volge ten
Kosten onteigening.................................................... / 220300
» afbreken woningen, .................................» 5 900
Aanleg van straten en r io l e n ............................ . » 47 300
Nieuwe stallen voor de gemeente-reiniging. (De
oude staan op voor straat aangewezen terrein).' ■ 15 000
Totaal . . . / 288500
Opbrengst bouwterrein en afbraak . . . » 38500
Blijft ten laste van de gemeentekas . . . / 250000
Met het doen van deze uitgave heeft Arnhem zijn taak tot
verbetering van Klarendal echter bij lange na nog niet vol-
bracht. Op aangrenzende terreinen laten de toestanden ook nog
veel te wenschen over en bij de vaststelling van het stratenplan
op de onteigende tereinen werd dan ook reeds een stratenplan
voor de aangrenzende terreinen ontworpen. Te vreezenis echter,
dat de uitvoering van dit plan nog lang tot de vrome wenschen
zal blijven behooren, wanneer niet spoedig een wijziging van de
onteigeningswet tot stand komt, die het den gemeentebesturen
mogelijk maakt, stadsverbeteringen van dezen aard tot stand
te brengen, zonder de gemeente-financien in de war te sturen.
Dat Arnhem dit zou doen, wanneer het onder de bestaande om-
standigheden op den in Klarendal ingeslagen weg krachtig
voortging, zal geen nader betoog behoeven. Er komt nog bij,
dat Klarendal niet de eenig ongezonde piek in het Stedelijk
organisme is. In de oude stad bestaat aan opruiming van
krotten ook dringende behoefte en wanneer de gelegenheid zieh
voordoet, laat het Gemeentebestuur niet na de gemeentekas
voor dit doel aan te spreken. In de laatste jaren werd ruim
een halve ton gouds besteed.
De door dergelijke aankoopen verkregen verbeteringen zijn
echter, evenals de boven besproken verbetering van Klarendal,
slechts droppels in een emmer. Aan een krachtig optredenvan
den wetgever op dit gebied bestaat daarom dringend behoefte.
Niet alleen, om bestaande misstanden op te ruimen, maar even-
zeer, om het ontstaan van nieuwe misstanden te voorkomen.
Onze wetgeving op het gebied van de bouw- en gezondheidspolitie
is bedroevend achterlijk.
Met slechts enkele vage wetsbepalingen moet men zieh be-
helpen, terwijl elders reeds jaren lang uitvoerige wetten dit gebied
beheerschen. Dientengevolge heerscht er een zeer groote
rechtsonzekerheid. Dit is te betreuren, want daarin yinden voor
de zaak onverschillige bestuurders een reden, om niets te doen,
terwijl goedgezinden bij het beramen en uitvoeren van maat-
regelen tot verbetering zoovele teleurstellingen ondervinden, dat
hun ijver verslappen moet. Men moet in zake het ontwerpen
I en uitvoeren van bouwverordeningen ondervinding hebben opgedaan
en in de gelegenheid zijn geweest na te gaan welk
hopeloos werk het is dergelijke Verorderungen te doen overeen-
stemmen met de voortdurend wisselende inzichten van de Kroon
en van de Rechterlijke macht, om te kunnen begrijpen, dat, na
de invoering van de gemeentewet, in een stad als Arnhem het ontstaan
van zoovele misstanden niet is belet. Hoeveel beter zou
de toestand nu zijn, hadde een man als v a n G e n d t een dertigtal
jaren geleden kunnen werken met een goede wet, regelende de
bouwpolitie en de onteigening voor verbetering en uitbreiding
van bebouwde kommen. Hoogstwaarschijnlijk zou het archief
der Arnhemscho gemeentewerken dan minder rijk zijn aan
onuitgevoerde plannen van zijne hand.
Arnhem heeft aan een dergelijke wet wellicht meer behoefte
dan eenige andere stad. De terreinen, waarop de stad zieh moet
uitbreiden, zijn toch niet, zooals voor de meeste Nederlandsche
steden het geval is, vlak liggende of flauwhellende bouw- en
weilanden, maar heuvelachtige gronden, grootendeels behoorend
tot uitgestrekte landgoederen. De hoogteverschillen"' zijn zeer
aanzienlijk. De hoogte in de bebouwde kom wisgelt thans
reeds tusschen 12 M. en 50 M. -+- AP. Een uitbreidingsplan
vÖor Arnhem te ontwerpen is een zeer moeielijk werk en een be-
vredigende oplossing alleen te verkrijgen, wanneer men de
grenzen zeer ruim kan trekken, evenals veertig jaren geleden is ge-
schied. Aan een dergelijke wijze van werken heeft men in latere-
jaren om geldelijke redenen nooit meer durven denken. Dientengevolge
heeft de uitbreiding voortdurend broksgewijze en op
zeer stelsellooze wijze plaats gehad. Niet de algemeene belangen,
de eisehen van gezondheid, verkeer en welstand gaven den
doorslag, maar het toeval. De behoefte van een groot grond-
bezitter aan geld, of zijn dood zijn de beslissende factoren in
zake de uitbreiding van Arnhem. Ware meer ruimte beschik-
baar het zou de moeite waard zijn een en ander met sterk
sprekende voorbeelden aan te toonen. De voorgeschreven be-
knoptheid maakt het echter onmogelijk over de uitbreiding der
stad en al wat daarbij behoort verder uit te weiden.
Het bovenstaande vormt slechts een gedeelte van eenartikel
over: «Arnhem gedurende de laatste vijftig jaren». Hetgeheele
artikel is te groot van omvang geworden voor de opneming in
dit Gedenkboek. Het zal wellicht later elders in zijn geheel ver-
schijnen.
J. W. C. TELLEGEN.
OVER DE UITBREIDING DER STAD
’3 HERTOGENBOS CH.
---------------------------------------------------- -
[¡Hifr-yy«g| jj i’tig jaren geleden beslosg de gemeente ’sHertogen-
bosch, volgens de kaart van die dagen, waarvan in
kaart 2 op plaat XLIV een uittreksel is gegeven,
H M i l l eene oppervlakte van bijna 1769 HA., thans is zij
nog even groot.
Haar terrein bevat twee goed te onderscheiden gedeelten. Het
kleinere daarvan, de eigenlijke stad, had destijds, zonder de
verdedigingswerken, doch met inbegrip van meer dan 25 HA.
warmoeziers- en bleekvelden, eene oppervlakte van bijna 100 HA.
en ligt met den bovenkant der straten op minstens 5 M. boven
AP. Het resteerende gebied bestaat uit landerijen op ongeveer
3 M. en lager, doch door verschillende waterloopen en, deels
hooker gelegen, wegen doorsneden. In het midden van deze
eeuw dienden die wegen nog alleen voor het gewoön verkeer, daar-
langs waren op een paar punten ettelijke huizen en schüren
De blokken VII, VIII en IX, günstige winkelterreinen, zijn
aan particulieren verkocht. De blokken II—VI zijn verkocht
aan de nog slechts eenige jaren bestaande woningvereeniging
«Openbaar Belang». Blök I is verkocht aan een particulier, die
voornemens is op dit blok een inrichting als Ons Huis te
Amsterdam te stichten. Op de aan «Openbaar Belang» verkochte
blokken zullen door deze vereeniging in totaal 69 beneden- en
34 bovenwoningen gebouwd worden. In totaal komen dus 103
nieuwe woningen beschikbaar, terwijl het aantal afgebroken
woningen 188 bedroeg. Slechts noode heeft «Openbaar Belang»
besloten een zoo groot aantal bovenwoningen te bouwen; doch
het was anders niet mogelijk woningen beneden d e /2 weekhuur
te verkrijgen en aan dergelijke woningen bestaat de meeste
behoefte.
De beschikbare ruimte laat mij niet toe over de te bouwen
woningen in verdere bijzonderheden te treden. Slechts zij nog op-
gemerkt, dat achter iedere benedenwoning een tuin ter diepte van
minstens 6 M. blijft liggen, zoodat in de blokken de tusschen-
ruimte tusschen de achtergevels minstens 12 M. bedraagt.
Een opgave van de geheele kosten van deze stadsverbetering
gebouwd, uitmakende de gehuchten Ortben en Herven, waarin 1
een klein deel van de bevolking was gehuisvest en die, ook
tegenwoordig, de afzonderlijk beheerde afdeeling Orthen vormen.
Een drietal geïsoleerde fortificatiewerken liggen mede in dat
gebied verspreid ; zij waren, met een sluisplateau längs de Zuid-
Willemsvaart, buiten de stad en de genoemde gehuchten de
eenige plekjes van het grondgebied der gemeente, waar zonder
beduidende terreinaanhooging kon worden gebouwd.
Zooals bekend is vindt deze beperking van bouwterrein hare
oorzaak in de wateren van Maas, Dommel en Aa, die steeds in
den winter en in het voorjaar alles, wat beneden een peil van
6.52 M. boven AP. gelegen is, met overstrooming hebben be-
dreigd. Wel bereikte het water meestentijds geen hoogeren stand
dan 5 M., zoodat het de stad zelve, behalve de keldere, in den
regel vrij liet, en zeker hebben de herhaalde bevloeiingen de
opbrengst van .de wei- en hooilanden verhoogd, doch aan den
uitbouw van de stad legden zij moeielijkheden in den weg,
welke daaraan een eigenaardig karakter verleenden.
In den tijd, v66r dien, waarvan boven sprake is, bezat ’s Hertogenbosch
een bloeienden handel, grootendeels een gevolgvan
zijne ligging, bereikbaar als het was aan de eene zijde voor de
vaartuigen onzer groote rivieren, en aan den anderen kant te
water en te land van uit znidelijk en oostelijk Noordbrabant,
Limburg en België. De bevolking nam dan ook gestadig toe.
Dit had ten gevolge, dat allengs meer van de in de stad aan-
wezige gras- en teellanden door woningen werd ingenomen.
Nochtans waren niet al die landerijen te koop of bruikbaar ;
bouwen buiten de vesting was zoo goed als ondoenlijk, en er
ontstonden dienvolgens minder gewenschte toestanden, waar-
voor op andere wijze tegenwicht werd gezöcht.
De eerste stappen in die richting betroffen den aanleg van
nieuwe begraafplaatsen. De bestaande, binnen de stad, waren
in weinig verdedigbaren Staat; in 1858 werden zij gesloten en
vervangen door eene nieuwe, groot ongeveer 2 HA., waarvoor
längs den weg naar Orthen, op 900 M. afstand van de stad,
eene beduidende terreinaanhooging werd uitgevoerd, die 4 HA.
land in beslag nam.
Mede werd aangevangen met de verbetering van de straten
en wegen. Vooreerst ondergingen verscheidene strekkingen, die
’s winters in den regel onder water kwamen, verhooging, doch
het meest doeltreffende werk, in 1855 begonnen, was de ver-
vanging van de open, soms een halven meter diepe straatgoten
door onderaardsche riolen, v66r dat jaar te ’s Hertogenbos'ch
zoo goed als niet in gebruik. Daarbij kwamen nog in 1854 de
invoering van de straatverlichting met gaslicht en in 1863 de
eerste trottoirs.
Ook verkregen de riviergedeelten, nabij en om de stad meer-
dere diepte, ter wille van eene betere afstrooming, en het gedeelte
Dieze binnen de stad, eene soort van delta, bestaande
uit een aantal waterloopen van geringe afmeting, grootendeels
tusschen de huizen voor het oog verborgen en dienvolgens een
openbare vuilnisbak, werd meer geregeld uitgebaggerd en schoon
gehouden.
De vooruitgang van wetenschap en kunst, die destijds aan de
stad hare Hoogere Burgerschool, hare Kweekschool vooronder-
wijzers, nieuwe lagere scholen en de herstelling van de St. Jans-
ker-k hebben bezorgd, deed zelfs ook maatregelen beraden om
in ongunstige toestanden op particulier terrein in te grijpen.
Men besloot tot de opruiming van particulière mestvaalten, tot
een onderzoelc naar den staat der werkmanswoningen en tot
eene poging, helaas mislukt, om het slachten van vee tot het
reeds bestaand openbaar slachthuis te beperken.
Eindelijk was vooral de verbetering van de verkeersmiddelen
een onderwerp van ernstige bezorgdheid; men verwachtte daarvan
alle heil voor den handel, die begon te verslappen. Het
gemeentebestuur was in zijnen aandrang niet zonder succès,
want achtercenvolgens werden de kanalisatie van de Dieze, door
den bouw van de schutsluis te Crevecoeur, de schipbrug te
Hedel, een betere weg daarheen en de aansluiting met het
telegraafnet tot stand gebracht, terwijl de stad zieh in 1868,
door de lijn over Vught naar Boxtel, weldra door die naar
Utrecht gevolgd, aan het spoorwegnet zag aangesloten.
De ondervinding leerde intusschen maar al te spoedig, dat
juist door de gestadige vergemakkelijking van het vervoer aan
den koopmansstand dier dagen een gevoelige slag was toe-
gebracht, en de Karner van Koophandel en Fabrieken sprak
het in haar verslag van 1875 openlijk uit, dat den Bosch als
stapelplaats van koopmansgoederen veel van zijn gewicht had
verloren. Dat college was dan ook van meening, dat bij het
verloopen van het getij de bakens moesten worden verzet, dat
de gemeente voor het vervolg meer haar vertier zoude moeten
zoeken in de ontwikkeling van de fabrieks- en handwerksnijverheid
en daarenboven niet mocht verzuimen ook middelen te beramen
ten einde, door passenden stadsaanleg, haar gebied voor be-
woning meer aantrekkelijk te doen zijn.
Tot zoodamige uitkomsten kon men echter niet geräken zonder
in het bezit te wezen van ruime bouwterreinen. BoveDdien
stonden nog vele omstandigheden aan hetgeen men zieh voorstelde
te bereiken in den weg, terwijl, eindelijk, de noodzakelijkheid
werd gevoeld van eene betere opleiding voor het werkvolk,
aan welks ongenoegzame bekwaamheid de meergemelde Kamer
het kwijnen van de Bossche industrie voor een deel toeschreef.
Ter voorziening in laatstgemelde behoefte werd, naast de
Burger avondschool, die in 1869 tot stand kwam, in 1876 eene
Ambachtsschool opgericht, intusschen slechts van geringe uitbreiding.
Op hygiënisch gebied was eene van de eerste bemoeiingen eene
pijpwelboring. om te voorzien in de behoefte aan goed drink-
water, waarin de stadspompen tekort schoten. Zij gaf echter
geene uitkomst, terwijl zij tot 53.5 M. diepte werd voortgezet.
Betere resultaten bezorgde eene verbetering van het riolennet
van het stadsgedeelte om en bij het Hinthamereinde ten noord-
oosten van de Zuid-Willemsvaart, waardoor de gelegenheid werd
geopend dit kwartier, door uitpompen, van den overlast van
hoog water te bevrijden.
In zake de gemeente-reiniging was reeds in 1872 van detoe-
passing van het Liernurstelsel emstig sprake. De eigenaardige
ligging van de stad met betrekking tot de waterstanden deed
echter moeielijkheden vreezen en ook op het hooge kosten-
cijfer stuitte de uitvoering af. Van het tonnenstelsel, dat vele
voorstanders telde, kwam eveneens niets wegens het gemisvan
eene behoorlijke vaalt. Nochtans werd gezorgd voor eene meer
passende berging van straatraest. Twee belt-terreinen binnen
de vestingwerken werden vervangen door eené bergplaats, een
eind weegs buiten de poort gelegen.
Ook riep men eene bijzondere commissie van scheikundigen
tot keuring van voedingsmiddelen in het leven, doch de voor-
naamste maatregel, in het belang van de gezondheid, was wel de
afsluiting van de stad tegen hoog water, waartoe kon worden over-
gegaan, toen, nadat de vesting was opgeheven, de gemeente
bezitster werd van nagenoeg alle gronden, die tot de vestingwerken
hadden behoord en die, daar zij, voor zoover binnen de
grachten gelegen, het stadsgebied met een vijfde deel vergrootten,
mede de gewenschte bouwterreinen bezorgden. Kaart n#. 1 van
plaat XLIV geeft van die uitbreiding eenig denkbeeid.
Thans waren vele voorwaarden voor de verdere ontwikkeling
van de stad vervuld. Met de slechting van de vestingwallen draalde
men niet. In het tracé van elken wal werd, längs denvesting-
muur, een weg aangelegd, die weder door körte dwarswegen met
de straten der oude stad in verbinding kwam, terwijl het voor-
malige exercilie-plein, de zoogenaamde Esplanade, gelegenheid
gaf tot een meer uitgebreiden aanleg. Dit terrein was als aangewezen
voor de verwezenlijking van grootere bouwplannen, terwijl
1