I I
III i |
H l Hfl ,
Bf 118
I I I I IIP
¡ 1 1 1 1 l g
RIVIEREN EN RIVIERWERKEN IN NEDERLANDSCH-
INDIE. I
aivierverbetering met het oog op de scheepvaart komt
in Indie slechts bij hooge uitzondering voor. De
ondernomen rivierwerken hebben meestal ten doel
wering van aanslibbing op ongewenschte plaatsen,
ging tegen overstrooming of behoud van riviertakken, die
ten nädeele van de oeverbewoners dreigen te verloopen. Van
deze gevallen volgen hierönder eenige voorbeelden.
De w e r k e n t o t b e h o u d v a n h e t v a a r w a t e r in
het Oostgat van Soerabaja, waar onze voornaamste mari-
tieme vestiging ia, beoögen het geschikt maken van een zuide-
-lijken tak van de Brantasrivier, genaamd Porrong, voor den
afvöer van al het opperwater, zoodat op den Soerabaja-tak, welke
thans bij het verdeelpunt tusschen gene en de Porrong door
eenige sluizen een belangrijke hoeveelheid slibhoudend water
moet afvoeren, in het vervölg alleen eene beperkte hoeveelheid
zal worden toegelaten. Door deze ingrijpende verandering,
waarvan het gedeelte dat betrekking heeft op de verruiming
van de Porrong hier onbesproken blijft, moest de Soerabaja-
rivier van de sluis Melirip af tot Sepandjang, boven Soerabaja
gelegen, worden genormaliseerd, om den vroegeren toestand uit
een oogpunt van vaardiepte geen vermindering te doen onder-
gaan. Meer benedenwaarts kwam er nog een eisch bij; daar
profiteerden toch een aantal landerijen van de hooge west-
moessonstanden om door inlaatsluisjes van irrigatiewater te
worden voorzien. Hierin mocht geen verandering komen en
men is daarom genoodzaakt geweest door het leggen van twee
stuwen, respectievelijk te Goebeng en te Goenoengsari (zie
plaat LXI), een hooger peil te behouden, ten einde die irrigatie
blijvend mogelijk te maken, terwijl ook de vaardiepte daar-
door wordt verbeterd. Een bijkomend voordeel van deze in
aanbouw zijnde stuwen is de mogelijkheid om in den oostmoesson
stroomend water te brengen door eenige kanalen van genoemde
hoofdplaats, wat aan den gezondheidstoestand daar van. ten
goede zal komen.
De algemeene inrichting der stuwen is uit de figuren duidelijk.
Een dubbele schutsluis; daarnaast twee diepe door schotbalken
sluitbare spui-openingen om het peil te regelen en vorder minder
diepe, 10 M. breede openingen voor naaldstuwen, waarvan er
6 te Goebeng en 9 te Goenoengsari worden gebouwd, daar
wegens de tusschen beide werken gelegen zijdelingsche afleiding
van het Wonokromo-kanaal eerstgenoemde stuw ten hoogste
390 M3. per seconde zal moeten doorlaten, terwijl bij door-
braken de andere stuw in de gelegenheid moet zijn om den
hoogst bekenden afvoer van 540 M5. te loozen. Daar nabij de
bestaande inlaatsluizen andere gedeelten van het terrein afwateren
op de rivieren ook deze daarin niet belemmerd mögen worden,
was men beperkt in de keuze van de plaats voor de stuwen en
ziet men op den plattegrond van Goenoengsari zoowel het afwate-
riugskanaal Kedoeroea, waarvan de mond beneden de stuw wordt
verlegd, als de inlaat voor een van de spoelkanalen van destad.
De hoofdafmetingen van de werken zijn de volgende, waarbij
het peil gelijk is aan dat van den vloed te Soerabaja (S. H. V. P.).
Goebeng. Goenoengsari.
Wijdte van de sluizen . . . 5.50 M. 5.50 M.
Wijdte van de schutkolken . 7.50 » 7.50 »
Lengte van de schutkolken . 50.— » 30.-— »
Hoogte van de kruin der
muren .' . .' . . . . • 4-3.25 » 4-5.50 .»
Stuwpeil............................. ..... 4-2 '( 4-2.25) M. 4- 3.75 »
Hoogste waterstand . . . . 4-2.65 M. 4 - 4.75 »
Diepte van’ de drempels .vän
de - sluizen en Vah de spiiiopeningen
. . . . . . . — 2.50 » ± 0 . »
Diepte van de stuwdrempels. -—0.75 » 4-1-50 ■
De onderlinge afstand van de stuwen bedraagt 6300 M. De
spuiopeningen verkrijgen een dubbele rij schotbalken, waarvan
de eene niet dieper dan 1 M, boven den vloer reikt, om den
stroom over den bodem te doen scburen en aldus nabij de
sluizen een geul van de vereischte vaardiepte te behouden. Kan
het stuwpeil niet worden gehandhaafd dan kunnen balkenvan
de tweede rij tot op den vloer worden neergelaten.
De R am b a ta n o v e r la a t , voorgesteld op dezelfdeplaat,
werd in de jaren 1876—18S1 boven Indramajoe in de residente
Cheribon onder toezicht van den ondergeteekende gebouwd in
een zijtak van de Tjimanok rivier, welke reeds sedert jaren het
meeste water tot zieh trok en waardoor de längs Indramajoe
loopende tak, zeer ten nadeele van de scheepvaart, de irrigatie
en de drinkwatervoorziening in die streek meer en meer achter-
uit ging, zoodat het zeewater tot een eind boven de plaats naar
binnen drong, als in den drogen tijd de afvoer van boven gering
was. Daar er altijd zijtakken bestaan hadden, was de zaak.niet
op te lossen door een eenvoudige afdammiiig van de Rambatan,
omdat dan in den westmoesson dijkbreuken en overstroomingen
niet zouden uitblijven. Men was dus genoodzaakt de monding
van dien tak te beteugelen door een gemetselden overlaat, welke
uit een ojiefvormig stortvlak bestaat, door steenen pijlers in
tien openingen, elke van 10 M. wijdte, verdeeld. Dit werk moest
op een zeer slappen ondergrond worden aangelegd en het
fundament bestaat dan ook uit beton, rüstende op draagpalen
van 8 ä 9 M. lengte, omgeven door wanden van damplanken
van 4 M. lengte. Het beton is van gruis van baksteen met
specie bestaande uit koraalkalk, gestampte baksteen en zand
in gelijke verhouding genomen. Het werk werd in een afzon-
derlijk uit te graven kanaal in den droge gebouwd en in gebruik
gesteld door het afdammen van de bestaande bovenmonding
van de Rambatan, hetwelk eenige moeite kostte omdat het
water gedurende de afdamming vrij belangrijk moest rijzen,
vöördat het den opgezanden Tjimanoktak kon binnentreden.
Toen deze weg evenwel eenmaal gebaand was, werd een vrij
snelle uitschuring van de ondiepe gedeelten waargenoraen.
Omtrent de kosten van dit kunstwerk kunnen de volgende
cijfers een denkbeeid geven, waarbij men moet opmerken dat
de koeliearbeid werd verricht door heerendienstplichtigen, die
per man daags 12.® cent ontvingen. Het gebezigde aantal
bedroeg 1096 328. Beschouwt men deze betaling als de helft
van een normaal koelieloon dan zouden in vrijen arbeid de
kosten omstreeks / 137 000 hooger zijn geweest.
Met inbegrip van hetgeen uit de vöorkanalen ontgraven en
niet door spoeling verwijderd is, hebben de aardewerken een
inhoud gehad van omstreeks 250 000 M3. te stellen öp / 75'300.
Hei werk, 2705 stuks palen en862M'.damplankregel » 142 295.
Een brug van omstreeks 700 M3., met inbegrip' van
liggers en leuningen........................................................... 22 625.
Omstreeks 6000 M3. beton aan fundament en dam-
lichaam.....................................................................
Over te brengen
7'250.
/ 317 47Q.