de overige terreinen hoofdzakelijk in arbeiderswijken werden I
herschapen. Gelukkig nochtans leidde de läge ligging van aan-
grenzende stadsgedeelten er toe een ruime strook van den ver-
kregen grond, ter oppervlakte van ongeveer 8 HA., te bestemmen
voor plantsoenaanleg, eene verfraaiing, waarvan ’s Hejrtogenbosch
v66r 1880 geheel was verstoken.
Terzelfder tijd waren de werken voor de watervrijmaking in
vollen gang. Zij betroffen voornamelijk bet gedeelte bezuiden
de Zuid-Willemsvaart en beßtonden in het maken van zes be-
weegbare waterkeeringen, waarvan er drie in duikers zijn gelegen,
en van een stoomgemaal met twee centrifugaal-pompen,
benevens in het wijzigen van den uitloop van eenige riolen,
terwijl overigens op de dichtheid van den walgrond werd ver-
trouwd. Dit vertrouwen was echter eerst voldoende gevestigd toen
proefmalingen met een drijvend stoomgemaal de gegrondheid
daarvan hadden bewezen. In 1884 was het geheele werk voltooid
en sedert is de stad van waterstanden, hooger dan 4.80 M.
boven AP. verlost geweest, terwijl onlangs is besloten reeds bij
een peil van 4.50 M. de afmaling te beginnen.
Behalve tegen te hoog winterwater zijn ook voorzieningen
getroffen tegen te laag zomerwater in de Binnen-Dieze, waartoe
een keorsluis met overlaatsterrein werd gemaakt. In de behoefte
aan gezond drinkwater werd verder te gemoet gekomen door
den aanleg van eene hoogdruk-leiding, die haar water ontleent
aan de heide voorbij Rosmalen. Bovendien besloot men, een-
maal aan den gang groote werken uit te voeren, de gasfabricatie
in eigen beheer te nemen en, buiten de stad, eene geheel nieuwe
gasfabriek te bonwen. Ook de mestbergplaats werd verlegd, thans
naar een ruimer terrein benoorden de stad.
Bij al .die verbeteringen kwam nog de gestadige uitbreiding
der communicatie-raiddelen door de spoorwegen naar Nijmegen,
Tilburg en Zwaluwe, de tramlijnen naar Vught en Veghel en
laatstelijk naar Heusden, de vermeerdering van het aantal stoom-
booten, dat van 5 in 1851 tot 26 was gestegen, en den aanleg
van een buurtweg naar St. Miehiels Gestel.
De genoemde nuttige werken hadden ten gevolge dat de be-
volking, die in de jaren van 1870 tot 1880 stationnair was ge-
bleven, weder aangroeide, zoodat vrees ontstond dat de verkregen
bouwgronden zeer spoedig zouden zijn opgebruikt. Het gemeente-
bestuur greep dan ook de gelegenheid aan, die in verband met
de voorgenomen verlegging van het stationsemplacement werd
geboden, om de besehikking te verkrijgen over alle, grootendeels
aan den Staat behoorende, tusschen het Station en de stad gelegen
gronden. Het stadsplan, in kaart N°. 1 weergegeven, ver-
toont duidelijk hoe bijzonder doelmatig die terreinen zijn voor
een aaneengesloten, hoewel door de voren vermelde onver-
mijdelijke ophooging kostbaren uitleg; zij beslaan een nog niet
door bewoning vervuild deel der gemeente tusschen het stationsemplacement
en de rivier de Dommel, gegevens voor eene uiterst
gezonde, deels voor bewoning aangename, deels voor handel en
industrie buitengemeen goed gelegene stadswijk. Bij het af-
werken van het benedengedeelte van de Dommel werd dan
ook gelet op den aanleg van een havenbassin, toegankelijk voor
de grootste schepen, die den Bosch kunnen bereiken, een eisch,
waaraan de in gebruik zijnde stadshavens niet voldeden. Het
ontworpen stratennet kwam reeds gedeeltelijk tot uitvoering.
Overigens is gezorgd, dat verontreiniging van den bodem niet
zal voorkomen, door den aanleg van dichte beerputten onder
de openbare straat, terwijl de riolen niet zullen uitmonden in
de langsgelegen Dommel, maar in een hoofdriool dat zieh be-
neden de stad ontlast. Te bejammeren echter is het, dat zelfs
niet een ontwerp mocht worden opgemaakt voor den aanleg van
het Liernurstelsel, waarvoor het terrein uitermate geschikt is.
De uitbreiding gaf bovendien weder gelegenheid voor den
bouw van arbeiderswoningen en dientengevolge tevens aanleiding
om een begin te maken met het afkeuren van onvoldoende
verblijven. Tevens is een buitenbuurt van de stad voorzien van
een haventje, om er al die bedrijven te kunnen vestigen, die
midden tusschen de woonhuizen minder op hunne plaats zijn,
tertfijl, in verband met de meer en meer gevoelde behoefte
aan eene doeltreffende reiniging, een geheel nieuwe vaalt met
een invaart, aan de groote rivier en aan den spoorweg gelegen,
in uitvoering is.
Door de beschreven terreinwinst zal de stad eene oppervlakte
verkrijgen van ongeveer 200 HA., dat is dubbel zoo groot
als die welke zij nog voor vijf en twintig jaren bezat. Daarvan kunnen
gevoeglijk langzamerhand 25 HA. voor plantsoenen worden
bestemd, terwijl, ongerekend de ZuidwillemSvaart en de spoorweg-
haven, tegen ongeveer 1 HA. in 1880, eene havenoppervlakte
van om en bij 4.5 HA. beschikbaar zal zijn. De oppervlakte
van de stedelijke pleinen en beplantingen is thans reeds ongeveer
13.5 HA., hoewel zij in 1858 slechts 2.5 HA. omvatte; de lengte
van de strafen en wegen in de stad bedraagt, met inbegrip van
den uitleg, 29 KM., tegen 16.5 KM. in laatstgemeld jaar, en
de kosten van het gewone onderhoud der gemeente werken zijn
in 45 jaren tijds met meer dan het viervoud gestegen.
Ten slotte zij verwezen näar eene vergelijking van kaartje
n®. 2 met kaartje n®. 3, die van den omvang der uitbreiding
eene algemeene voorstelling geeft.
F. M. L. KERKHOFF.
m
j Ü
I