doorbraak. Het opheffen van bet eerste achtten zij zeker en
bet voorkoraen van het andere, genoegzaam zeker, onmogebjk.
Regelmatige vorm der stroombanen, goede waterverdeeling
tusschen de verscbillende riviertakken, opbeffen, zooveel doenlijk,
van bestaande gemeensebap tusschen deze takken, slechts in
den uitersten nood maken van zijdelingsche afleidingen, ver-
beteren van de stroomen bij bet naderen van de zee, om door
kracbtige getijwerking de riviermonden, zoover mogelijk land-
waarts in, diep te bouden, waardoor bij vorst bet vastzetten
der rivier vertraagd, bet vormen van ijsopstoppingen minder
gemakkelijk en het weder opruimen daarvan bevorderd wordt,
meenden zij, dat de beste middelen waren om aan de bestaande
bezwaren te geinoet te komen.
Voor de Merweden bevalen de inspecteurs ook in boofdzaak
aan, het in 1819 door den inspecteur-generaal J. B l a n k e n
opgemaakt plan, om alle killen langzamerband tot een nieuwe
rivier, een Nieuwe Merwede, strekkende naar bet Hollandsch
Diep te vereenigen doch niet, zooals J. B l a n k e n mede voorstelde,
het afdammen van de Beneden-Merwede en bet door schutsluizen
hersteilen van de scheepvaart-gemeenschap met lager uitgelegen
wateren. Zij meenden dat die rivier voor de scheepvaart moest
open blijven,
Verder moest bet water van de onverdeeldeofBoven-Merwede
op een doelmatige wijze tusschen de Beneden- en de Nieuwe
Merwede worden verdeeld«
De Beneden-Merwede moest worden genormaliseerd en de zoo-
genaamde Cruquius Overlaat nog voorloopig worden bebouden,
tot ontzet van de tegenoverliggende dijken, bij boog opperwater.
De verbetering werd daarop reeds dadelijk, op de wijze als
door de inspecteurs voorgesteld, ter band genomen.
Bij de uitvoering van de werken ontstonden langzamerband
bezwaren, hoofdzakelijk door de verhooging van den waterspiegel
op de Beneden-Merwede, waardoor de waterloozing van het
kanaal van Steenenboek en de Linge werden benadeeld.
Een in 1856 ingestelde Staatscommissie schatte de verhooging
op 0.40 M., zeer booge rivierstanden, waarbij de waterloozing
bovendien gestremd is, uitgezonderd en raadde aan, spoedige
voltooiing van de Nieuwe Merwede, maken van een stoomgemaal
te Steenenhoek en verbetering van de Linge.
Kracbtige voortzetting van de werken op de Merweden was,
op voorstel van een Raad van Waterstaat, in 1858 ingesteld,
daarvan bet gevolg.
De klachten over den verhoogden waterspiegel te Steenenhoek
bielden echter aan en bereikten het toppunt in de natte jaren
1866 en 1867.
Belangrijke nadeelen door de betrokken rivierdistricten toen
geleden, werden bijna uitsluitend aan de werken tot vorming
van de Nieuwe Merwede geweten.
Om de bezwaren te onderzoeken werd in 1869 weder een
Staatscommissie ingesteld, die in 1870 verslag uitbracht.
Omtrent de verhooging van den waterspiegel, het voomaamste
bezwaar, deelde zij mede, dat die verhooging werkelijk hceft
plaats gehad, haar maximum bereikte in het tijdvak 1856—1860
en toen, voor zoover dat berekend kan worden, gedurende de
zomermaanden vermoedelijk ongeveer 0.49 M. heeft bedragen,
doch van 1861—1869 is teruggebracbt tot ongeveer 0.31 M.
Verder wordt opgemerkt, dat reeds v66r 1850 zoowel te
Steenenboek als te Werkendam, bij alle waterstanden, eene verhooging
der middelbare ebbe werd waargenomen.
De Commissie meende echter dat de verhooging gaandeweg
bij de voltooiing van de Nieuwe Merwede zoude verminderen.
Om aan de bezwaren te gemoet te komen was ook weder
van deze Commissie, voor zoover betreft de werken op de
Merweden, het voorstel, zeer krachtige voortzetting van de Nieuwe
Merwede werken en in verband daarmede normaliseering der
Boven- en Beneden-Merwede, zoomede watervrije bedijking der
Nieuwe Merwede, in de eerste plaats längs den linkeroever.
Nog berekende de Commissie, dat de Nieuwe Merwede bij een
zomerbedsbreedte van 450 M. aan den bovenmond en een
breedte van het winterbed van 1000 M., de Beneden-Merwede
•bij een zomerbedsbreedte van 200 M. en het winterbed buiten
-rekening gelaten en die rivieren gebracht op een diepte van ongeveer
3.— M. onder LW., te zamen bij den stand van 4 M. H- AP.
te Werkendam, een stand nog npoit bereikt en een middelbaren
zeestand, ruim 10000 M3. water in de secon de kunnen afvoeren.
Een kort overzicht van de werken, die naar aanleiding van
al het bovenstaande in de jongst verloopen halve eeuw op de
Merweden zijn uitgevoerd volgt.
Het denkbeeid was aanvankelijk het zomerbed van de nieuwe
rivier over de geheele lengte 400 M. breed te maken, met
ter weerszijden een groen winterbed van 300 M., tusschen nage-
noeg evenwijdige dijken op 1000 M. afstand. De grienden, zand-
platen en andere beletselen binnen het afgebakend stroombed,
werden gaandeweg door afgraving,stroomschuringenuitbaggering
opgeruimd en kaden gelegd längs het zomerbed,
Reeds in 1863 werd ten gevolge van doorbraken längs den
linker oever, van Werkendam tot de Kalverwaard, een watervrije
bedijking gelegd.
Daar de stroom niet voldoende de uitschuring van de nieuwe
rivier bevorderde, werd in 1861 het eerste stoombaggervaartuig
in dienst gesteld. Op het einde van 1866 had de rivier over
nagenoeg de geheele lengte 400 M. breedte; aan de diepte
ontbrak nog veel. Bijna al de killen waren afgesloten. Längs
den linkeroever bestond de bedijking van Werkendam tot de
Kalverwaard, terwijl reeds een groot gedeelte van de bekadingen
längs beide oevers was aangebracht, en schutsluizen waren ge-
maakt, tot herstel van de gemeenschap van de afgesloten killen
met de hoofdrivier. Op de Beneden-Merwede ondervond de scheepvaart
door de uitgevoerde normaliseeringswerken weinig bezwaar,
De hooge waterstanden in het voorjaar van 1867 berokkenden,
door doorbraken van kaden en instroomend zand, veel schade
aan de landen längs den l in k e r o e v e r van de n i e u w e rivier;
ook de rivieroevers leden d o o r de f e il e B t ro om in g e n v e e l.
Om soortgelijke rampen te voorkomen, werd nog in datjaar
de watervrije bedijking längs den linkeroever tot de Spxeringsluis
doorgetrokken. Tevens werd besloten de nieuwe rivier beneden-
waarts te verbreeden, om de getijwerking krachtiger te maken.
De breedte werd bepaald op 400 M. bij Werkendam, gelijkmatig
toenemende tot 500 M. aan den Kop van ’tLand en tot 600 M.
aan de Deeneplaat.
Daar de veenlaag op den bodem niet door stroomschuring
kon worden verwijderd, werd vastgesteid meer te baggeren om
het gewenschte profiel te vormen.
Na het rapport van de Staatscommissie van 1869 werden de
werken tot vorming van de nieuwe rivier, volgens de voorstellen
van dat rapport, krachtig voortgezet. In 1875 werd inzooverre
eene wijziging gemaakt, dat de vroeger bepaalde breedte van
400 M. bij Werkendam gebracht werd op 450 M., gelijkmatig
toenemende tot 500 M. aan den Kop van ’t Land.
De afmetingen verder benedenwaarts bleven behouden. Voor
het verkrijgen van de benoodigde gronden werd in dat jaar
een onteigeningswet opgemaakt.
Door den ongunstigen toestand van den benedenmond van
de rivier, ten gevolge van zeer nadeelige stroomingen, veroorzaakt
door de geul tusschen de Deeneplaat en de Anna Jacominaplaat,
werd die geul in 1875 afgedamd en de afdamming langzamer-
hand verhoogd, terwijl op laatstgenoemde plaats, aansluitende
aan de afdamming, een kade werd gelegd.
In 1878 was de bandijk längs den linkeroever tot aan de
Deeneplaat opgewerkt. Na dat jaar werd die nog op verscheidene
plaatsen verzwaard en grootendeels aan de rivierzijde van steen-
glooiing voorzien.
In 1882 werd een separatiewerk tusschen de Beneden- en
de Nieuwe Merwede gemaakt.
. In 1886 was de verruiming van het zomerbed tot de lautst
aangenomen breedte voltooid.
In het bsnedendeel van de rivier bleef de toestand minder
gosd, door te läge ligging van de afsluitdammen der geulen
en de te groote breedte beneden de Deeneplaat.
Door ophooging van die aMuitdammen, uitbouw van kribben
aan den linkeroever en aanleg van een stroomleidenden dam
fang« den rechteroever, gepaard met krachtige baggerwerken
tusschen de werken, werd de toestand aanmerkelijk verbeterd.
Verder werden op onderscheidene plaatsen längs de rivier
bevestigingswerken van den oever aangelegd.
De geheele Boven- en Beneden-Merwede werd genormaliseerd.
De nonnaalbreedte van de Boven-Merwede, vroeger op 600 M.
bepaald. werd gebracht op ongeveer 450 M. aan den bovenmond,
gelijkmatig toenemende tot -590 M. aan den benedenmond. De
Beneden-Merwede kreeg over de geheele lengte een normaal-
breedte van 200 M. In beide rivieren werd krachtig gebaggerd.
Voor de voltooiing der Merweden zal waarschijnlijk nog noodig
ajn het van een watervrije bedijking längs den rechteroever
V
van de Nieuwe en längs den linkeroever van de Beneden-
Merwede terwijl verder in hoofdzaak nog werken worden vereischt
voor het verrnimen van de doorgaande diepe geul op de Boven-
Merwede en op het bovendeel van de Nieuwe Merwede en voor
het aanbrengen van oevervoorzieningen op onderscheidene plaatsen
laatstgenoemde rivier.
Dat de Merweden, nä hunne voltooiing, goed aan het doel
zullen beantwoorden, is vrij zeker.
De Boven- en de Nienwe Merwede zullen de tot nog toe bekende
grootste aanvoeren van boven water ruimschoots kunnen afvoeren
en zeer bevotderlijk zijn tot het voorkomen van ijsbezettingen
door goeden afvoer van ijs.
De strenge winters van de laatste jaren leerden dat laatste
reeds eenigennste. Ook voor de scheepvaart zal de Nieuwe
Merwede, n i voltooiing. goede diensten kunnen bewijzen. De
Boven- en de Beneden-Merwede bieden reeds een uitstekenden
scheepvaaxtweg aan.
Ten oprichte van het gewichtigste bezwaar, dat steeds tegen
de vorming van de Nieuwe Merwede is aangevoerd, namelijk
dat Anwdtww verhooging van den waterspiegel op de Boven-en
de Beneden-Merwede zoude ontstaan, is het gevoelen van de Staatscommissie
van 1869, dat die verhooging langzamerhand met
de verdere voltooiing van de Nieuwe Merwede zoude verminderen,
juisfc gebleken.
Alloa te «mpn gerekend is sedert 1850 voor de drie Merweden
ruim / 180D0003 bssteed en omstreeks 30000000 M3. specie
kunstmaiig int die rivieren opgeruimd.
O g d e l ä n g s D o b d s e c h t , M a l l e g a t e n
D o r d t s c h e K i l .
De Oade M«^ Dordrecht, voortzetting van de Beneden-
Merwede, verdeelt rieh beneden die stad in twee armen, waarvan
de zmdwaaris gerichte in het bovendeel Mallegat en meer
benedenwaarts Dordtsche Kil beet.
Deze riviertakken voeren boven water naar het Hollandsch
Diep "W” zijn vooral voor de zeevaart op Dordrecht en de
alsemeene binnen vaart van groot belang.
drempels in (
I n 1 8 5 1
mond en
250 M. aas
i, hinderlijke bochten en
! Dordtsche Kil, gaven zij,
rige jaren vaak bezwaar.
igswerken begonnen, in
kracht voortgezet, werden
»rschillende te Dordrecht
en krachtige getijwerking
maalbreedten vastgesteid
g 200 M. aan het boven-
rij het Mallegat, voor hei
1-59 M. aan den beneden-
50 M. aan het boven- en
Eerst in 1877 werden de eigenlijke verbeteririgswerken voor
de besproken riviertakken aangevangen en in 1888 voltooid.
Er was toen voor ongeveer f 2 250 000 een ook voor de zee-
/aart voldoend breede, diepe en regelmatige vaarweg verkrogen,
die sedert met bstrekkelijk weinig kosten in goeden Staat is
gebleven.
Was deze waterweg een halve eeuw geleden bij H. W. slechts
¡vaarbaar met 40 dM. diepgang, thans kan daarvan met een
diepgang van omstreeks 67 dM. bij H. W. gebruik worden gemaakt.
Opgaven tot aanvulling en toelichting van het bovengeschre-
-ene, omtrent de Merweden, Oude Maas längs Dordrecht, Mallegat
■n Dordtsche Kil komen in onderstaande tabel voor.
Hoogte in M. betrekkelijk NAP.
Tirohet
getij. | J
Kop van het
P
1 8 -® ! •f
M. E. 1.31 1.06 0.97 0.09(a) — 0.32 — 0.91(6)
1851—1860
M.V. 1.62 1.43 — 1.09(6) — 1.41 139(a)
M. E . 1.18 0.91 0.48(c) — 0.87 (¿) 0.78 0.52 — 0.11 — 0.90
1861—1870
M.V. 1.53 1.42 1.40(c) 1 .1 1 (d) 1.1 1 1.13
M. E. 1.34 0.76 0.09 — 0.03 0.61 035 — 0.17 — 0.80
M. Y. 1.7+ 1.53 1.41 1.17 1.44 1.14 1.13
M. E. 0.98 0.+6 — 0.37 — 0.63 039 — 0.03 __0.32 — 0.74
1881—1890 1.19 1.30 M.V. 1.62 1.+7 1.31 1.23
M. E . 0.80 0.30 — 0.36 — 0.63 0.13 — 0.19 — 0.43 — 0.76
r 1.53 l.+G 1.26 131 1.34 136
ia) 1853—I860. (4) 834--1860. (C 1866—1870. (¿) 1863—1870.
Aanduiding der vakken.
J aab.
Boai Boai Baai Beai Baai Boai Baai Baai Bàci
1—7 7—15 15—34 34—33 33—41 41—46 46—54 54—63 63—71 71—76
engte lengte engte engte engte engte engte engte engte
965. 1935. 3385. 3105. 3160. 1165. 1985. 3145. 3070. 1500.
1852 . . 1383 611 485 567 - H
1861 - - 1304 784 780 943 847 893 778 685 848
1871 - - 1133 1091 1334 1398 1439 1461 1885 1661 1851
M
1881 - 1491 1369 1461 1635 1614 1959 3339 3404 33711891 . . 1495 1404 1519 1653 1913 1988 3463 SB, 8 8176 8570
1896 . . 1438 1433 1665 1893 3043 3335 *888 80,» 8756
C. B. 8CHUURMAN.
E ÖS1