tegen uitschuring beveiligd, dan is geen schade van belang te
dachten en mag men vertrouwen dat het onderhoud geen groote
blijvende uitgaven zal vereischen.
Behalve de Regge zullen ook de Diepenheimsche Molenbeek
en de Almelosche wateren met het Rijkssubsidie verbeterd worden,
benevens de tak die het Schipbeekwater naar de Almelosche
wateren brengt en die achtereenvolgens de namen draagt van
Rutbeek, Boekelerbeek, Oelerbeek en Aselerbeek.
Met enkele van de Almelosche takken is eenbegingemaakt;
in hoofdzaak zal deze verbetering echter moeten wachten tot
de Regge genoegzaam verruimd is om den snelleren toevoer te
kunnen ontvangen.
P. J. KAPTEYN.
MET UITWATERINGSKANAAL NAAR DE WIELINGEN
IN HET VOORMALIG VIERDE DISTRICT VAN DE
PROVINCIE ZEELAND.
® .
de vrije gemeenschap tusschen het Zwin en den
kman in 1780 door den Bakkersdam ten dienste
de militaire verdediging was afgesloten, namen de
slibbiDgen in het Zwin meer en meer toe, en
werden, ook ten gevolge van de door Napoleon I in 1805 aan
den generaal v a n D am m e verleende concessie, meerdere bedijkin-
gen tot stand gebracht: hierdoor en door dat het landwater ten
gevolge van de gebeurtenissen van 1830jaren lang tot inundatie
was opgehouden, was genoemde zeearm in een toestand gebracht,
hoogst belemmerend in de eerste plaats voor de afwatering der
polders bij Sluis.
In 1843 was hierop reeds de aandacht gevestigd, en in de
volgende jaren werden maatregelen beraamd om in den meer en
meer onhoudbaar wordenden toestand te voorzien; ook de verbetering
der afwatering van de polders, die door de sluis van
den in 1788 gelegden Kapitalen dam hun water losten, maar
door de verlanding van den Brakman hoe langer zoo meer
bezwaar begonnen te ondervinden, werd daarbij in het oog
gehouden.
Verschillende ontwerpen werden opgemaakt; van een uit-
waterings-, tevens scheepvaartkanaal van Sluis naar Breskens,
waaraan eerst de voorkeur werd gegeven, werd om de hooge
kosten spoedig afgezien; onder de later opgemaakte ontwerpen
trad vooral een uitwateringskanaal naar den Tienhonderdpolder
op den voorgrond, totdat in 1857 de bovengenoemde concessie
v a n D am m e was afgeloopen, en het voornemen bestond tot
indijking van Staatswege van den Zwinpolder, door welken een
groot deel van het kanaal, bij het kiezen van eene andere rich-
ting, kon aangelegd worden. Dit gaf aanleiding tot de ten slotte
gevolgde richting naar strandhoofd 33 aan de Wielingen bij
Cadzand.
Na langdurige onderhandelingen en meerdere mislukte pogin-
gen van een commissie uit belanghebbenden om de, boven de
door de Regeering toegezegde bijdrage noodige, gelden bijeen
te krijgen, werd door Gedeputeerde Staten .van Zeeland een
regeling ontworpen, en door de Regeering en door de polder-
besturen aangenomen, die op het volgende nesrkwam:
De belanghebbende polders, samen groot omstreeks 14000 HA.,
zouden worden vereenigd tot een waterschap, en gedurende
tien jaren jaarlijks aan den Staat uitkeeren / 3,— per HA.:
alzoo totaal omstreeks f 420 000.— ;
het werk zou van Staatswege worden uitgevoerd; de kosten
werden (destijds) geraamd op / 650 000.—, waarvan derhalve ten
laste van den Staat zou komen een bedrag van omstreeks
I 230000.—;
na voltooiing zoude het kanaal met bijbehoorende werken in
beheer en onderhoud aan het waterschap worden overgedragen.
In 1870 werd het «waterschap van de sluis aan de Wielingen»
opgericht, en in hetzelfde jaar werden de eerste werken aan-
besteed.
De alleen op het kanaal afwaterende polders hebben een
oppervlakte van 14100 HA., waarvan 160 HA., uit den aard
der zaak administratief niet onder het waterschap behoörende,
op Belgisch grondgebied gelegen; bovendien brengen 1 450 HA.,
waarvan 210 HA. in Belgie, het water slechts gedeeltelijk op
het kanaal; van deze 1450 HA. wateren 700 HA. tevens af
op de Isabellawatering en 750 HA. op het Leopoldkanaal in
Belgie.
Het kanaal loopt van Bakkersdam, waar de van den Kapitalen
dam körnende «Linie» wordt opgenomen, door de Sophia-, Diomede,
Zwin-, Willem Leopold-, Oudelandsche- en Kievittepolders
naar de Wielingen. De lengte bedraagt 14.6 KM. De bodembreedte
is bij Bakkersdam 5 M., toenemende tot bij deuitwateringsluis
aan de Wielingen 12 M.; de bodemsdiepte is bij Bakkersdam
1.31, bij de genoemde sluis 2.51 M. onder N.AP.; de beloopen
zijn 3 op 1 van Bakkersdam tot de uitwatering van Cadzand,
op omstreeks 2500 M. van de zeesluis; verder 4 op 1; op
0.31 M. onder N.AP. ligt een berm van 1 of 2 M. breedte. De
flauwe beloopen en daarmede gepaard gaande bovenbreedte
geven gelegenheid tot waterberging en tot eventueele verruiming
van het dwarspröfil zonder onteigening; vooral bij het gedeelte
tusschen de zee- en de nader te noemen wachtsluis is op de
laatste eventualiteit gerekend.
De zeesluis heeft 2 kokers van 3 M. wijdte; de slagdorpels
liggen 2.51 M. onder N.AP. of 0.63 M. onder laagwater buiten.
Elke koker is voorzien van een stormdeur, een paar puntdeuren
en een schuif tot ophouding van het binnenwater.
De buitengeul heeft een bödemsbreedte van 12—40 M.; de
buitenverdedigingswerken bestaan uit een nol en hoofd aan de
westzijde, de noodige steenglooiingen en staketwerken.
Op 1575 M. binnen de zeesluis ligt een wacht- of reserve-
sluis, van 4 kokers, elk 3 M. wijd; de slagdorpels liggen 2.35 M.
onder N.AP.; elke koker is voorzien van een deur en een schuif
tot ophouden van water; ook op eenige andere puntenvanhet
kanaal bestaat tot het laatste de gelegenheid.
Tusschen de zee- en de wachtsluis liggen aan beide zij den
längs het kanaal dijken tot zeedijkshoogte, 4.76 ä 5.76 M. boven
N.AP.; zij dienen tot bescherming van de omliggende polders bij
onverhoopt bezwijken van de zeesluis.
Twee zijtakken, beginnende wederzijda den thans vervallen
grondduiker onder het kanaal van Sluis naar Brugge, en dienende
tot het opnemen van water van de polders bij Sluis, worden
door het uitwateringskanaal opgenomen in den Zwinpolder en
ten oosten van Sluis.
Voor verdere bijzonderheden omtrent het kanaal en de beide
sluizen wordt verwezen naar plaat XVIII.
Over het kanaal liggen de noodige steenen duikers en bruggen
met balkijzeren liggers, houten jukken en steenen of houten
landhoofden.
De uitvoering van de werken geschiedde in de jaren 1870—1875;
in 1876 had de overname door het waterschap plaats.
De kosten bedroegen in ronde cijfers:
Onteigening. . .........................................................f 76100.—
Uitwateringsluis en buitenwerken............................... 217 900.—
Wachtsluis..................................................................... 42400.—
Kanaal en bijbehoorende bruggen, duikers, enz. » 436 800.—
Zijtakken als b o v e n ............................................ »17100.—
Samen . . . / 790 300.—
Uitgaven voor toezichthebbsnd personeel zijn hieronder niet
begrepen.
De volgende gegevens over waterstanden werden welwillend
verstrekt _door den _civiel-ing&nieur J. F. H e n n e q u in te Sluis,
voorzitter van het waterschapsbestuur.
1879—1895. Aan de zeesluis:
Gemiddelde zomerstand (1 Mei—1 November) 1.45SM. —N.AP.
Gemiddelde winterstand (1 November—1 Mei) 1.00 » — »
Hoogste zomerstand, 24 Juli 1879 0.10 » — »
Laagste zomerstand, 27 Mei 1884 2.20 » — »
Hoogste winterstand, 25 Dec. 1880 0.51 » -+- *•
Laagste winterstand, 16 Nov. 1887 2.14 » — »
1889—-1895. Bij Bakkersdam:
Gemiddelde zomerstand 0.84 V — »
Gemiddelde winterstand ^ 0.62 » — »
Hoogste winterstand, 30 Nov. 1894 • 0.14 * 4- »
Laagste zomerstand, in Aug. en Sept. 1892 1.28 » — »
Als gewenschte zomerstanden (in de maanden Juni—September)
kunnen worden aangenomen 1.30 M. — N.AP. bij de
zeesluis en 0.90 M. — N.AP. bij Bakkersdam.
De ondervinding heeft geleerd, dat, wanneer de toeleidende
watergangen in behoorlijken toestand verkeeren, het hemelwater
binnen een voldoende tijdruimte door hei kanaal en de sluis
kan worden afgevoerd. Bij zeer langdurige en zeer Sterke regens
kan de afvoer den regenval wel is waar niet altijd bijhouden,
vooral wanneer die gepaard gaat met hooge buitenstanden,
maar wanneer de regens verminderen of ophouden, is het water
spoedig verwijderd. Behoefte aan verruiming van eenig gedeelte
van het kanaal deed zieh dan ook nog niet gevoelen.
De boven vermelde. gewenschte standen in de maanden
Juni—September zijn raeestal slechts te bereiken door sluiten
van de tot waterophouding bestem de schuiven, vooral die aan
de zeesluis en bij Bakkersdam; na 1894 wordt dit middel echter
niet meer toegepast, wegens ingekomen klachten van eenige
eigenaars van läge landen binnen het waterschap.
A. A. BEKAAR.
GEREGLEMENTEERDE GRÜNDEN IN
GELDERLAND.
bij uitstek in Nederland inheemsche strijd tegen
I het water is ook in een groot gedeelte van de provincie
i Gelderland van oudsher gevoerd en heeft in den
' loop der eeuwen het aanzijn gegeven aan verschillende
dijk- en polderregiementen, die, op verschillende tijden en wijzen
ontstaan, alle eenheid misten. Toen dan ook na de fransche
overheersching bij de grondwet aan de Provinciale Staten de
bevoegdheid werd verleend om veranderingen in de regle-
menten te maken, ontstond er drang om daarin verbetering te
brengen—
De gouverneur van Gelderland, de kundige barón v a n L i jn d e n ,
nam het initiatief. In de vergadering der Provinciale Staten
van den öden Juli 1820 zette hij uiteen, hoe de dijk-en polderregiementen
vele duisterheden inhielden, in de uitvoering
moeielijk zoo niet ondoenlijk, in sommige gevallen hard waren
en met eene geregelde orde van zaken en de grondwet in
strijd. Eene commissie van negen leden werd benoemd om de
bestaan de regiementen en usantien op het stuk van de dijken
en het beheer der polders te onderzoeken en te concipieeren, welke
artikelen als algemeen geldend zouden kunnen worden vast-
gesteld. Niet dan na vele wederwaardigheden kwa'm eindelijk
een Reglement op het beheer der Rivierpolders tot stand, dat
den lsten Januari 1838 in werking trad en sedert eenige
malen werd herzien, voor de eerste maal in 1844, laatstelijk
in 1892.
Volgens het vigeerend Reglement bestaan er 1°. Polder-
districten, meestal onderverdeeld in dorpspolders, en 2°. Buiten-
polders, waaronder worden verstaan de polders die geenonder-
deelen van een district zijn. Het bestuur van de Polderdistricten
is saamgesteld uit een Dijkgraaf, Heemraden en Hoofdgeerfden.
Dijkgraaf en Heemraden vormen den Dijkstoel, belast met het
dagelijksch bestuur, Dijkstoel en Hoofdgeerfden vormen het
Gecombineerd College. Het bestuur van de Buitenpolders bestaat
uit poldermeesters, belast met het dagelijksch bestuur, en uit
geerfden, dat zijn alle personen, maatschappen en zedelijke
lichamen, die volgens de kohieren een of meer hectaren in de
polderlasten aangeslagen land in eigendom, erfpacht, vrucht-
gebruik of opstal bezitten. De vergadering van poldermeesters
en geerfden vormt den Geerfdendag. De besturen van de
dorpspolders zijn op gelijke wijze ingericht als die der buitenpolders,
doch staan in eene verhouding tot de districtsbesturen,
analoog aan die waarin de besturen der districten en buitenpolders
tot Gedeputeerde Staten staan, dat wil zeggen in menig
opzicht aan hun toezicht onderworpen.
Belangrijk zijn de bepalingen, gemaakt met het oog op hoog-
watertoestanden.
In de polderdistricten schrijft, zoodra de riviercorrespondentie
volgens daarop bestaand regiement is ingesteld of wel zoodra
de Staat van rivieren of dijken, volgens gevoelen van den
Dijkgraaf, noodig maakt dat het dijkleger betrokken wordt,
deze met den meesten spoed de heemraden, plaatsvervangende
heemraden en noodheemraden aan om den dijk te bewaken of
zoo noodig de dijkwachten uit te zetten, terwijl in die buitenpolders,
waar dijkwachten gehouden worden of de geerfdendagen
dit noodig oordeelen, het bevel tot bewaking van de dijken van
Poldermeesters uitgaat.
Tot het betrekken van de dijkwachten zijn, behoiidens de
in het Rivierpolderreglement omsehreven vrijstellingen, ver-
plicht alle mannelijke ingezetenen van 18 tot 60 jaren. In de
districten maken poldermeesters daarvan jaarlijks een lijst op
en zenden deze aan den heemraad, plaätsvervangenden heem-
raad of noodheemraad, die met. het toezicht over den post
belast is. Deze verdeelt de manschappen in rotten en kiest de
geschiktste personen tot rotmeesters.
De wachten worden voor den tijd van 24-uren betrokken,
elke wacht met zooveel rotten als hij, die met het toezicht over
den post belast is, noodig oordeelt. Rotmeesters moeten hunnen
dienst persoonlijk verrichten, de rotgezellen mögen zieh echter
met goedvinden van den toezichthebbenden heemraad door
anderen, mits zij den bepaalden leeftijd hebben en geschikt
zijn, doen vervangen, terwijl de geprsesteerde diensten uit de
algemeene kas worden vergoed.
Aan het hoofd van den post is een uitgebreide macht toe-
gekend om al datgene te doen wat hij tot behoud van de water-
keeringen noodig acht. Hij is daarbij niet gebonden aan provinciale
of plaatselijke verordeningen en kan onder anderen alle
houders van paarden en voertuigen de noodige karren of wagens
met mest en horden doen laden en op eene of meer plaatsen
bij elkander doen brengen, gereed om op de eerste aanzegging
bespannen en ter plaatse van het gevaar vervoerd te worden.
Hij kan eveneens de noodige wagens en karren te voren met
hout of andere materialen doen laden, om die dadelijkbij nood
te kunnen gebruiken en beschikt over de noodmaterialen en
gereedschappen, die van wege de besturen op geschikte plaatsen
in voldoende lokalen moeten worden verschaft.
Het gebied van het Rivierpolderreglement is gedefinieerd bij
de daarbij behoorende Staten A. en B. en omvat in hoofdzaak