Deventer behoorende Verlaat aan den bovenmond der Koerhuis-
beek eene tweede ontlastsluis worden gebouwd.
De bestaande Nieuwe Sluis, zijnde eene in zeer vervallen
toestand verkeerende bouten stuw, dienende om bet water der
Buurserbeek bij lagen waterstand op de Diepenbeimscbe Molenbeek
te bouden, moet worden veryangen door eene andere
van aanzienlijk grooter vermögen.
Bij de Markveldscbe en Haaksbergscbe watermolens moeten
ter vergrooting van bet te geringe vermögen ontlastsluizen
worden gebouwd.
Eindelijk moet ter uitvoering van de regeling 'der water-
verdeeling bij de Oortjesbrug eene ontlastsluis worden gebouwd
in de noordelijke kade der Buurserbeek ter plaatse, waar deze
vroeger bij elken eenigszins beteekenenden vloed doorbrak of
werd doorgestoken.
De vöor de afwatering zoo hinderlijke «voorden», die op
vele plaatsen worden aangetroffen, worden alle opgeruimd.
Zooveel doenlijk worden twee, drie of meer voorden vervangen
door edne brug met daarheen leidende parallelwegen.
Deze voorden (plaatsen, waar door de beek wordt gereden)
bevonden zicb, merkwaardig genoeg, voor een groot deel in
openbare wegen, 66ne zelfs in den hoofdweg van Diepenbeim
Tiipr Neede, zoodat ook bet belang eener goede gemeenscbap
door bare opbeffing en vervanging door bruggen zeer wordt
bevorderd.
Ten einde bij droogte een gewenscbten waterstand te kunnen
behouden, moeten op drie plaatsen stuwen worden gebouwd
en wel bij de Bathmenscbe brug, bij den bovenmond van de
groote afsnijding en in den afgesneden arm der Schipbeek,
beneden den mond der Renkelaarswaterleiding.
De tweede van deze stuwen dient, tevens in verband
met eenen duiker in den dam, waarmede de genoemde arm
aan de bovenzijde is afgesloten, om dezen van water te voor-
zien.
De Bolksbeek zal, wanneer eenmaal de Berkelverbetering tot
hären bovenmond is voltooid, veel minder water behoeven af
te voeren, dan tot dusver. In verband hiermede zal bare ver-
betering zieh kunnen bepalen tot regeling van eenige inscharende
boebten en oevers en tot heropening van de Lindemansbeek,
die vroeger eene gemeenscbap vormde tusseben de Bolksbeek
en de Schipbeek.
Verder zal in het belang van de bevloeiing de rechterkade
der Bolksbeek moeten worden verlaagd en zal het wellicht
noodig zijn eenige stuwen in die beek te plaatsen.
Met de uitvoering van de verbeteringswerken is in 1894 een
aanvang gemaakt.
In dat jaar werden gebouwd de ontlastsluis bij de Oortjesbrug
en die bij den Haaksbergschen molen.
De eerstgemelde heeft twee openingen, elke ter wijdte van
5 M., gesloten met Stoneyschuiven; de tweede is wijd 2 M.,
zij is gesloten met eene gewone ijzeren schuif, bewogen door
een windwerk.
Over beide sluizen liggen bruggen voor gewoon verkeer.
In datzelfde jaar werd ook de verbetering van de Koerhuisbeek
uitgevoerd en werd de Schipbeek, van het Verlaat tot het
Overijsselscb kanaal, op diepte gebracht.
Eindelijk werd in dat jaar een aanvang gemaakt met het
graven van de groote afsnijding onder Bathmen, die echter eerst
in 1896 gereed kwam.
In 1895 werd de oude Nieuwe Sluis vervangen door eene
gemetselde stuw, wijd 5 M., gesloten met eene Stoneyschuif,
waarover eene brug voor gewoon verkeer ligt, die de voorde
in den weg van Diepenheim naar Neede vervangt.
In dat jaar werd ook de gemetselde ontlastsluis naast bet
Verlaat in den bovenmond der Koerhuisbeek gebouwd, die
eveneens 5 M. wijd en met eene Stoneyschuif gesloten is.
In 1895 werd ook begonnen met de verbetering van de
gedeelten van de beek, begrepen tusschen het Verlaat ende groote
afsnijding en tusschen de groote afsnijding en de Bolksbeek
welke verbetering in 1896 gereed kwam.
Eindelijk kwam in 1895 ook nog de verlenging der Spildijks-
waterleiding tot stand.
In 1896 is de verbetering der beek zelve gereed gekomen
tot aan den Rijksweg van Goor naar Lochern, en werd het
boordelijk zijkanaal in het Stokkumer Flier geheel, het zuidelijk
zij kanaal voor ongeveer de helft voltooid.
De kosten van deze werken, met inbegrip van den aankoop
der benoodigde gronden, die tot nu toe bij minnelijke schikking
konden worden aangekocht, bedroegen ongeveer f 200 000.__
Voor zoover de gevolgen van de verbetering reeds nu kunnen
worden beoordeeld, is de uitwerking daarvan zeer günstig te
noemen.
Niettegenstaande men in ongunstige omstandigbeden verkeert
doordien, daar de Berkelverbetering nog onvoltooid is, de
Bolksbeek nog met veel meer water wordt bezwaard dan bij
het ontwerp is aangenomen, is gebleken, dat de broeklanden
veel spoediger van het overstroomingswater bevrijcLzijn en dat
het water thans vrij snel over de gronden stroomt in plaats
van daarop, zooals vroeger, te blijven stflstaan, zoodat ook de
bevloeiing reeds veel is verbeterd.
Een volledig oordeel zal echter eerst gevormd kunnen worden,
wanneer niet alleen de verbetering van de Schipbeek zelve,
maar ook die van de Berkel zal zijn voltooid en wanneer tevens
de kleinere waterleidingen zullen zijn verbeterd.
Voor de toekomst zal de groote moeielijkheid waarschijnlijlc
gelegen zijn in de verdediging der oevers. Het is te vreezen,
dat de kosten daarvan, wegens de zandige geaardheid van
de gronden en de groote stroomsnelheid, groot zullen zijn.
In 1897 korat de verbetering geheel gereed tot aan de Nieuwe
Sluis; daarna zal eene periode van stilstand moeten intreden,
omdat voor de voortzetting van het werk eene onteigeningswet
noodig zal zijn.
Het is niet mögen gelukken met, den eigenaar van den Mark-
veldschen molen tot eene schikking te komen, en zoolang de
ontlastsluis bij dien molen niet is gebouwd, zou het bedenkelijk
zijn de verbetering van het bovendeel van de beek ter hand
te nemen.
Ten slotte zij vermeld, dat de uitvoering van de verbetering,
onder de hoofdleiding van den ondergeteekende, werd bestuurd
door den civiel-ingenieur J. d e J o n g .
A. DEKING DURA.
DE REGGEVERBETERING. @---------■ 5 ) _
[¡spBBggMgai et beginpunt van de Regge ligt bij Westervlier, even
ü ä f e l ü henoorden de Schipbeek, waarmede zij vroeger in
9 Bg H gemeenschap was, doch waarvan zij thans door een
IfeLaligtJgil kade wordt afgesloten. De Regge loopt voorbij Diepen-
heira, Goor, Rijssen en Nijverdal, kruist bij Hankate (alwaar
zij bij läge standen opgestuwd wordt) het kanaal Almelo-Zwolle
en valt even beneden Ornmen in de Vecht. Zij ontvangt tusschen
Diepenheim en Goor, door de Diepenheimsche Molenbeek, ge-
regeld eenig Schipbeekwater en wordt verder gevoed door afwatering
van de aanliggende landerijen en door een groot
aantal zij takken. De voornaamste daarvan is de Exosche Aa,
die haar water brengt van de Almelosche takken, waarop het
oostelijk en het zuidoostelijk gedeelte van Overijssel afwateren. Bij
hooge standen van de Schipbeek ontlast deze zieh beoosten
Haaksbergen längs de Rutbeek naar de Almelosche wateren.
Vroeger had deze zijdelingsche afleiding plaats door het overloopen '
en doorbreken van de noordelijke Schipbeekkade. Sedert 1894
geschiedt dit op meer geleidelijke wijze door middel van de
ontlastsluis aan de Oortjesbrug.
V66r dat de verbetering werd ter händ genomen verkeerde de
Regge in zeer verwilderden toestand en was zij in geenen deele
in Staat op behoorlijke wijze in de afwatering van haar 114 000
HA. bevattend stroomgebied te voorzien. Het water zamelde
zieh dientengevolge op in uitgestrekte inundatiekommen, die
slechts zeer langzaam konden afvloeien.
Het gevolg was, dat vele duizenden HA. hooi en weiland
slechts in enkele günstige jaren iets opleverden.
Reeds voor langen tijd werden van verschillende zij den
pogingen gedaan om tot een meer bevredigenden toestand te
komen. De stappen, die tot een praktisch resultaat hebben
gevoerd, volgden elkander echter met zeer groote tusschenpoozen
op. In 1868 werd door den ingenieur T. J. S t ie l t j e s op last
van de Staten van Overijssel een uitvoerig onderzoek ingesteld,
in 1881 werd het Waterschap de Regge opgericht en in 1892
werd bij de wet van 29 October (Staatsblad n°. 245) aan dit
Waterschap Rijkssubsidie toegestaan tot een bedrag van twee
cerden van ten hoogste / 550 000, waardoor ten slotte de hand
aan het werk geslagen kon worden. Reeds v66r dat de wet was
aangenomen hadden van Rijkswege nieuwe opnemingen plaats
gehad. De uitkomsten daarvan zijn verzameldin het «voorloopig
sehetsontwerp», dat tevens een globaal werkplan bevat, hetwelk
als leiddraad bij de uitvoering dient, maar niet in allen deele
gevolgd behoeft te worden. De grondtrekken van dit plan
zijn nader uitgewerkt in de «Algemeene Regelen», welke het
Waterschap de Regge- heeft doen opstellen en die door den
Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid goedgekeurd
zijn. De twee hoofdbeginselen, welke bij de uitvoering gevolgd
zullen worden, zijn:
1°. het behoud van den toevoer van Schipbeekwater;
2". het voorkomen van overstrooming bij zomervloed met
behoud van overstrooming bij wintervloed.
Ter toelichting diene, dat het doen vervallen van de zijdelingsche
afleiding van het Schipbeekwater, op grond van historische
onderzoekingen, voor onbillijk gehouden moest worden en de
kosten der Schipbeekverbetering te zeer zou hebben doen toe-
nenien. Het behoud van de overstroomingen bij wintervloed geeit
niet alleen een groote bezuiniging, maar isbepaaldnoodzakelijk
te achten voor de längs de rivier gelegen hooi- en weilanden,
waarvoor de winterbevloeiing de plaats vervult van bemesting.
Was de afvoer bij zomervloeden even groot als bij wintervloeden,
dan zou het onder 2°. genoemde alleen te bereiken zijn door
aanleg van kostbare stuwen. Dit is echter niet het geval. De
afvoer bij zomervloed is zooveel geringer, dat de mogelijkheid
bestaat tot den gewenschten toestand te komen, uitsluitend
door doelmatige keuze van profil. Men volgt hierbij den proef-
ondervindelijken weg. Op zooveel mogelijk gelijke afstanden
worden längs de geheele rivier vakken van ongeveer 2 KM.
lengte verbeterd en wel uitsluitend zoodanige, welke wegens
vele kronkelingen en ondiepten het meest aan verbetering be-
hoefte hebben. Men krijgt hierdoor een algemeene daling van
vloedstanden. Met de verbetering van de tusschenliggende minder
siechte vakken wordt gewacht, tot men op grond vandewaar-
genomen daling zekerheid heeft of de verruiming al dan niet
op dezelfde schaal kan voortgezet worden. Is dit niet het geval,
dan wordt voor de tusschenliggende vakken het profil
gewijzigd. Wel krijgt men op deze wijze geen rivier met regel-
raatig toenemende capaciteit, doch wegens het ontbreken van
slib en wegens de geringe zandbeweging längs den bodem is
hiervan op de Regge weinig nadeel te vreezen.
De volgende aan het sehetsontwerp ontleende gegevens geven
eenig denkbeeid van den vroegeren toestand en van den om-
vang en de beteekenis der verbeteringswerken.
Stroomgebied van de Regge enharezij-
rivieren (zonder de Schipbeek) . . . . 114000 HA.
lengte vóór de verbetering . . . . . 69 KM.
» na » » . . . . . 56 »
toekomstige hoogste zomerstand te
Westervlier 12.40 M. H- N.AP.
aan den mond ......................... 3.25 » + »
gemiddeld verval per KM. v66r de verbetering
..................................................... . 0.130 M.
na de verbetering . . . . . . . . 0.165 »
aantal af te snijden bochten . . . . 95
aangenomen daling van de hoogste
zomerstanden . . .. , 0.22 à 0.84 M.
toekomstige afvoer bij den hoogsten
zomervloed nabij den mond . . . . . 30 M3.
te verwerken grondhoeveelheid (uitsluitend
voor de Regge) . . . . . . . . 781600 »
raming van kosten (uitsluitend voor de
Regge). / 416 000.
Aan het einde van 1896 was door afsnijding van bochten
op tien verschillende riviervakken, waarvan de gezamenlijke
oorspronkelijke lengte 22 710 M. bedroeg, een verkorting ver-
kregen van 8120 M. Verwerkt was 383 000 M*. (alleen aan de-
Regge) en uitgegeven, met inbegrip van rüim f 15 000 voor de
Almelosche takken, / 240 000. Per KM. verbeterde lengte hebben
de kosten van onteigening gemiddeld bedragen f 2 400 en die
van uitvoering /1 0 500. Men neme echter in aanmerking, dat
de reeds verbeterde vakken met slechts 66n uitzondering gelegen
waren op het meer vermögende benedengedeelte beneden
Jt Exo en bovendien behoorden tot de slechtste en daardoor
ook tot de duurste vakken van de geheele Regge. Bij de verdere
verbetering zullen de gemiddelde kosten aanzienlijk minder
bedragen.
Het nut van de uitgevoerde verbeteringswerken blijkt uit den
sterk vermeerderden afvoer bij hooge standen. Hieronder volgt
de uitkomst van eenige afvoermetingen.
Plaats van waarneming. Datum. Afvoer.
Vroeger o
afvoer bij
denzelfden
stand.
Archem (13 KM. boven den
mond). . . . . ! ... . 11 Febr. 1896 14.63 M3. 9.30 M3.
Nijverdal (35 KM. boven den
mond)......................... .... . 24 Dec. 1895 21.95 » 14.30 »
Exo (49 KM. boven den
mond)................................... 16 Mrt. 1896 22.08 ■ 8.60 »
De afstanden uit den mond zijn gemeten längs de onver-
beterde rivier.
Hieruit blijkt, dat de afvoer is toegenomen te Archem met
57 %, te Nijverdal met 54 °/o en te Exo zelfs met 157 %• Het
gevolg is, dat het waterbezwaar zieh reeds veel minder doet
gevoelen en de waterspiegel niet alleen de buitengewone hoogte
van vroeger niet meer bereikt, maar ook na een watervloed
veel spoediger daalt en op het normale peil terugkomt.
Wat de duurzaamheid van de reeds voltooide werken betreft,
heeft men reden tot tevredenheid.
De bezoding is na verschillende watervloeden en na overwintering
overal onbeschadigd gebleven, zoodat oeververdediging
boven laag water onnoodig blijkt te zijn.
Beneden dit peil veroorzaken de läge standen in de lossere
grondsoorten eenige afkabbeling, welke door een weinig kostbare
voorziening met rijshout of puin kan worden voorkomen. Worden
bovendien de sterkste bochten onder den laagsten waterspiegel