aanleg door subsidiën aan Oldenburg to bevorderen, en door de
overeenkomst met Oldenburg van 27 Juni 1874, waarbij Nederland
zieh verbond den spoorweg naar de grens te voltooien,
aan de Oldenburgsche regeering een subsidie te verleenen van
/70Ö000 en aan haar concessie te geven voor de exploitatie
van bet gedeelte Nieuwe-Schans—grens tegen eene uitkeering
van 4 °/„ der aanlegkosten.
De beboefte aan verschillende belangrijke binnenlandscbe
verbindingen bleef intusscben nog onbevredigd. Comités en
consortiums werkten plannen uit, maar ook thans weder bleek
het tot stand komen zonder financieele medewerking van den
Staat niet mogelijk te zijn. In de sitting van 1874—1875 van
de Tweede Earner der Staten-Generaal werd ten slotte door de
leden mr. J. K a p p e y n e v a n d e Co p p e l l o , mr. J. P. R . T a k v a n
P o o r t v l ie t , J. K. H. d e Roo v a n A l d e r w e r e l t en D. J. M a c k a y
een wetsvoorstel ingediend tot aanleg van een nieuw uitgebreid
spoorwegnet voor rekening van den Staat. Dit voorslel gaf aan-
leiding tot het indienen van eene wetsvoordracht van gelijke
strekking door de ministers van Binnenlandscbe Zaken en van
Financiën mr. J. H e em s k e r k A z n . en jhr. mr. H. J. v a n d e r
H e im , die in gewijzigden vorm werd aangenomen.
Bij deze wet van 10 November 1875 (Staatsblad n°. 205)
werd de aanleg .bevolen van spoorwegen van:
• 1°. Zwolle naar Almelo ;
2°. Dordrecht längs Gorinchem en Tiel naar Elst;
3°. Amersfoort längs Rhenen naar Nijmegen ;
4°. de Zaanstreek längs Purmerend en Hoorn naar Enkbuizen;
5». Stavoren längs Hindeloopen en Sneek naar Leeuwarden ;
6®. Nijmegen naar Venlo längs den linker Maasoever ;
7®. Rotterdam of Schiedam längs Vlaardingen en Maassluis
naar den Hoek van Holland;
8°. Zwaluwe naar ’s Hertogenbosch ;
9°. Groningen naar Delfzijl.
Omtrent den aanleg van den onder 9°. genoemden spoorweg
bepaalde de wet dat daartoe zou worden overgegaan, wanneer
de concessie verleend aan S. baron v a n H e em s t r a c . s . voor
den aanleg van eenige buurtspoorwegen in Groningen mocht
komen te vervallen.
De bouw van dit nieuwe belangrijke Staatsspoorwegnet werd
geleid door den Directeur voor de spoorwegen den heer N. Th.
M ic h a e l is , aan wien te ’sGravenhage was toegevoegd de op
1 Februari 1876 tot hoofdingenieur bevorderde eerstaanwezend-
ingenieur J. W . W e e s en E l ia s . De directe leiding op de lijnen
werd toevertrouwd aan de mede tot hoofdihgenieurs bevorderde
eerstaanwezend-ingenieurs J. G . v a n d e n B e r g h en M. S im o n
G z n ., J. L e u d s (in 1891 tot hoofdingenieur benoemd), J. D. E v e r s ,
' L. J. K e s p e r en A. C. B r o e k m a n , terwijl later nog als eerstaanwezend
ingenieurs opfernden de ingénieurs J. M. T e l d e r s en
jhr. P. H. A. M a r t in i B o y s . De bouw van sommige lijnen |
ondervond groote vertraging door moeielijkheden bij de ont-
eigening, door den noodigen belangrijken aanvoer van grond
en door verzakkingen in de slappe terreinen. Voor de lijnen
Zwaluwe—1’s Hertogenbosch en Schiedam—Hoek van Holland
duurde het lang, voordat de richting was vastgesteld, daar
• hierbij rekening moest worden gehouden met de plannen voor
de werken tot verlegging van den Maasmond en tot ver-
betering van den Waterweg van Rotterdam naar Zee. Eene
richtingsquaestie vertraagde ook den bouw der lijn Stavoren
Leeuwarden. De ingediende onteigeningswet voor de lijn over
Hindeloopen en Sneek gaf aanleiding tot het aannemen in de
Tweede Karner der Staten-Generaal op 11 April 1878 van
eene motie, om ook Boisward in den spoorweg op te nemen.
Eene aldus gewijzigde onteigeningswet werd echter door de
Eerste Kamer op 18 Januari 1879 verworpen, waarop de oor-
spronkelijke voordracht iveder werd ingediend en door beide
Karners aangenomen. Met den bouw van het tweede en derde
Staatsspoorwegnet ging vorder belangrijke ombouw en uitbreiding
gepaard van de stations van aansluiting.
t
Gedurende de eerste jaren van den aanleg der Staatsspoorwegen
volgens de wet van 1875 kwamen de lijnen Zwaluwe—Zevenbergen,
Mallegat—Rotterdam (Delftsche Poort) en Arnhem—
Nijmegen, respectievelijk op 1 Mei 1876, 1 Mei 1877 en 15 Juni
1879 in exploitatie bij de Maatschappij tot Exploitatie van
Staatsspoorwegen. Ook kwamen op 15 Mei 1878 het gedeelte
Zaandam—Amsterdam (Willemspoort) en op 15 October van dat
jaar de voortzetting tot een tijdelijk Btationnabij hetWesterdok
en de verbinding van den Hollandschen spoorweg met den
Staatsspoorweg te Amsterdam tot stand, die door de Hollandsche
IJzeren Spoorwegmaatschappij in gebruik werden genomen.
Van de hierboven genoemde Bpoorwegconcessien ofidervond
de uitvoering van de lijn Tilburg—Nijmegen belangrijke vertraging.
De concessie was overgedragen aan de op 31 Augustus
1872 te ’s Gravenhage opgerichte Nederlahdsche Zuid-Ooster
Spoorwegmaatschappij, die dan-ook met den bouw begon, maar
groote belemmering ondervond bij de onteigening en later door
financieele moeielijkheden, zoodat de werken enkele jaren stil
lagen. Eerst nadat bij de Wet van 26 December 1879 (Staatsblad
n°. 222) eene overeenkomst was bekrachtigd, waarbij de
Staat de rente ä 4 waarborgde van eene leening der maatschappij
groot / 3 000 000, kon de bouw worden hervat. De
aanleg geschiedde onder leiding van den ingenieurJ. H. M ü l l e r ,
terwijl met het toezicht op de uitvoering. was belast de oud-
officier der Genie N. H. N ie r s t r a s z . De lijn, die voor het
gedeelte Vught—’s Hertogenbosch gebruik maakt van den
Staatsspoorweg, werd op 4 Juni 1881 geopend.
Het tot stand komen van de lijn van Zutphen over Winterswijk
naar het kolenrevier «de Ruhr» met zijtak Winterswijk—
Bocholt, waarvoor op 21 Maart 1872 deNederlandsch-Westfaal-
sche Spoorwegmaatschappij te Winterswijk was opgericht, ondervond
vertraging tengevolge van den gelijktijdig geconcessioneerden
spoorweg van Zutphen over Doetinchem naar Bocholt, waarvoor
de Hollandsch-Westfaalsche Spoorwegmaatschappij was opgericht.
Eerst toen deze laatste maatschappij werd ontbonden en hare
concessie in 1874 was ingetrokken, kon de Nederlandsch-
Westfaalsche Spoorwegmaatschappij de noodige concessien voor
de gedeelten op Pruissisch grondgebied verkrijgen en kon met
den bouw onder leiding van den directeur-ingenieur J. H. N iv e l
een begin worden gemaakt. Het tot stand komen van de lijnen werd
bevorderd door de toekenning van subsidien van het Rijk van
f 900 000 (Staatsbegrooting voor 1876) en van de provincie
Gelderland van f 150 000 en door günstige exploitatie-contracten
met de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij, die het
gedeelte Zutphen—Winterswijk en met deBergisch—Märkische
Eisenbahn-Gesellschaft te Elberfeld, die" de lijnen Winterswijk-—
Bismarck (bij Gelsenkirchen) en Winterswijk—Bocholt in
exploitatie wilden nemen. De lijn Zutphen—Winterswijk werd
op 24 Juli 1878, de voortzetting tot Bismarck op 21 Juni 1880,
de zijtak naar Bocholt op 25 Augustus 1880 voor het verkeer
opengesteld.
Voor den bouw der lijn van Leiden naar Woerden werd
eerst op 2 December 1875 te ’s Gravenhage de Spoorwegmaatschappij
Leiden—Woerden opgericht, nadat de Nederlandsche
Rhijn-Spoorwegmaatschappij zieh onder zekere voorwaarden be-
reid had verklaard de lijn te exploiteeren en de concessie dien-
overeenkomstig was gewijzigd. Om de laatstgenoemde spoorwegmaatschappij
te bewegen hare medewerking te verleenen om de
uitvoering van de concessie te verzekeren, werd bij overeenkomst
tusschen den Staat en de Nederlandsche Rhijn-Spoorwegmaatschappij
dd. 29 Juni/5 Juli 1875 bepaald, dat de maatschappij
ontslagen zou zijn van de verplichting om te Rotterdam
eene verbinding te maken met het station van den Hollandschen
I spoorweg en het daarvoor gestörte waarborgkapitaal zou worden
teruggegeven, indien de lijn Leiden—Woerden binnen een
bepaalden tijd in exploitatie was gebrächt, eene overeenkomst
die later in de Tweede Kamer streng werd veroordeeld. Omtrent
bedoelde verbinding te Rotterdam, in de concessie van 1845
omschreven, maar niet ten uitvoer gebracht, was in 1867 over-
eengekomen, dat de voltooiing zoodanig zou worden geregeld,
dat de verbinding gelijktijdig gereed zou zijn met den Staatsspoorweg
van Rotterdam naar Dordrecht. Door de maatschappij
waren dan ook de plannen opgemaakt, terwijl in December 1874
de onteigeningswet was uitgevaardigd.
De lijn Leiden—Woerden werd gebouwd onder de leiding
van den heer J. P h . d e B o r d e s als directeux-hoofdingenieur,
en op 15 October 1878 in exploitatie genomen.
De ontworpen lijn van Rotterdam längs Schoonhoven, Wage-
ningen, Arnhem en Winterswijk naar Munster kwam niet tot
stand. Wel werd op 22 October 1875 te ’sGravenhage de
Rotterdam—Munster Spoorwegmaatschappij opgericht en werd
de onteigeningswet voor het gedeelte Rotterdam—Houten in
het begin van 1876 uitgevaardigd, maar met de uitvoering
werd geen begin gemaakt. Op 23 Mei 1878 werd de concessie
ingetrokken en het gestörte waarborgkapitaal van f 400 000
vervallen verklaard.
, Ook de concessie voor buurtspoorwegen in de provincie Groningen
werd op 11 October 1877 ingetrokken en daarmede
besloten tot aanleg voor Staatsrekening van een spoorweg
Groningen—Delfzijl. Eveneens verviel de uitvoering van den
spoorweg Woensdrecht—Antwerpen door intrekking, op verzoek,
in 1888 van de verleende concessie.
• Daarentegen werd de spoorweg Antwerpen—Roermond—Duit-
sche grenzen, waarvan de concessie aan de onderneming Grand
Central Beige was overgedragen, door deze en de voortzetting
tot Gladbach door de Bergisch-Märkische Eisenbahn-Gesellschaft
voltooid. Het gedeelte Pruissische grens—Roermond werd op
15 Februari 1879, de voortzetting tot Antwerpen op 20 Juli
1879 door den Grand Central Beige in exploitatie genomen.
De lijn Nieuwe-Schans—Ihrhove was intusschen op 26 November
1876 door de Oldenburgsche Staatsspoorwegdirectie voor
het verkeer opengesteld.
Op 1 Januari 1880 bedroeg de totale lengte der spoorwegen
in exploitatie 1854 KM.
Sedert dien kwamen achtereenvolgens de in aanbouw zijnde
Staatsspoorwegen gereed, en werden gedeeltelijk door de Maatschappij
tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en gedeeltelijk
door de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij in gebruik
genomen. Deze exploitatie werd geregeld bij overeenkomsten,
gesloten tusschen den Staat en de eerstgemelde maatschappij
op 24/25 Mei 1876, bekrachtigd bij de wet van 15 November
1876 (Staatsblad n°. 210) en tusschen den Staat en de Hollandsche
IJzeren Spoorwegmaatschappij op 3 Juni/1 Juli 1881, bekrachtigd
bij de wet van 19 December 1882 (Staatsblad n°. 241). Deze
overeenkomsten traden in de plaats van die van 1863, respectievelijk
van 1865. Daarbij aanvaardde de Maatschappij tot Exploitatie
van Staatsspoorwegen mede de exploitatie van de
Staatsspoorwegen Arnhem—Nijmegen, Zwaluwe—Zevenbergen,
Zwolle-—Almelo, Dordrecht—Elst, Nijmegen—Yenlo en Stavoren—
Leeuwarden, zoomede van andere lijnen, die aan de
door haar geexploiteerde aansloten, en die daartoe door den
Koning zouden worden aangewezen. Dit laatste is sedert ge-
schied met de lijnen Zwaluwe—’s Hertogenbosch en Groningen—
Delfzijl.
, De Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij nam verder
de exploitatie op zieh van de lijnen Zaanstreek—Enkhuizen
en Rotterdam (of Schiedam)—Hoek van Holland. Tevens ver-
kreeg zij bij de genoemde overeenkomst concessie voor een
spoorweg van IJmuiden naar Velsen (op 1 November 1883
geopend), terwijl zij zieh verbond mede te werken tot een ge-
regelden stoombootveerdienst van Enkhuizen naar Stavoren in
verband met de diensten op de aldaar eindigende Staatsspoorwegen,
en om daarvoor jaarlijks / 50 000 bij te dragen.
• Da lijn Amersfoort—Kesteren werd bij. de opening in 1886
tijdelijk mede aan de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij
in exploitatie gegeven.
|
R I
11 De bovenbedoelde stoombootveerdienst tusschen Enkhuizen
en Stavoren maakte het onderwerp uit van eene aanbesteding
in 1885. De exploitatie werd voor 5 jaren (later tot 10 jaren
verlengd) gegund aan den heer C. B o sm a n te Alkmaar tegen
genot van .een Rijkssubsidie v a n /65000 ’sjaars. De veerdienst
werd 15 Juli 1886 geopend.
Van de in de wet van 1875 genoemde Staatsspoorwegen werd
het eerst geopend de lijn Zwolle—Almelo op 1 Januari 1881;
in 1882 volgde de openslelling van het gedeelte Gelderraalsen—
Elst/Ressen (1 November); in 1883 die van de lijn.Nijmegen—
Venlo (1 Mei) en van de gedeelten Sneek—Leeuwarden (16 Juli)
en Gorinchem—Geldermalsen (1 Deeembèr). De lijn Groningen—
Delfzijl kwamen op 15 Juni 1884 in exploitatie, en op 20 Mei
van dat jaar het gedeelte Zaandam—Hoorn, op 6 Juni 1885
gevolgd door het gedeelte Hoorn—Enkhuizen. Het gedeelte
Dordrecht—Gorinchem werd op 16 Juli 1885, het gedeelte
Sneek—rStavoren op 8 November 1885 voor het verkeer opengesteld.
De opening van den spoorweg Amersfoort—Kesteren kon
eerst geschieden op 18 Februari 1886, terwijl de lijnen Zwaluwe—
’s Hertogenbosch en Schiedam—Hoek van Holland het laatst
in exploitatie kwamen, en wel de gedeelten Zwaluwe—Waalwijk
op 1 November 1886, Waalwijk—Vlijmen op 1 Juni 1888,
Vlijmen—’s Hertogenbosch op Î5 October 1890, Schiedam—
Maassluis op 17 Augustus 1891 en eindelijk Maassluis—Hoek
van Holland op 1 Juni 1893.
Ondertusschen was door de Nederlandsche Rhijn-Spoorwegmaatschappij,
volgens eene in 1875 met den Staat gesloten overeenkomst,
te Amsterdam eene verbindingsbaan gemaakt van haar
Station aan de Weesperpoort met den Oosterspoorweg en den
Staatsspoorweg van Zaandam naar Amsterdam (4 Augustus
1880 in exploitatie gebracht), terwijl ook de werken voor laatst-.
genoemden spoorweg, behalve het goederenemplacement in de
Stadsrietlanden, gereed waren gekomen en het Centraalpersonen-
station te Amsterdam op 15 October 1889 in gebruik- was genomen.
Met 1 Januari 1892 werd aan den Directeur voor de spoorwegen,
den heer N. T h . M ic h a e l is , eervol ontslag uit zijne be-
trekkmg verleend en werd het bureau voor den aanleg van
Staatsspoorwegen te ’sGravenhage opgeheven.
Van de nog onvoltooide werken werd tot 1 Januari 1896 een
gedeelte nog afgewerkt onder de directe leiding van Staatsspoor-
wegingenieurs ; de voltooiing voor Staatsrekening van het verdere,
voornamelijk bestaande in stationsuitbreidingen, werd opgedragen
aan de betrokken spoorwegmaatschappijen (*).
Het voor rekening van den Staat aangelegde spoorwegnet
heeft eene lengte van 1353 KM., dit is nagenoeg juist de helft'
van de lengte van het geheele spoorwegnet op Nederlandsch
grondgebied. Bovendien is het eigendom van den Staat nog
vermeerderd door aankoop van particulière spoorwegen. Ingevolge
eene op 31 October 1879 met België gesloten overeenkomst, goedge-
keurd bij de wet van 22 April 1880 (Staatsblad n°. 63), werd
de spoorweg Antwerpen—Hollandsch Diep, met zijtak Roosen-
daal—Breda genaast, met ingang van. 1 Juli 1880. Het gedeelte.
Belgische grens—Zevenbergen met den zijtak Roosendaal—Breda,.
(*) Door de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij worden voor rekening
van den Staat voltooid de werken voor h e t goederenemplacement in de Stads
Rietlanden te Amsterdam; verder zal deze maatschappij nog uitvoeren het maken
van een nieuw station voor gemeenscliappelijken dienst te Amersfoort.
Do Maatschappij to t Exploitatie van Staatsspoorwegen voerde voor rekening
van den Staat u it h e t maken o.a . van het nieuwe emplacement en hoofdgebouw
te 's Hertogenbosch, met inbegrip van een nieuwe hooge bru g over de Dieze, de
uitbreiding van h e t hoofdgebouw te Leeuwarden, de uitbreiding van h e t emplacement
en h e t nieuwe hoofdgebouw te Groningen, en h e t nieuwe hoofdgebouw te
Vlissingen (haven). Yerder zal zij nog uitvoeren de wijziging van het goederen-
station te Nijmegen en den ombouw van h e t station te Hengelo, en is zij bezig
met h e t bouwen van eene nieuwe hooge bru g over den IJsse l bij Westcrvoort.
Door den Staat zelf zijn voltooid h e t hoofdgebouw te Nijmegen en de spoorweg
: Schiedam—Hoek von Holland.
I