vorming verbetering van levensstandaard een eerste vereischte is. 1
En de onkosten, die men op materiaal en loon moet rekenen
om tot den kost-prijs der productie te komen, zijn in.de macbine-
nijverheid z66 belangrijk, dat men zieh de weelde niet kan
veroorloven, dure werktuigen te laten bedienen door goedkoope
werkkrachten zonder Sterken prikkel om veel en goed met die
werktuigen te produceeren.
Eene andere voorwaarde voor blijvenden vooruitgang isnaar
mijne meening deze, dat men de machine-nijverheid hier te
lande niet ga belemmeren door zoogenaamde beschermende
rechten, waarin ook enkele maebine-fabrikanten heil zien. Het
möge ons soms hinderen, dat bij velen — ook voor werk, dat
hier goed wordt gemaakt — steeds een voorkeur bestaat voor
het buitenland, — niet het minst, dit is merkwaardig, bij feile
protectionnisten 1 — maar dat gebrek aan medewerking prikkelt
tot meer krachtsontwikkeling, dwingt ons tot het opsporen van
nieuwe markten buiten de grenzen van ons kleine land. En
aan onzen uitvoer zoude door beschermende rechten groot nadeel
worden toegebracht.
Ten slotte nog een enkel woord ter bestrijding van het mis-
verstand, dat weder-invoering van octrooien in het belang zoude
wezen van onze machine-nijverheid. Alleen schijnbaar wenscht
men dit op billijkheidsgronden, wegens hetgrootemisbruik, dat
van buitenlandsche patenten hier door den namaak zoude
worden gemaakt. Dat er misbruik van eenige beteekenis in dit
opzicht door ingenieurs en fabrikanten zoude worden gemaakt,
is een sprookje. Maar zeker is het, dat men onze jonge aan-
komende industrie zeer veel kwaad zoude doen met haar te
belemmeren door de invoering van eene wet, die alleen in het
voordeel zoude wezen van de sterk ontwikkelde buitenlandsche
industrie. Onze machine-nijverheid vrage geen bescherming,
maar zij mag ook eischen verschoond te blijven van belemme-
ring, haar ter wille van enkele teleurgestelde uitvinders op-
gelegd.
C. F. STORK.
H H l r V i 1
HET FABRIEKSWEZEN DER ZAANLANDEN.
O
je Zaanstreek mag met haar uitgebreiden handel en
veelzijdige industrie, zoowel om haar verleden als om
haar heden zeker een van de merkwaardigste streken
_______ I van ons vaderland genoemd worden. Aan het breede
kronkelende vaarwater «de Zaan», vermoedelijk een deel van
een ouden Rijnmond, liggen de gemeenten Zaan dam, Koog aäii
de Zaan, Zaandijk en Wormerveer, doch tot de Zaanstreek
rekent men gewoonlijk verder nog de gemeenten Krommenie,
Assendelft, Westzaan, Oostzaan, Wor’mer en Jisp.
De nijverheid der Zaanstreek is in verhouding tot de be-
volking zeer omvangrijk en heeft eene geschiedenis, waarvan
menige bladzijde meldenswaard is. Van hären toestand, in
het jaar van de oprichting van het Koninklijk Instituut van
Ingenieurs, geeft ons de eerste afbeelding van plaat XLIX,
naar eene te Zaandijk genomen photografie, eene nog bijna
zuivere voorstelling. Zij geeft ons eene molengroep te zien en doet
het ook nu nog zeer eigenaardige van het landschapuitkomen.
Wanneer men de op de afbeelding voorkomende stoomfabriek
door een mplen vervangen denkt, tamelijk op den voorgrond
een drietal en op den verderen achtergrond minstens een
25-tal molens meer denkt, dan krijgt men een zuiver denkbeeid
van de industrie der Zaanlanden v66r vijftig jaren.
De molens verrichtten nog zoo goed hun werk, dat destijds
hunne vervanging door stoomfabrieken nog geen eisch was.
Wat niet op de afbeelding te zien is,is het merkwaardige feit,
dat alle molens, die men daarop ziet, den achtenswaardigen leef-
tijd van ongeveer 200 jaren bereikt hebben, en toch zou er nog
geen sprake zijn van afgeleefdheid, wanneer de stoom voor
hen geen te zware concurrent geworden wäre. Toevallig is het
juist in dit jaar twee eeuwen geleden, dat Czaar P e t e r d e
G r o o t e over hetzelfde hier afgebeelde water voer(*) en bij een
in aanbouw zijnden molen aan den wal stapte om dezen in
oogenschouw te nemen. De molen werd naar aanleiding daar-
van «de Grootvorst» genoemd, is hier afzonderlijk afgebeelden
staat links van de afgebeelde molengroep aan de Zaan,waarde
molenreeks nog een heel eind wordt voortgezet. Dit keizerlijk
bezoek mag als bewijs gelden, hoe onder anderen de molen-
bouw in deze streek toen reeds door hare belangrijkheid de
aandacht trok. Eh geen wonder: de windmolens van dien tijd
zijn nog door geen krachtiger windvangers ooit overtroffen. De
zoogenaamde Amerikaansche windmolens, bijvoorbeeld, zijn met
deze oud-hollandsche gevaarten niet te vergelijken in' kracht,
nog daargelaten, dat, om redenen, waarover we hier nietknnnen
uitweiden, de volle windroos verre’ achterstaat bij het oud-hollandsche
molenkruis.
Om een denkeeld te geven van deomvangrijkheiddezerdoor
wind gedreven fabrieken Zij vermeld, dat een papiermolen te
Zaandijk «de Vergulde Bijkorf», die omstreeks het midden dev
vorige eeuw gebouwd werd en nog bestaat, met al zijn toebe-
hooren ongeveer /150 000 aan oprichting kostte.
Geen wonder dus, dat er verscheidene bewoners van de Zaanstreek
zijn, die deze solide bouwwerken met een gevoel van
spijt zien verminderen en verwaarloozen, en men moet eerbied
hebben voor de bekwame molenmakers, die fabrieken bouwden,
door wind gedreven, welke zoo lang aan de concurrentie het hoofd
hebben kunnen bieden. Zoo ergens, dan kan men hier spreken
van oud-hollandsche degelijkheid.
Gedurende de laatste vijftig jaren evenwel kregen de wind-
molens een voor hen te mächtigen mededinger; vrij snel nam en
neemt hun aantal, af, om plaats in te ruimen voor stoom-fabrieken.
Onderstaande cijfers geven eenig overzicht:
Soort. Aantal in:
1847. 1897,
Zaagmolens.................................. 108 34
Oliemolens.................................. 106 . 56
Pelmolens............................. ... . 55 36
Verfmolens.................................. 24 13
Papiermolens............................. 17 4
Watermolens . . . . . . . 13 8
Meelmolens.................................. 12 7 |
Hennepbeukers............................. 6 1
Chocolademolens........................ 2 fp i p
Mosterdmolentjes........................ 3 2
Blauwsel m o le n s ........................ 2 1
Loodwitmolens............................. l •—
Doppenmolens . . . . . . . — 3 *
Totaal . . . 349 165.
* Geen nieuw gebouwde maar gedegradeerde.
Het aantal molens dat sneuvelde is dus niet gering, doch
de opgerichte stoomfabrieken deden veel meer, dan de open-
gevallen plaatsen aanvullen.
(•■) Een fabrikant, JIonig genaamd, schreef toenmaals in zijn dagbock: ,,motden
C a rz in een boeier gezeild”, welk dagboek nog in het bezit is van een zijner nazaten,
evenec'ns Honig genaamd.
Eene groote moeielijkheid ondervond men bij de plaatsing
van de eerste stoommachines door gebrek aan ervaring bij het
bouwen van machinerieen op denbuitengewoonslappenbodem.
De plaatsing van de eerste stoommaebine in den papiermolen
«het Fortuin», te Zaandijk, mislukte volkomen en de machine
werd weer verwijderd.
Hoewel deze mislukking de vervanging van wind door stoom-
kracht eenige jaren heeft tegengehouden, bestaan er nu verscheidene
fabrieken aan de Zaan van allerlei aard.
Hun aantal is aanhoudend belangrijk gestegen en neemt nog
steeds toe. Men telt tegenwoordig in de Zaanstreek de naver-
melde stoomfabrieken:
22 zagerijen; 13 oliefabrieken; 5 rijstpellerijen; 2 gerstpelle-
rijen; 4 verffabrieken; 3 papierfabrieken; 1 meelfabriek; 5
grutterijen; 1 brood- en beschuitfabriek; 5 chocoladefabrieken;
3- blauwselfabrieken; 6 stijfselfabrieken; 4 zakkenplakkerijen;
1 fabriek van «etherische olien; 1 machinefabriek; 10 stoom-
smederijen; 2 wasscherijen; 1 mai'skoekenfabriek; 8 drukkerijen;
1 tras- en cementfabriek; 1 zeepziederij; 1 mineraalwaterfabriek;
1 kuiperij; 1 sodafabriek; 1 zeeppoederfabriek; 2 lak- en vernis-
stokerijen; 2 kaasfabrieken; 2 zeildoekweverijen; 1 garenspinnerij;
2 blikfabrieken; 3 gasfabrieken, waarbij nog verschillende
industrieele inrichtingen zonder beweegkracht zouden kunnen
gevoegd worden.
Verscheidene van de bovengemelde stoomfabrieken zijn zeer
omvangrijk. De grootste rijstpellerij bijvoorbeeld vervangt 40
windpelmolens, welke laatste gemiddeld per jaar 500 Last
verwerken. De grootste stoomoliefäbriek, om nog een voorbeeld
te noemen, verwerkt evenveel grondstof als omstreeks 30 wind-
oliemolens en fabriceert per jaar omstreeks 4 000000 KG. lijn-
olie en 8 000 000 lijnkoeken. De geheele voortbrenging van verschillende
artikelen aan de Zaan is dan ook gedurende de
laatste vijftig jaren zeer belangrijk toegeuomen.
Dat zieh in een streek als de hier besprokene de ingenieurs-
wetenschappen op het gebied van fabrieksinrichting en werk-
tuigbouw gewichtigen steun verleenen, spreekt vanzelf. De inge-
nieur, die hier voortbouwt op den grooten schat van praktische
ervaring van het eerbiedwaardige gilde der molenmakers, vindt
hier zijn weg, tegen wil en dank medewerkende tot het doen
verdwijnen van de merkwaardige oude werken van dat gilde.
Men ziet het op de afbeelding, gemaakt naar eene te Wormerveer
genomen photografie, waarop de windraolen geheel omsingeld
is door stoomfabrieken, die tot de grootste van ons land behooren.
Het is moeielijk om in technische bijzonderheden te treden,
om aan te toonen, welk aandeel in het algemeen de ingenieur
en meer speciaal de Nederlandsche ingenieur in de uitbreiding
van de Zaanlandsche nijverheid heeft. Zeker is het, dat zijn aandeel
in de ontwikkeling dier nijverheid nog kan toenemen, wat eene
welkome aansporing voor de toekomst is ; het komt alleen aan
op zaakkennis, ijver en volharding.
P. M. DUIJVIS.
MACHINES. VOOR OPENBARE WERKEN IN
NEDERLAND EN NEDERLANDSCH-INDIE.
@ ,©
ocwel over het algemeen de machinebomv in Neder- 11 ÜeI II lanfl zeer bescheiden afmetingen is beperkt, en
pf WH El verschillende machines, welke zeker even goed hier
te lande gemaakt konden worden, uit het buitenland
worden ingevoerd, wordt daarop door de machines voor openbare
werken eene günstige uitzondering gemaakt. Niet alleen dat
bijna alle hier of in onze kolonien benoodigde werktuigen
voor het verrichten van grondarbeid in ons land worden ver-
vaardigd, bovendien hebben onze fabrikanten van die werktuigen
zieh een goeden naam in het buitenland verworven, en vinden
hunne machines ook buiten onze grenzen eene goede markt.
De hooge trap van ontwikkeling, waarop deze industrie Staat,
rechtvaardigt zeker ten volle een, zij het dan ook kort overzicht
van de voornaamste uit de hier te lande vervaardigde
machines.
De meest verbreide van die machines zijn zeker de baggermolens,
waarvan de samenstelling algemeen bekend is. Zij bestaan in
hoofdzaak uit een vaartuig, waarop een bovenbouw geplaatst
is, dienende tot het ophangen van de emmerladder en tot
ondersteuning van de boventuimelaar-as, welke den ketting met
de daaraan bevestigde emmers rondvoert. Eene stoommachine met
ketel,in het vaartuig geplaatst, levert de benoodigde drijfkracht,
die door een riem of een stel conische wielen op de boventuimelaar
as wordt overgebracht. Stoom- of handlieren op het
dek van het vaartuig dienen om de vooruitgaande en zijde-
lingsche beweging van den molen, door middel van kettingen
en ankers te regelen en de baggeremmers steeds in den op te
brengen grond te doen grijpen. De emmers ledigen zieh, boven-
gekomen, in den stortbak en keeren längs de onderzijde van
den emmerladder terug. De opgebrachte grond moet nu evenwel
verwijderd en naar de stortplaats gevoerd worden en daartoe
zijn verschillende inrichtingen toegepast. Is de stortplaats zeer
nabij, zooals dit voorkomt bij het graven van smalle kanalen,
dan zal men meestal kunnen volstaan met de stortgoten van
den baggermolen zoolang te maken, dat zij over de oevers van
het te graven kanaal reiken en wordt de opgebrachte grond
gestört achter dijkjes, welke längs den oever opgeworpen worden.
Dit maakt een hoogeren bovenbouw van den molen nood-
zakelijk, zoodat de stortgoten voldoende helling behouden voor
het glijden van de specie. Hierbij mögen evenwel de eischen van
de stabiliteit van het vaartuig niet uit het oog worden verloren
en moet men zijne toevlucht nemen tot eene pomp, welke
zooveel water in de stortgoten aanvoert, dat zelfs bij eene
mindere helling het glijden van de specie mogelijk is. Een voorbeeld
van zulle een molen vindt men in figuur 1 van plaat L,
welke een baggerwerktuig voorstelt, in gebruik te Deli, tot het
graven van smalle kanalen voor de drooglegging van gronden
voor tabakscultuur. Een van de met dit werktuig verkregen-
voordeelen is, dat de uitgebaggerde dieper gelegen grond op
de te bebouwen gronden wordt uitgespreid, ten gevolge waarvan
de daarop geteelde tabak van betere qualiteit is.
Is de afstand tot de stortgronden grooter, dan wordt dikwijls
met vrucht gebruik gemaakt van een slikpomp, waarin de opgebrachte
grond gestört wordt om, door de werking van een
waaier met enkele schoepen, met eene groote hoeveelheid water
tot een brei vermengd, en door een samenstel van drijvende
buizen, tot op een afstand van 300 ä 400 M. voortgedreven
en tot een hoogte van 3 ä 4 M. achter längs den oever opgeworpen
dijkjes opgevoerd te worden. De houten of ijzeren
buizen zijn. onderling door lederen zakken of ijzeren kogelgewichten
verbonden, en kunnen zieh daardoor in allerlei
bochten plaatsen, waardoor men tot zekere hoogte onafhankelijk
is van de ligging van den molen, ten opzichte van de stortgronden.
De buizen worden op houten vlotten of waterdichte
ijzeren kokers drijvende gehouden. Figuur 2 stelt zulk een
molen met slikpomp voor, waarvan er in 1882 twee voor het
Nederlandsche Gouvernement, ten dienste van de Solorivier,
gebouwd werden. Verschillende wijzigingen zijn sedert dien tijd
in de constructie van de slikpomp gebracht, het beginsel is
echter onveranderd gebleven.
Zijn de stortgronden nog verder verwijderd, dan schiet ge-
wooülijk niets anders over dan den grond in bakken naar de
losplaats te voeren, waar zij öf met een vasten of drijvenden