de lichtschepping tasscheu een vierde en een vijfde van het
oppervlak van haar plattegrond.
Het gebouw is ingerieht met centrale verwarming en wel
door middel van heet water. De lokalen hebben ventilatie-
kanalen, uitmondende in een centralen aspiratie schoorsteen,
waardoor de rookbuis van den verwarmingsoven is geleid. De
beginselen waarvan is uitgegaan zijn, dat bij eene buitentempe-
ratuur van — 10° C. de lokalen tot H- 18° C. en de overige
ruimten tot -f-12° C. moeten kunnen verwarmd worden en dat een
toevoer van 20 M*. versehe lucht per unr en per leerling ver-
zekerd is.
De kosten van het gebouw hebben in het geheel ongeveer
f 158 000 bedragen.
VERSCHILLENDE SCHOOLGEBOUWEN.
Behalve eene Academie voor Beeidende Künsten en Technische
Wetenschappen, drie Hoogere Burgerscholen en tal van
bewaarscholen heeft de Gemeente Rotterdam sedert 1878 ge-
bouwd 55 scholen voor lager onderwijs en 10 gymnastiekscholen,
waarbij in ruimen zin aan de Regeeringsvoorschriften werd vol-
daan. Eenige aanzichten van voorgevels, op plaat XLII weer-
gegeven, mögen doen blijken, dat meermalen getracht is de
gebouwen te doen strekken tot verfraaiing van de omgeving.
J. H. NEISZEN.
WATERLEIDING TE TILBURG.
■sgilburg had op 31 December 1852 14810 of rond
15 000 inwoners, en op 31 December 1867 19306
of rond 20000 inwoners, en heeft thans, 1897, ruim
______ | 37000 inwoners. Naar de toeneming gedurende de
laatste jaren gerekend, zal dit aantal na verloop van dertig
jaren ongeveer 55 000 bedragen.
Daar de gemeente echter zeer verspreid is gebouwd, kanniet
aan de geheele bevolking water uit de waterleiding worden
verschaft en moet gerekend worden, dat nu dadelijk 30000 en
na dertig jaren 50000 zielen voor de waterverzorging in aan-
merking komen.
Het vereischte vermögen van de waterleiding per dag is mits-
dien berekend als volgt:
Aanvankelijk. Na 30 jaren.
30000
50 L.
1500 M*.
6000 •
50000
100 L.
5000 Ms.
• 10000 »
7 500 M*. 15 000 M3.
o. Huishoudelijk verbruik
aantal inwoners in de kom
verbruik per dag en per hoofd
totaal per dag
b. Industrieei verbruik (*)
Totaal verbruik
De werktijd in de fabrieken is 13 uren per dag van 51/* tot
12 uur ’s voormiddags en van l ’/jtot 8 uur ’snamiddags. De
werktijd van de pompmachines zal beginnen 5 uur voormiddags
en eindigen 8 uur namiddags, dus 15 uren per dag
bedragen.
De machines en ook de prise d’eau worden aangelegd, thans op:
75QQ M». — 500 M*., respectievelijk, later = 1000 M3.
) Tilburg is de zetel der Nederlandsche wollenstoffen-industrie.
De geheele inrichting van de waterleiding laat zieh in enkele
woorden als volgt omschrijven:
Het water, geleverd door de prise d’eau, wordt door middel
van de hevelleidingen gevoerd in den centralen put, waaruit
het wordt opgepompt door de bronnen-pompmachines en gebracht
in de ontijzeringsinrichting. Het water stroomt door
deze inrichting heen op de filters, wordt daar gefiltreerd en
stroomt naar den reinwaterkelder en den reinwaterput v66r
het machinegebouw.
De toren-pompmachines zuigen het water uit den reinwaterput,
en persen het door de drukbuisleiding naar de stad zoowel
als naar het hoogreservoir in den watertoren nabij Tilburg.
Door het buizennet in de stad wordt het water over de geheele
gemeente verdeeld.
p r i s e d ’e a u .
• De prise d’eau wordt gemaakt längs de Gilzerbaan (zandweg
van Tilburg naar Gilze) in heidevelden, die zieh ten zuidwesten
van Tilburg- uitstrekken en hydrographisch behooren—tot het
gebied van «de Donge boven den watermolen.»
Zooais blijkt uit de hieronder volgende analyse zal het ge-
vonden water, nadat het ijzer daaruit is verwijderd, zoowel ge-
schikt zijn voor drinkwater als voor industrieel gebruik:
Milligrammen per Liter.
vaste s t o f ...................................................... 80
chloor............................................................... 14.2
k a l k .......................................................... • I
kaliumpermanganaat........................ 1.8
ijzer. . ........................................................ sporen
salpeterzure z o u ten ............................................ 0
salpeterigzure zouten . . . 0
ammoniak........................ • ®
l o o d .......................................................... 0
De prise d’eau bestaat uit een reeks van 50 pijpbronnen van
100 mM. wijdte, op onderlingen afstand van 50 M. Deze pijpbronnen
worden met den onderkant van het filter ongeveer
20 M. diep geplaatst.
De zuigkorven of filters zijn elk lang 5 tot 8 M.
De pijpbronnen zijn 5 aan 5 samen, zooals op plaat XLIII
is aangegeven, door een gegoten ijzeren neven-hevelleiding van
100 tot 150 mM. wijdte aan elkaar verbonden tot lObronnen-
groepen, ieder vän 5 bronnen.
ledere groep is in twee helften gescheiden door een gegoten
ijzeren zandvanger.
De zandvanger is door middel van een afsluiter, wijd 200 mM.,
verbonden met de gegoten ijzeren hoofdhevelleiding.
Deze verkrijgt ter weßrszijden van het machinegebouw de
volgende wijdten;
van den centralen put . . . tot 375 M. vandaar 450 mM.
daama over een lengte van . . 500 « . . . 350 >■
en eindelijk de laatste . . . . 250 » . . . 250 »
Samen . . . 1125 M.
De geheele lengte der hoofdhevelleiding bedraagt dus 2250 M.
CENTRALE PUT.
Deze bestaat uit zeven ijzeren ringen, ieder gegoten in 66n stuk,
hoog 1.50 M. en wijd 3.65 M. Deze stukken worden met flenzen
waterdicht aan elkander verbonden.
MACHINES EN KETELS.
a. B ron n en p om pm a ch in e s.
Deze zijn twee in getal. Elke pompmachine is in Staat, om
normaal 540 M*. water per uur op te pompen van den gemiddelden
stand in den centralen put tot den hoogsten stand 1
in de ontijzeringsinrichting. Bij eersten aanleg is dus 66ne
machine in reserve.
Bij uitbreiding van het vermögen der waterleiding tot 15 000 Ms.
per dag of 1000 M3. per uur, is een derde bronnenpomp-machine
te plaatsen, waarvoor ruimte wordt gelaten in de machinekamer.
Twee machines zullen dan dienst moeten doen, terwijl de derde
in reserve blijft.
De laagste waterstand in den centralen put zal zijn: 4 M. - f AP.
De hoogste waterstand in de ontijzerings-inrichting bedraagt
19.60 M. H- AP. en kan later, desgewenscht gebracht worden op
20.60 M. H- AP. .
De grootste opvoerhoogte bedraagt dus 16.60 M.
Stel rond, met inbegrip van het drukverlieB, 17 M.
De oentrifugaalpompen kunnen bij dien hoogsten opvoer leveren
510 M*. per .uur. I ■ ,r,ioX l 7 _ 1„
De bronnenmachines moeten dus ieder normaal —
waterpaardekrachten kunnen ontwikkelen.
De pompen zijn serie-centrifugaalpompen, dat wil zeggen, dat
iedere pomp bestaat uit twee pompen, waarvan de beide waaiers
op dezelfde as zitten en de eerste het water uit den centralen
put zuigt en aan de tweede pomp toevoert, terwijl dezetweede
pomp het water hooger opvoert en in de 450 mM. wijde druk-
buis perst, welke het naar de ontijzeringsinrichting voert. Deze
pompen worden door middel van riemen gedreven door de
zoogenaamde bronnenmachines.
Deze bronnenmachines zijn horizontale receiver-compound-
machines, werkende ter keuze met of zonder condensatie. In
het eerste geval wordt gebruik gemaakt van de condensors der
torenmachines.
De bronnenmachines zijn ieder voorzien van twee vertikale lucht-
zuigpompen, bestemd om de hevelleidingen luchtledig te pompen.
Daarvoor zal in den regel gebruik worden gemaakt van die
machine, welke ten opzichte van het bedrijf van de centrifugaal»
pompen in rust verkeert.
6. L u ch tzu ig p om p en , v a c u um k e te l en
1 u ch tzu ig l e i ding en.
De luchtzuigpompen zuigen de lucht uit den vacuumketel ter
wijdte van 0.60 M., die in den kelder der oentrifugaalpompen
wordt opgesteld.
Bij latere uitbreiding is daaraan een tweede vacuumketel toe
te voegen.
Het ondereinde van den vacuumketel Staat door eene pijp-
leiding in verbinding met het water in den centralen put,
terwijl het boveneinde of de vaeuumruimte verbonden is met
de luchtzuigleidingen, welke ter weßrszijden van den centralen
put evenwijdig aan de hoofdhevelleidingen loopen en hieruit
zoowel als uit de nevenhevelleidingen de lucht kunnen af-
voeren doordat zij met de toppen der zandvangers worden
verbonden.
In den vacuumketel zal door de luchtzuigpompen zooveel
mogelijk een constante waterspiegel = 1 2 .5 0 M. h-AP. worden
onderhouden, waarbij de hevelleidingen geheel luchtvrij en
gevuld met water zullen zijn.
c. T o r en p om pm a ch in es.
Ook hiervan worden twee stuks dadelijk opgesteld, terwijl
de machinekamer ruimte biedt voor de plaatsing van een derde
machine.
Deze machines kunnen normaal ieder 500 Ms. per uur
oppompen, zoodat 6ene machine altijd in reserve zal zijn.
De opvoerhoogte is veel aanzienlijker dan bij de bronnenmachines.
De hoogwaterspiegel in het reservoir in den watertoren
toeh i s ..................................................................... 52.50M.H-AP.
De laagste waterstand in den reinwaterput,
waaruit de zuigbuizen ■ der torenpompen het
water ontnemen, is...............................................10.80 » + »
Het water is dus op te v o e r en .................41.70 M.
Bovendien is te overwinnen het drukverlies
in de drukbuisleiding naar de stad, dat berekend
is op........................................... 8.55 »
De totale opvoerhoogte bedraagt derhalve . 50.25 M.
of rond . . . 5100 »
De torenpompmachines moeten dus iedfer normaal = iff
waterpaardekrachten sterk worden.
Zij zijn horizontale receiver-compound-machines, werkende
met condensatie.
De pompen zijn dubbelwerkende plunger-pompen, welke rechts-
streeks door de zuigerstangen der machines worden gedreven.
. De drukbuis van iedere torenpomp gaat onder den vloer door
en mondt daar uit in een drukwindketel van 1 M. middel-
lijn. ledere drukbuis is van een afsluiter voorzien. In den
.windketel mondt tevens uit de drukbuisleiding naar de stad,
wijd 450 mM.
Bij latere uitbreiding met .de derde machine zal een
tweede windketel worden geplaatst, waaraan dan eene tweede
drukbuisleiding naar de stad zal worden aangesloten.
d. S to om k e te ls .
De stoom wordt geleverd door drie ketels, ieder van 60 M*.
verwarmend oppervlak. Twee ketels zijn in Staat bij 7*/# atmo-
spheer overdruk den noodigen stoom te leveren voor het drijven
van 1 bronnen- en 1 torenmachine, zoodat bij den eersten aanleg
steeds 1 ketel in reserve is. Bij latere uitbreiding zullen in het
dan te maken tweede ketelgebouw drie nieuwe ketels kunnen
worden geplaatst; er zullen dan 4 ketels in bedrijf zijn, terwijl
er 2 in reserve blijven.
De stoomketels worden gemaakt met 2 vlampijpen, voorzien
van Gallowaypijpen.
e. T o ebeho o ren van de m a ch in e s en k e t e ls .
. Dit bestaat, behalve uit de noodige buisleidingen, uit twee
voedingpompmachines voor de ketels in het ketelgebouw en
uit een loopkraan in de machinekamer van de torenpompen.
GEBOUWEN DER POMPWERKEN.
a. M a ch in eg eb ouw ..
Het machinegebouw bestaat uit twee gedeelten, dat van de
torenpompmachines en dat van de bronnenpompmachines. De
machinekamer der torenmachines is binnenwerks groot 19
x 13 M. De machinekamer der bronnenmachines is groot 13.50
x 10 M.; zij bestaat uit een hoog en uit een laag gelegen
gedeelte. Het hoog gelegen gedeelte, waarin de stoommachines
zijn opgesteld, ligt op gelijke vloerhoogte met de machinekamer
van de torenmachines, wat de bediening vergemakkelijkt.
In het läge gedeelte of den kelder zijn de centrifugaalpompen
I opgesteld. Deze kelder is met den centralen put verbonden door
een eenvoudigen tusschenbouw, waarin de zuigbuizen der centrifugaalpompen
worden gelegd.
Het machinegebouw is gefundeerd op een doorloopende laag
van gestampt cementbeton.
De vloer van de machinekamer ligt op 13.50 M. + AP.
De vloer van den kelder van de centrifugaalpompen ligt op
11 M. + AP.