b. K ete lg eb ouw .
\ l in 760 M*. filteroppervlakte voorzien. De snelheid van filtratie bedraagt
Dit grenst onmiddellijk aan bet machinegebouw en wordt
evenals dit op cementbelon gefundeerd. De verbinding van de
machinekamer met bet ketelhuis, waarvan de vloeren op gelijke
hoogte liggen, geschiedt door glazen scbuifdeuren. Achter bet
ketelgebouw is geplaatst:
c. Do sch o o r ste en .
Deze verkrijgt boven een middellijn van 1.20 M, bipnenwerks
en eene hoogte, reikende tot 37 M .+ AP.
d. De k o le n lo o d s
wordt gebouwd naast bet ketelgebouw en zal ruimte voor
1000 HL. steenkolen bevatten.
ONTIJZERINGSINRICHTING.
In de ontijzeringsinrichting wordt bet water .zeer fijn ver-
deeld en in dien toestand in innige aanraking gebracht met
de lucht. Het ijzer, dat zieh in den vorm van ijzeroxyduul-
verbindingen in opgelosten toestand in het water mocht be-
vinden, wordt door de zuurstof uit de lucht omgezet in het
onoplosbare ijzeroxydhydraat, of oker, hetwelk dus uit het
water nöerelaat en in de kelderruimte onder de ontijzeringskamers
of op het filterbed der zandfilters achterblijft.
De ontijzeringsinrichting is verdeeld in drie kamers, elke van
eene oppervlakte van 8 M. x 4,5 M. = 36 M5. De geheele opper-
vlakte bedraagt dus 108 M*.
De drukbuis van de centrifugaalpompen mondt uit in een
open geslagen ijzeren goot, loopende längs de bovenkanten der
drie kamers. Op die goot komen andere open goten van plaatijzer
uit, loopend in de langsrichting midden over de kamers, waarvan
de wanden voorzien zijn van gaatjes. Het water, dat door
de gaatjes van de goten naar buiten dringt, vloeit op geperfo-
reerd gegolfd gegalvaniseerd plaatijzer, dat de kamers overdekt.
Onder dit plaatijzer is eene cokesvulling van grove gesorteerde
gietcokes van omstreeks3 M. hoogte aangebracht,waardoor het
water naar beneden druppelt. De cokes rüsten op ijzeren roosters,
waardoor het water in den kelder valt. Deze kelders zijn door
buizen met afsluiters verbonden met eene galerij, loopende längs
de drie kamers heen. In die galerij of voorkelder mondt uit
de buis, welke het water naar de filters voert, en evenzoo de
overloopbuis, waardoor het overtollige water naar de Donge
kan stroomen. De vloer van de kelders (die een gezamenlijken
inhoud bebben van 200 M3.) ligt op 13.30 M. + AP., afloopende
tot 13 M. -+- AP. De kelders worden afgetapt tot 13.80 M. + AP.,
zijnde HW. van de filtere. De hoogste wateretand in de kelders
is 15.30 M. h- AP. De ruimte onder 13.80 M. -+- AP. dient tot
opneming van het ijzerbezinksel.
De ontijzerings-inrichting moet hoogstens 540 M3. water per
uur doorlaten. Daar het totaal oppervlak van de kamers 3 X
36 = 108 M*. bedraagt, moet er dus per Ms. oppervlakte worden
doorgeleid 5 M3. in het uur.
Indien de cokes-vullingen moeten worden gereinigd, worden de
gezamenlijke 500 ä 540 M3. per uur door 66ne kamer gevoerd,
hetwelk bereikt wordt door afsluiting van de goten over de beide
andere kamers. De goten zijn daartoe van schuiven voorzien.
Door deze krachtige spoeling worden de cokes gereinigd. Het dan
afloopende water mag niet op het filter maar moet door de
aftapleiding worden gebracht in een achter het gebouw gelegen
spoelput, vanwaar het door een riool naar de Donge wordt gevoerd.
FILTERS.
Deze zijn voor den eersten aanleg drie in getal. Ieder filter heeft
een oppervlak van 25 M. x 10 M. = 250 M*., alzoo is in het geheel
1 meter per uur. Voor een doorvoer van 500 M3. per uur
zoude dus een oppervlak van 500 M*. of zouden twee filtere
voldoende zijn. Het derde dient dus als reserve en is noodig
om geregeld de filtere te kunnen schoonmaken.
De filtere zijn opene rechthoekig gemetselde bakken, rüstende
op een vloer van cementbeton, waarvan het bovenvlak naar
het midden 5 cM. afwatert.
Op dien bodem worden dwarekanalen gemaakt van 11 cM.
hoogte en 13 cM. breedte, die van elkander door halfsteens muurtjes
gescheiden en door een platte laag steenen afgedekt worden.
De bovenkant van die steenen afdekking ligt aan de muurzijde
11.95 M. + AP. en bij het midden 11.90 M. -+- AP.
Daarop rust het filterbed, bestaande uit de volgende lagen:
zeer grove grind, gaande tot 12 M. -f- AP. dusgem. 7.5 cM. dik.
middelgrove grind >* » 12.10 ■ -+- * » | 10.-—» »
fijne grind » » 12.20 »-+-■» » >• 10.— » . »
grof filterzand » * 12.80 > + j 60.— » »
dus totaaL87.6 cM. dik.
De waterepiegel wordt door vlotter-ventielen op een constant
peil gehouden van 13.80 M. H- AP. De rollaag-afdekking der
iilterwanden ligt op 14 M. -+- AP.
Het water, dat door het filterbed is heengestroomd, komt in
de boven omschreven kleine kanaaltjes, die alle uitmonden in
een wijd kanaal, dat in het midden van het filter in een gemetselde
kamer eindigt.
Deze drie gemetselde kamers of voorkelders liggen naast
elkander en zijn onderling vereenigd door een gemeenschappe-
lijken overatortkelder. De voorkelder Staat dus, zooals boven
gezegd is, in verbinding met het filter, terwijl de overstort-
kelder door een buisleiding met afsluiter met den reinwater-
kelder wordt verbonden.
In den wand tusschen voorkelders en overstortkeldera, be-
jvindt zieh voor iederen voorkelder een overetortschuif, welke
hooger of lager kan worden gesteld en waardoor kan worden
bereikt, dat de snelheid van filtratie in alle filtere nagenoeg
gelijk is.
REINWATERKELDERS EN REINWATERPUT.
Er worden twee reinwaterkeldere gemaakt, ieder met een inhoud
van ongeveer 300 M3., alzoo te zamen 600 M3., zijnde
meer dan de hoeveelheid voor 1 uur werken van de torenpompen
benoodigd. Boyendien heeft de reinwaterput voor de machine-
kamer, welke door eene buisleiding met beide kamers in verbinding
Staat, nog een inhoud van ongeveer 37.5 M3.
De reinwaterkeldere hebben ieder een oppervlak van 18 M. x
6.20 M. = 112 M*. De hoogste waterstand in de kelders is
gelijk aan die van de filtere = ....................... 13.80 M. H- AP.
de laagste waterstand = bodem van de
kelders = g em id d e ld .................................... 11.075 » -+- »
waterhoogte ■ 2.725 M.
De muren van de reinwaterkeldere zijn gefundeerd op eene
doorloopende laag van cement-bet on. De bodem ligt bij de muren
op 11.10 M. + AP., afloopende naar het midden tot 11.05 M. H- AP.
De reinwaterkeldere zijn overdekt door cement-betongewelven,
geslagen tusschen I-ijzeren balken.
Aan de eene körte zijde van de kelders bevindt zieh de toe-
voerbuis van de filtere. Aan de andere zijde ligt op den bodem
de afvoerbuis naar de reinwatergalerij. Dezeleidingen zijn voorzien
van afsluitkranen, zoodat iedere kelder afzonderlijk kan
worden afgesloten.
De reinwaterput wordt geplaatst nabij het machinegebouw
en geheel uit cement-beton geconstrueerd. De vloerhoogte wordt
10.30 M. -H AP. De hoogste wateretand is gelijk aan die van
de reinwaterkeldere of 13.80 M. -+- AP. De. binnenwerksche
middellijn is 4 M.
V DRUKBUISLEIDING.
De drukbuisleiding bestaat uit een gegoten ijzeren buisleiding
van 450 mM. wijdte en omstreeks 4700 M. lengte. Zij mondt
v66r den watertoren uit in een gegoten ijzeren windketel van
1.50 M. middellijn, die in een afzonderlijken kelder is geplaatst.
Deze windketel heeft nog drie andere tubulures, één voor de buisleiding,
wijd 500 mM., naar het reservoir, een van 650 mM.
wijdte voor de jioofdtoevoerleiding naar de stad en een voor
de later te maken tweede drukbuisleiding.
WATERTOREN.
De watertoren wordt gebouwd op ongeveer 650 M. afstand van
de stad. Het plaatijzeren reservoir heeft een nuttigen inhoud van
1000 M3., die ook bij latere uitbreiding tot eene levering van
15000 M3. per dag voldoende is. Het bestaat uit een cylindrischen
wand, ter hoogte van 7.85 M. en ter wijdte van 12 M., rüstende
op een kokervormigen oplegring van rechthoekige doorsnede,
(zie détail op plaat XLIII). Aan dezen oplegring is de kogel-
vormige bodem vrij opgehangen.
De oplegring wordt gedragen door 96 stuks I-vormige stutten,
welke aan dit ondereinde vast aan elkander verbonden zijn door
eene- doorloopende vlakke oplegplaat, die den last op het metsel-
werk van klinkers in portlandcement, zwaar 0.56 M., overbrengt.
De hoogste waterepiegel in het reservoir is 52.50 M. + AP.
De ommetseling, zwaar 1 Rijnsteen, draagt op een ring van
zandsteenconsoles, waartusschen gemetselde bogen zijn geslagen.
Het reservoir wordt afgedekt door cement-beton gewelven
tusschen I-ijzeren balken en afgepleisterd door een vloer van
portlandcement.
Dit platform wordt toegankelijk gemaakt door een wenteltrap
in een torentje terzijde van het reservoir.
Onder het reservoir bevinden zieh nog vier vloeren van beton-
gewelven tusschen I-ijzeren balken.
De hoogste daarvan wordt lekzolder genoemd. De balklaag
daarvan (zie plaat XLIII) bestaat uit een rij van parallel
liggende I-ijzeren balken, welke allen rusten op twee zware
I-balken. Deze zijn aan beide einden ingemetseld, maar aan het
eene einde zoover buiten -het metselwerk van den toren ver-
lengd, dat zij het traptorentje door middel van eene speciale
ijzerconstruclie geheel kunnen dragen.
De balklagen van de drie lager gelegen vloeren zijn evenals
die van het dak radiaal geconstrueerd (zie plaat). Zij rüsten
aan den buitenomtrek in den muur van den toren en in het
midden met consoles op de plaatijzeren toevoerbuis, wijd 0.50 M.
De balken van het dak daarentegen rüsten met het eene
einde op den wand van het reservoir, en met het andere einde
op een middenring, gedragen door schoren welke den last op den
oplegring van het reservoir overbrengen.
De voet van den watertoren is in portland-cement-beton uit-
gevoerd en ringsom op 12.90 M. -f- AP. ter breedte van 3.60 M.
aangelegd.
Het metselwerk van den toren, zoowel als van de werken
aan de Donge, bestaat uit baksteen in cement-mortel.
De verschillende verdiepingen van den watertoren worden
door smeedijzeren trappen en bordessen met elkander verbonden.
Behalve de plaatijzeren aan- en afvoerbuis van 500 mM. wijdte
bevat de toren nog een gegoten ijzeren buis, wijd 300 mM. voor
overloop en ontlediging.
De verbinding van deze buizen met de tubulures, welke aan
den bodem van het reservoir zijn geklonken, geschiedt door
afgedraaide buizen, welke zieh teleskopisch kunnen bewegen in
uitgedraaide pakkingbussen.
De hoofdtoevoerleiding van den watertoren, of liever van den
windketel nabij dien toren, naar de stad heeft eene wijdte van
650 mM. In de stad vertakt zieh dezs buis door de geheele kom
van de gemeente heen, alsmede naar enkele buitenwijken met
buizen van 500 tot 80 mM. wijdte. De buizen worden van gegoten
ijzer gemaakt met mofverbindingen, door hennepenlood
gedieht (*). Het buizennet is zoodanig berekend, dat bij een water-
verbruik van 15 000 M3. per dag, over de stad verdeeld, op de
meest ongunstige punten een drukking van 25 M. boven de
bestrating overblijft.
Er worden gelegd.
1018 M. buisleiding wijd 650
520 - .. 500
767 . 450
745 » . 400
795 » > 350
1898 • » 300
2742 . « 200
2852 . » » 1 5 0
413 > » 125
9062. » » 1 0 0
7067 » 80
Totaal 27 879 M.
Door 111 afsluiters van verschillende wijdten wordt het buizennet
in kleine afdeelingen verdeeld, die afzonderlijk kunnen
worden afgesloten zonder dat de waterlevering in het overige
buizennet behoeft te worden gestaakt.
Er worden 290 brandkranen in het buizennet aangebracht.
De inrichting van die kranen is gelijk aan die, welke door
mij het eerst voor de waterleiding der stad Hannover zijn geconstrueerd
(*). Zij worden te Tilburg boven op de buizen
geplaatst.
Verder worden de noodige spuikranen aangebracht om de
doode einden van het buizennet goed schoon te kunnen spoelen.
ELEKTRISCHE GELEIDINGEN.
Er wordt eene telephoongeleiding gemaakt tusschen het bureel
der Waterleidingmaatschappij in de stad, den watertoren en het
pompstation.
Elektrische registreerende wateretandsaanwijzers zullen ten
allen tijde den stand van het reservoir in den watertoren aan
de beide eerstgemelde punten kenbaar maken. Bij hoog- en
laagwater in dit reservoir zal de machinist door een elektrische
schel worden gewaarschuwd.
De werken worden volgens mij ne plannen en onder mijne
hoofddirectie uitgevoerd voor rekening van den concessionaris
voor den aanleg en de exploitatie dezer waterleiding, zijnde:
«de Tilburgsche Waterleidingmaatschappij« gevestigd te Amsterdam.
De bouw is begonnen in het voorjaar van 1896 en zal waar-
schijnlijk voltooid worden in het voorjaar van 1898.
H P. N. HALBERTSMA.
(*) De profillen enz. komen overeen met dio welke in h e t weekblad „De In g e nieur”,
jaargang 1801, bladz. 293 zijn gepubliceerd.
(+) Zie „Zeitschrift des Hannoverschen Architecten- und Ingenieurs-Vereins”.
Jaorgang 1880, blz. 880.