Te Delfzijl en te Watum werden in 1S91 ijzeren lantaarns
voorzien van v o n OrrER-apparaten en dioptiek-lichttoestellen
3de grootte, opgesteld op steenen gebouwen, dienende'tevens tot
wachterswoningen. Deze lichten geven vast wit licht in de vaar-
waters en enkele en dubbele witte schitterlichten over de banken.
De geheele verlichting van de Sems berust op het V o n O t t e r -
systeem (*).
Van 1870 a f werd voor brandstof de patentolie geleidelijk
vervangen door petroleum, lerwijl de werktuigelijke lamp, die
door veelVuldig voorkomende defeclen slecht voldeed, verwisseld
werd voor een pressure-lamp (lamp, waarbij de voeding geschiedt
door een zuiger, die in een met olie gevulden staandeü cylinder,
door een gewicht neder wordt bewogen en alzoo de olie naar
de lamp perst; de zuiger moet elke vier uren worden opgedraaid).
Licht schepen. Het lichtschip, zooals wij dat kennen op onze
kust, is een kostbaar middel tot dekking van de vroeger zoo
ongunstig bekende Nederlandsche kust; het is ontegenzeggelijk
het middel geweest om het getal schipbreuken belangrijk te
verminderen. De kostbaarheid van het lichtschip ligt wel hoofd-
zakelijk in zijne talrijke bemanning, die op geregelde tijden
moet worden afgelost, zoodat aan ieder lichtschip 18 man
verbonden zijn, waarvan voortdurend 12 man op het schip
verblijf houden,
Het eerste Nederlandsche lichtschip, dat van den Noordhinder,
werd in 1858 gelegd; het licht was vast en werd verkregen
door eene combinatie van acht argandsche lampen met reflectors;
later, in 1876, werd dit licht veranderd. In 1869 en 1870
werden twee lichtschepen gelegd buiten en binnen het Bökkegat
(zeegat van Goerße), welker lichten, met die aan de Kwak en
te Hellevoetsluis, leiding gaven naar het Voornsche Kanaal
(Rotterdam en Maassteden).
De drie eerstgemelde lichten werden in 1885 en 1886 door licht-
boeien vervangen. De lichtschepen «Schouwenbank» en «Terschel-
lingerbank. werden in 1881, de «Haaks« en «Maas» respectievelijk
in 1890 en 1891 gelegd. De schepen zijn alien van ijzergebouwd
en rood geschilderd met een witte gang, waarop de naam met
zwarte letters; zij voeren aan den top van den mast een bol,
cylinder of kegel ter onderscheiding. De lichten der lichtschepen
zijn allen draailichten en onderscheiden zieh door het aantal
schitteringen in de halve minuut, terwijl tevens de »kleur van
het licht verschilt, wit, wit-rood of rood. Daar de lantaarn van
het lichtschip deelt in de door de zee aan het schip gegeven be-
wegingen is het gebruik van een dioptriek lichttoestel buiten-
gesloten en wordt iedere schittering verkregen door een groep van
3 of 4 lampen, gericht in gelijke peiling, terwijl door een parabolischen
Spiegel alle stralen in deze richting worden gebracht,
(Zie plaat XXX.)
Als brandstof wordt tegenwoordig algemeen op de lichtschepen
petroleum (heavy mineral oil) gebezigd.
Alle lichtschepen, behalve dat van den Noordhinder, dat nog
een handmisthoorn heeft, zijn voorzien van eene sirene met
saamgeperste lucht en calorische machine. Bij het invallen van
mist moet, al is het reservoir op zijne bepaalde spanning van
30 lbs., gerekend worden op 15 minuten oponthoud alvorens
de machine werkt.
Lichtboeien. De lichtboeieu, die in Nederland in gebruik
zijn, zijn voor het meerendeel afkomstig uit de fabriek van
P in t s c h te Berlijn; de groote soort van 10 MJ. inhoudenruim
4 maanden brandtijd wordt gebezigd in zee; de kleine soort
van 5 ä 6 M3. inhoud en omstreeks 2 maanden brandtijd wordt
gebezigd binnengaats. Beide soorten gebruiken gelijke hoeveelheid
gas en hebben een zelfde lantaarn; allßen is het licht bij de
kleine 3 M. en bij de groote 3.5 M. boven water.
V
I Zie de beschrijvi
t. Paris, Chais c
ir les. phares, fanaux, bouées e
Cíe. p. !)!•.
In den läatsten tijd worden ook lichtboeien in Nederland
aangemaakt, waarbij de boei geconstrueerd wordt door de platen
aan elkander te klinken in tegenstelling van die van P in t s c h ,
waarbij de platen aan elkander gewalst zijn. Hoewei de prijs
van eerstgenoemde boei ( / 1600 zonder de lantaarn) de helft
goedkooper is dan die van P in t s c h , zal de ondervinding moeten
leeren of ook de duurzaamheid günstige resultaten zal opleveren.
De lichtboei bestaat uit drie hoofddeelen:. de gashouder (de
boei), den regulator en de lantaarn. Aan den gashouder bevindt
zieh een buis, waarop de regulator met de lantaarn is bevestigd.
Aan die buis onder den regulator is een vulklep, welke dient .
om, in verbinding gebracht met een reservoir, daaruit de boei
met vetgas te vullen. Uit het reservoir, waarin een spanning
is van 10 atmospheren, laat men het gas in de boei vloeien tot
dat deze met eene spanning van 6 atmospheren gevuld is.
Om den hoogen gasdrufc in de boei op de vpor het' licht
noodige gewöne drukking terug te brengen is onder de lantaarn
; een regulator aangebracht, die zoodanig is samongesteld, dat
de branddrukking voor het licht steeds-gelijkmatig blijft, onver-
schillig welke drukking zieh in de boei bevindt? De lantaarn
is van buiten gesloten door gebogen glasruiten, voorzien van
kruiselings over elkander liggende metalen banden. Het licht is
; omgeven door een lens en zes prismatische ringen, te zamen
een geheel uitmakende; onder het licht bevindt zieh een ver-
zilverde kegelvormige reflector. Het licht is zichtbaar tot op 5
zeemijlen afstand.
In 1882 werden de lichtboeien in de verlichting opgenomen;
het bleek echter dat die vaste lichten in de binnen-vaarwaters
moeielijk te onderscheiden waren van oeverlichten en van lichten
van kleine vaartuigen, waarom in den regulator een inrichting
werd gemaakt, waardoor in plaats van een vast licht een schit-
' terlicht werd verkregen, gevende 7 seconden schittering in de
10 ä 12 seconden of 6 ä 5 schitteringen in de minuut. Sedert
1890 hebben de lichtboeien binnengaats allen schitterlichten.
: De eersfce lichtboei was die v66r den Nieuwen Waterweg,
gelegd in 1882; in 1885/86 werden de beide lichtschepen in het
Goerßesche Gat en het licht aan de Kwak door lichtboeien
vervangen, waarna systematisch werd voortgegaan met de toe-
passing van deze verlichting in de Goerßesche zeegaten en in
Volkerak, Krammer en Hollandsch Diep. Thans liggen 17 lichtboeien
in deze vaarwaters, terwijl v66r den Nieuwen Waterweg en
op de Thorntonbank diergelijke boeien in tolle zee als verken-
ningsboeien liggen. Allßßn de boei van Thornton is niet van
schitterlicht voorzien.
Voortdurend neemt het gebruik toe en weldra zullen de lichtboeien
ook in de noordelijke vaarwaters toepassing vinden.
Siren es en misthoorns. Als hulpmiddelen bij de verlichting,
bij mist of dik weder, kunnen de sirenes en misthoorns van
groot belang zijn. Aan de landeinden- der noordelijke dämmen
te IJmuiden en aan den Hoek van Holland zijn sirenes ge-
plaatst; het geluid wordt door stoom voortgebracht. De plaatsing
van deze sirenes is echter ongunstig, daar het geluid door de
duinen en nabijzijnde gebouwen wordt weßrkaatst en daardoor
een verkeerde richiing aangeeft; daarbij zijn ze te veel binnen-
waarts geplaatst om voor de sehepen, die de gaten binnen-
vallen, van veel nut te kunnen zijn.
Van groote toepassing is de sirene in het vaarwater de Wie-
lingen, hoofdtoegang naar Antwerpen; uit zee körnende vindt
men achtereenvolgens sirenes op de lichtschepen West-Hinder,
Wandelaar en Wielingen, te Nieuwersluis en te Vlissingen.
H. NIJGH.
m