K a m e n . • Titel. Leervak.
P . F . van W iin g a e rd t. . . Leeraar. Handteekenen.
Mr. S. ICeyzer.......................... Leeraar (later Tnal-, land- en volkenkunde van
hoogleeraar). Sicdcrlandsch-Indie.
Dr. L. Cohen Stuart . . . Wiskunde en geodesie.
D r. R . W . van Goens . . . Leeraar! Wiskunde en Stereometrie.
Dr. E . Miilder.......................... Leeraar. Scheikunde.
P . Tctar von Elven . . . . Leeraar. Handteekenen.
M. Simon Gz............................. Leeraar. Waterbouwkunde.
Dr. C. P . Burger..................... Leeraar. Wiskunde.
A. van Lakerveld..................... Buitengewoop Indische materialen en bouwconleeraar.
structien.
J . A. K e u r e n a e r ..................... Directeur.
,T. Leh re t.................................... Leeraar. W a t erbauwkuude.
Dr. H . O. Dibbits . . . . Tijdelijk leeraar. Scheikunde.
J . J . Meinsma.......................... Leeraar. Tnal-. land- en volkenkunde van
Kederlandsch-Indie.
Dr. O. H . C. Gtinwis . . . Leeraar. Natuurkunde.
G. .T. Morre............................... Leeraar. Burgerlijke bouwkunde.
G. Rcuveknmp.......................... Buitengcwoon
leeraar. Modellen en werlctuigen.
J . K ro e s e n ............................... Buitengewoon
Scheikunde.
H . A. van der Speck Obreen Hoofdingemeur
der marine (tijde- Beschrijvende meetkunde.
Scheepsbouwkunde.
TijcleHjldeeraar.
Dr. W . O. H. S ta r in g . . . Nntuurlijke historie.
I.. A. H. Hnrtogh . . . . Werktuigkunde.
C. M. F . Stockhausen . . . Leeraar! Tnal-, land- en volkenkunde van
Kederlandsch-Indiè.
Blijkens de stamboeken van de ingeschrevenen aan de Konink-
lijke Akademie zijn van 1S48 af tot bet einde van den cursus
1863—1864 aan de Akademie ingescbreven geweest 1241 kweeke-
lingen, waarvan tijdens hun studietijd overleden 25, verdeeld
over de navolgende studievakken :
Algemeene S tu d ie ( l s t e en 2 d e s t u d i e j a a r ) .............................250
Civiel-ingenieur (3de en 4de studiejaar)................................. 184
Scheepsbouwkundig-ingenieur................................................. 6
Civiel- en mijnen-ingenieur ........................ 1
Mijnen-ingenieur............................................................................... 15
Landmeter................................................................................... 4
Werktuigkundig-ingenieur .............................. 2
Scheikundige e n w e r k t u i g k u n d i g e ....................................... 3
H a n d e l........................................................................................ 1
IJker...................................................................................................51
Accijnsen.................................................................................... 8
Ambtenaar voor den dienst in Nederlandsch Oost-Indie
lste k la sse .................................................. '. . .' 159
Ambtenaar voor den dienst in Nederlandsch Oost-Indie
2de k la s se .................................................................................. 456
Naar de Polytechnische School overgegaan............................ 101
540 hebben, zonder hun doel te bereiken, de Akademie
verlaten; van deze 540 gingen enkele over naar de nieuw
opgerichte Indische instellingen te Leiden of te Delft.
575 hebben hun doel bereikt en verwierven een diploma en
wel voor:
Civiel-ingenieur.........................................................................182
Civiel- en mijnen-ingenieur................................................. 1
Scheepsbouwkundig-ingenieur...................................... . 5
Mijnen-ingenieur...........................................................................15
IJk en accijnsen...........................................................................47
Landmeter.................................. 4
Oost-Indische ambtenaren lste k la s se ..................................120
Oost-Indische ambtenaren 2de »............. . 201
Van de kweekelingen, die het diploma van ingénieur verwierven,
waren op 1 Januari 1897 nog in leven 106 en overleden
101; deze beide laatste cijfers zijn opgemaakt uit de «Alphabetische
naamlijst van gepromoveerde Ingenieurs en Technologen
aan de Delftsche Akademie en aan de Polytechnische School,
1846—1896», uitgegeven door de «Vereeniging van Burgerlijke
Ingenieurs».
Aan de Akademie waren elke drie maanden repetitien; wan-
neer deze voor een leerling voldoende waren, ging hij aan het
eind van het jaar over in een hooger studiejaar. Alleen aan
het eind der studie had er, ter verkrijging van een diploma,
een examen plaats.
De studie was gedwongen en de docenten waren verplicht
rapporten omtrent vorderingen, vlijt en gedrag van ieder leerling
bij den Directeur in te dienen.
• Het examen kan in twee deelen gesplitst worden, in een
officieus- en een officieel examen. Het officieuse werd afgenomen
door de docenten en bestond in het houden van responsien,
waarvan de uitkomsten aangeteekend werden, en tevens in het
later uitwerken van vraagstukken, betreffende de hoofdvakken
gedurende enkele dagen; daarbij kwam geen teekenwerk te pas.
• Voorts werden in de laatste Colleges vraagstukken behandeld,
waarvan men wist, dat zij bij het mondeling examen zouden
gevraagd worden; in den regel werd daar niet'buiten gegaan.
Het meer officieele examen had plaats tegenover eene' Staats-
commissie, bestaande uit docenten en eenige personen buiten
dit personeel staande. Dit was mondeling en duurde voor elken
candidaat gemiddeld 66n ä anderhalf uur, waarin hij door de
docenten in elk hoofdvak gedurende 10 & 15 minuten ondervraagd
werd; de uitwerking ter beantwoording geschiedde zoo noodig
op het bord. Dit examen was toegankelijk voor de overige
Studenten en belangstellenden.
Het schijnt, dat in en na 1859 het schriftelijk examen gedurende
een paar dagen wat meer officieel op den voorgrond is getreden.
Op den dag, waarop het examen tegenover de commissie
plaats had, werd de uitslag aan den candidaat bekend geraaakt.
Welke maatschappelijke positie de geslaagden van de Konink-
lijke Akademie hebben ingenomen vinden wij in een opstel
van den oud-directeur K e u b e n a e r , voorkomende in de Notulen
van de vergadering van den 12den April 1870 van het Konink-
lijk Instituut van Ingenieurs, onder bij läge 31. Men wordt
hieruit gewaar, dat de hoogste betrekkingen in den Staat, zooals
bij de Rijksregeering, den post- en telegraafdienst, den waterstaat,
bij den aanleg van spoorwegen en voor den scheepsbouw en het
mijnwezen, zoowel hier te lande als in Indie, zijn of worden
bekleed door kweekelingen der voormalige Akademie, en dat de
ambtenaren voor het ijkwezen geheel uit die kweekelingen
werden getrokken. Het is hier de plaats . niet. om, over . de
kweekelingen te spreken, die in burgerlijken dienst in Neder-
landsch-Indie zijn geplaatst geworden; onder hen treft men er
eveneens aan, die de hoogste sport van de maatschappelijke ladder
hebben bereikt.
Een kort woord nog over den financieelen toestand. De Akademie
moest hare uitgaven geheel bestrijden uit de ontvangen
college-gelden en het subsidie, haar door het Departement van
Kolonien toegelegd; geenerlei post voor uitgaven te hären
behoeve werd op de Staatsbegrootingen uitgetrokken.
Alvorens van de Koninklijke Akademie af te stappen blijft
ons nog een en ander te vermelden ov.er de reorganisatie, bij
Koninklijk besluit van 7 September 1861, n°. 52, vastgesteld.
Enkele artikelen van dit Koninklijk besluit vinden hier een
plaats.
Hoofdstuk II, § 1. Toezigt.
Artikel 2. De Akademie Staat onder toezigt van een Raad.
Artikel 3. Deze Raad bestaat uit den Directeur der Akademie
als V o o r z i 11 e r en minstens zeven n i e t tot de Akademie
behoorende deskundigen in de vakken, bij artikel 1 vermeld..
§ 4. Docenten en verder personeel.
Artikel 30. De docenten aan de Akademie voeren den titel
van Leeraar of Hoogleeraar, welke laatste titel als eene persoon-
lijke onderscheiding wordt verleend, die niet door ouderdom
van dienst, maar alleen door Verdiensten kan worden verkregen.
Artikel 33. Door den Raad- van Toezigt kunnen tot het geven
van privaatonderwijs personen worden aangewezen, niet tot het 1
personeel der Akademie behoorende, aan welke de titel van
t o e g e v o e g d L e e r a a r wordt verleend.
Zij zijn yerpligt, tijdelijk in het vak, dat zij beoefenen, opte
treden, wanneer hun dit door den Directeur wordt opgedragen.
Artikel 40. De toegevoegde Leeraren mögen voor het geven
van privaat-onderwijs niet hooger dan een bepaald bedrag rekenen.
Zij genieton uit de fondsen der Akademie eene vaste toelage
en bovendien vacatiegelden voor de door hen te hären dienste
gegeven lessen.
Artikel 48. Bij den aanvang der drie vermeide vacantiën
worden door de docenten aan den Directeur rapporten inge-
diend, vermeldende de vorderingen en den ijver van ieder
kweekeling, alsmede de aanmerkingen, welke op zijn gedrag
gedurende de lessen te maken waren.
Die rapporten worden opgemaakt op grond van zoodanige
responsiën, repetitiën of examens, als ieder docent noodig mögt
achten. In die rapporten wordt ook voor elk vak vermeld, wat
er in het afgeloopen tijdperk is behandeld.
Artikel 49. Uit die rapporten vervaardigt de Directeur een alge-
meenen staat, waaruit de vorderingen blijken van ieder kweekeling
in de verschillende studievakken en waarvan, op aanvrage, aan
de ouders of voogden bij uittreksel mededeeling wordt gedaan.
Hoofdstuk V. Voorschriften van orde en regelen van gedrag
voor de kweekelingen.
Artikel 56. Ieder kweekeling is verpligt de lessen te volgen,
welke voor de afdeeling, waartoe hij behoort, jaarlijks worden
voorgeschreven. De Directeur is bevoegd in bijzondere gevallen,
te zijner beoordeeling, van het volgen van sommige lessen
vrijstelling te verleenen.
Artikel 57. Geen kweekeling mag zonder toestemming van
den Directeur van studievak veränderen.
Artikel 58. Ieder kweekeling is verpligt de lessen geregeld
bij te wonen.
Artikel 60. Al de door den Directeur gegeven voorschriften
van orde moeten door de kweekelingen worden nagekomen.
Geene vereeniging mag door de kweekelingen worden opgerigt,
tenzij van de wetten of Statuten kennis worde gegeven aan den
Directeur, die, in geval hij er bedenkingen tegen mögt hebben,
deze, na den Raad van Toezigt te hebben gehoord, en met
medeweten van den Beschermheer, aan den Minister van Binnen-
landsche Zaken onderwerpt. Hetzelfde geldt ten aanzien van de
wijzigingen, in . die wetten of Statuten te brengen.
Geen optogten, serenades of dergelijke openbare bijeenkomsten
mögen van de zijde der kweekelingen plaats hebben zonder
vergunning van den Directeur, die desverkiezende vooraf den
Raad van Toezigt raadpleegt.
Artikel 61. De overtreding van bovenstaande bepalingeu heeft
voor den kweekeling naar den aard der omstandigheden,
ten gevolge:
1°. vermaning door den Directeur;
2". waarschuwing door den Directeur ;
3°. tijdelijke verwijdering van de Akademie;
4°. definitieve verwijdering van de Akademie.
. Artikel 63. Opdat geen der kweekelingen omtrent de ophen
betrekking hebbende voorschriften eenige onwetendheid kunne
voorwenden, wordt een afschrift van dit Reglement door ieder
huimer onderteekend en aan ieder een afdruk daarvan gegeven.
Artikel 67. De kweekelingen voor de Indische dienst kunnen,
desverlangende, in een daartoe bestemd met de Akademie in
verband staand Indisch Hôtel worden gehuisvest. Zij, en voor
zooverre noodig hunne ouders of voogden, verbinden zieh de
bepalingen op te volgen, voor deze inwoning door den Directeur,
in overleg met den Beschermheer en onder bekrachtiging der Ministers
van Binnenlandsche Zaken en van Koloniën vast te stellen.
Dit Reglement ondervond van de zijde van de kweekelingen
hevigen tegenstand en is feitelijk de aanleiding geweest van de
sluiting van de Koninklijke Akademie op 21 November 1861.
Een ongekend feit in de geschiedenis van het Hooger onder-
wijs in Nederland. Die sluiting heeft ongeveer twee maanden
lang geduurd en heeft krachtig medegewerkt tot oprichting van
de Polytechnische school.-
Het bovenstaande over het Koninklijk besluit van 7 September
1861 is geput uit een boekje, uitgegeven bij G e b r . B e l in f a n t e ,
te ’sGravenhage in 1861, voerende den titel:
•Koninklijk besluit houdende vaststelling van het Reglement
voor de Koninklijke Akademie te Delft, benevens het voor-
loopig programma der Studien en toelichting. door den Directeur
der Akademie».
In een schrijven dd. 16 Januari 1862, N°. 590 Kabinet, van
den Minister van Binnenlandsche Zaken aan den toenmaligen
Directeur werd bericht, dat Zijne Majesteit de Koning den
Minister magtigde geen uitvoering te geven aan het Reglement,
vastgesteld bij bovengemeld Koninklijk besluit van 7 September.
De redenen van die intrekking zullen nog bij vele ledenvan
ons Instituut in het geheugen liggen.
Hieronder volgen eenige titels van gedrukte stukken, op het
vorenstaande betrekking hebbende:
«Verslag, gerigt aan Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden,
Beschermheer der Delftsche Akademie, door den Senaat van
het Studentencorps, 1861». (Niet in den handel.)
■Adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, benevens
verzameling van stukken op de Delftsche aangelegenheden betrekking
hebbende. (Uitgegeven voor rekening van het Delftsche
Studentencorps.) ’s Gravenhage, 1861».
«De academische opvoeding in verband met de jongste ge-
beurtenissen in Delft». Leijden, 1861.
«De Delftsche Inrigting tot opleiding van civiel-ingenieurs in
verband met den aanleg van Staatsspoorwegen beschouwd door
(X + Y)». ’s Gravenhage, 1861.
•Delftsche Studentenalmanakken» uit die dagen.
Een alleraardigst stukje van F. N a g t g la s in de «Nieuwe
Rotterdamsche Courant» van Zondag 1 Januari 1893.
De rede van professor J. M. T e l d e r s , gehouden op 4 Januari 1893
ter herdenking van het vijftigjarig bestaan der Koninklijke
Akademie (later Polytechnische School) te Delft, onder anderen
in haar geheel voorkomende in het Feestnummer van het week-
blad «de Ingenieur» .van Januari 1893.
Bij het opstellen van deze geschiedenis van de Delftsche Akademie
is de heer H. L. V k r sch o o r , administrateur van de Polytechnische
School, behulpzaam geweest.
N. H. HENKET.
KÖRTE GESCHIEDENIS VAN DE POLYTECHNISCHE
SCHOOL TE DELFT.
1864 TOT EN MET 1896;
@ I I I©
e Polytechnische School, opgericht 1 Juli 1864, is
1 opgenomen onder Hoofdstuk II der Wet regelende
het Middelbaar Onderwijs (Wet van 2 Mei 1863*
I Staatsblad n°. 50); terwijl haar inwendig bestuur is geregeld
bij Koninlijk besluit van 30 Juni 1864, (Staatsblad n". 81).
Over het v o o r b e r e id e n d o n d e rw ij s , in artikel 94
van de bovengenoemde wet opgenomen, nader in de artikelen
24 tot en met 31 van het eveneens hierboven genoemd Koninklijk
besluit geregeld, een enkel woord.