatschappij en andere;
de onderzoekingen concentreeren zich daar voornamelijk op de
residentien Soerabaja, Madoera, Rembang, Semarang en Ban-
joemas. Op Sumatra werken de Nederlandsch-Indische explo-
ratiemaatschappij, de Bombay and Burmah trading company,
de Maatschappij tot mijn- en boschexploitatie enz. Tot nu toe
hebben alleen de twee Jaatsten eenig succes gehad en wel in
terreinen, nevens die van de Koninklijke petroleummaatschappij
gelegen, de eerste zal een raffinaderij bouwen aan de Gebang-
. rivier, de tweede heeft een raffinaderij aan de Langkat-rivier
en zal spoedig met haar product aan de markt-komen. Behalve
Langkat wordt Palembang ernstig op petroleum onderzocht. Reeds
boorden de «Sumatra-Palembang Maatschappij» en de «Moeara-
Enim Maatschappij» petroleum aan in belangrijke hoeveelheden.