op het platform van een lift, waarmede het fcan worden geheven
tot de hoogte van een spoor, dat naar de gebruiksopstelling
op het glacis leidt.
De zoeklichten zijn van het ScHucKERT-type met glasparabool-
spiegel.
De stroojn voor beide zoeklichten, alsmede voor vier booglampen
tot grachtsverlichting en 180 gloeilampen tot verlichting van
de pantserkoepels, pantserstanden, dienst- en logieslokalen binnen
het fort, wordt geleverd door twee ScHUCKERT’s-compound-dyna-
mo’s, elk gedreven door een WESTiNGHOUSE-compound-machine.
De elektrische installatie is uitgevoerd door de toenmaligö firma
P. H. ter Meulen en O’. te Amsterdam, vertegenwoordigende
de «Elektrizitäts-Aktien-Gesellschaft, vormals S c h b c k e r t u. C°.»
te Neurenberg. De kosten hebben, met ingegrip van bijkomende
werkzaamheden en van 66n zoeklichtsopstelling, ongeveer / 30 000
bedragen.
Wij hebben in hoofdtrekken meegedeeld, wat in Nederland
op het gebied van het pantserwezen is tot stand gebracht. Verschei-
deneleden van het IConinklijk Institnut van Ingenieurs hebben
daarin een werkzaam aandeel gehad. Bij het gemis aan groote
militair-industrieele centra in ons land en de omstandigheid
dat de Nederlandsche vestingingenieur meestal met bekrompen
geldmiddelen moet werken, ligt het voor de hand, dat onze
rol in de ontwikkeling van de pantsertechniek niet baanbrekend
kon zijn. Toch kan uit het voorafgaande blijken, dat zij niet
zonder beteekenis, in zeker opzicht zelfs ingrijpend is geweest.
De aanstaande voltooiing van de Stelling van Amsterdam
opent een nieuw veld voor doeltreffende toepassingen van dit
deel der militaire techniek. Moge daarbij een vooruitziende blik
de vestingbouwkundige eischen der toekomst erkennen en
eene vooruitstrevende leiding deze weten te bevredigen. Dan
zal het bolwerk onzer nationale zelfstandigheid ook in dit opzicht
eenmaal een waardig proefstuk van Nederlandsche ingenieurs-
kunst zijn!
C. J. SNUDERS.
OVER DEN BOUW VAN KAZERNEN, HOSPITALEN EN
VERDERE MILITAIRE INRICHTINGEN IN
NEDERLAND VAN 1847—1897.
@ B
e zorg voor de kazerneering en stalling in de ver-
schillende garnizoenen was sedert 1814 ten laste van
de betrokken gemeentebesturen, die daartoe gemeen-
I lijk allerlei oude gebouwen als: voormalige kerken,
gestiebten, pakhuizen, enz. bestemden, en deze met de minste
kosten voor hunne nieuwe bestemming inrichtten. Er waren
echter ook besturen, die hunne taak ruimer opnamen, en voor
de troepen kazernen bouwden (Willemskazerne te Utrecht;
Infanterie-kazerne te Leeuwarden); dit waren danmeestgroote,
hooge gebouwen, van binnenpleinen voorzien, in den geestvan
het in figuur 4 aangegeven centraal-gebouw van de Citadel-
kazeme te ’s Hertogenbosch. Ook waren in sommige garnizoenen
nog wel kazernen in gebruik, die in de vorige eeuw speciaal
voor troepenlogies waren gebouwd. Deze bestonden uit een
reeks van kleine vertrekken, elk met een afzonderlijken ingang
en bestemd voor 10 ä 12 manschappen, die daarin niet alleen
woonden, maar ook hun eten moesten koken. Hier en daar
zijn nog kazernen van dit type, zij het ook verbeterd enveelal
tot woningen voor gehuwden ingericht, aanwezig, als bijvoor-
beeld de Brusselsche barakken te Maastricht.
Over het algemeen was de wijze, waarop onze Soldaten, in de
eerste helft van het tijdvak dat ons bezig houdt, waren gehuis-
vest, siecht. Wel had het Departement van Oorlog in 1840 een
regiement uitgevaardigd, dat verschillende bepalingen inhield,
waaraan de kazernen moesten voldoen, maar zulks kon niet
beletten dat de gemeentebesturen nauwelijks het hoogst noodige
tot onderhoud en verbetering van de gebouwen verrichtten, dat
de manschappen in siecht geventileerde chambrées opeenge-
hoopt lagen, dat de gelegenheid tot reiniging van het lichaam
en tot spijsbereiding hoogst gebrekkig was, enz.
Eene groote verbetering werd verkregen in 1861, toen—inge-
volge een Koninklijk besluit van 6 Augustus 1860 n°. 22 —^
met de verschillende gemeentebesturen overeenkomsten werden
gesloten, waarbij het Rijk onder zekere voorvvaarden de toen in
gebruik zijnde gebouwen in beheer en onderhoud ovemam, en
daardoor meer de handen vrij kreeg, om de noodige verbete-
ringen ten gerieve van den troep aan te brengen.
Toch heeft deze, voor dien tijd zeer goede maatregel het
nadeel gehad, dat men is blijven hangen aan tal van oude
gebouwen, welker verbetering belangrijke sommen heeft ge-
vorderd, zonder dat zij daardoor in alle opzichten goede kazernen
zijn geworden.
Na 1870 is geregeld aan het tot stand brengen van eene
.betere kazerneering in ons land gewerkt. Hoeveel echter nog
op dit gebied te verrichten valt, moge blijken uit de in 1891 door
den minister J. W. B er g a n s iu s aan de Tweede Karner verstrekte_
opgaaf omtrent de uitgaven, welke, bij de tegenwoordige inrich-
ting van de levende strijdkrachten, met de verbetering van
bestaande en den bouw van nieuwe kazernen nog gemoeid
zouden zijn. Yan de daarin genoemde werken, te zamen toen
geraamd op / 5 250 000, is sedert voor een bedrag van bijna
/ 2 250 000 voltooid of in uitvoering gebracht, zoodat nog voor
circa / 3 000 000 onder handen zou moeten worden genomen.
Aangaande de belangrijkste van de tot stand gekomen bouw-
werken zullen wij thans enkele beknopte aanteekeningen laten
volgen :
I. In fan te r ie-k a z e rn en . Hoofdzakelijk op hygienische
gronden is in den lateren tijd afgezien van den bouw van
die massale kazernen, zooals er ons van vroeger nog verschillende
zijn overgebleven en waarvan de bekende Oranje-Nassau-
kazeme te Amsterdam wel het meest sprekend voorbeeld is.
Zelden wordt tegenwoordigeen kazernevoor meer dan één bataljon
(in vredestijd hoogstens 500 man) gebouwd. In de figuren 1,3 en 5
van plaat XLVII zijn eenige van deze bataljons-kazernen aange-
duid. Die te Utrecht (figuur 1) en te Arnhem (figuur 3), respectie-
velijk gebouwd in 1880 en 1883, zijn beide opgetrokken met eene
verdieping, welke zieh echter te Utrecht slechts over een gedeelte
van de vleugels uitstrekt, terwijl de zolders bovendien zijn
ingericht tot hulplogies tijdens de herhalingsoefeningen. De in
ficruur 1 aangegeven accessoires (keukens, cäntines, badinrichting,
gymnastiekzaal, enz.) zijn te Arnhem in afzonderlijke gebouwen
ondergebracht. Hoezeer beide kazernen goed voldoen, is voor
de later gebouwde kazernementen getracht eene goedkoopere
oplossing te verkrijgen en is daartoe het in de figuren 5 en 6
voorgestelde type gevolgd. Hierbij is alleen het lange voorgebouw
van eene verdieping voorzien, terwijl elk van de vier daarachter
uitgebouwde paviljoenen het manschappenlogies voor ééne compagnie
bevat. Uit figuur 6 moge blijken, dat hierbij zeer goede
en Richtige chambrées zijn verkregen; de ruimte tusschen de
beide middelste paviljoenen is overdekt en bestemd voor het
houden van détail-exercitiën bij siecht weder of tot noodlogies
in buitengewone omstandigheden.
De kosten van deze kazerne bedragen, met inbegrip van de
afzonderlijk staande privaten en reinigingsinrichting, omstreeks | 200000.
Voor de thans in aanbouw zijnde kazerne te Breda is het
laatst bedoelde type in gewijzigden vorm toegepast, door namelijk
de kazerne voor twee bataljons in te richten, waartoe ook de 1
paviljoenen van eene verdieping zijn voorzien. Redenen van
plaatselijken aard, voornamelijk het streven om de bijgebouwen
van de daarachter gelegen oude kazerne te blijven benuttigen,
hebben hier zwaarder gewogen, dan het bezwaar om een zoo
groot aantal menschen, over twee taktische eenheden verdeeld,
in 6611 gebouw te logeeren.
Het verdient nog opmerking, dat, op slappen ondergrond, het
in figuur 5 aangegeven type, wegens het groote oppervlak dat
het beslaat, kostbare fundeeringen zou vorderen, en dus voor
dat geval, evenals. bij beperkte ruimte, eene meer compacte
distributie de voorkeur zal verdienen.
Figuur 7 stelt voor het in 1892 tot 1895 gebouwde kazernement
voor twee bataljons te Assen, waarbij de kazernen, evenals
die van het in 1888 tot 1893 uitgevoerde kazernement voor vier
bataljons te Amersfoort naar dezelfde beginselen zijn gebouwd,
als de in 1895 gevolgde Groningsche bataljons-kazerne.
In figuur 4 wordt ten slotte een voorbeeld gegeven van eene
goedgeslaagde verbouwing van eene ouderwetsche binnenplein-
kazerne, en wel door de toevoeging van 4 paviljoenen en 2
verdiepingen, zijnde elk paviljoen voor 66n compagnie bestemd.
Kazernen m et s ta l l e n enz. voor bereden wapens.
In de zoogenaamde cavalerie-kazernen werd vroeger de begane-
grond bestemd tot stalling van de paarden en de verdieping
tot onderkomen van de ruiters. Deze combinatie had verschillende
nadeelen, zoodat reeds in het begin van ons tijdvak
kazernen met afzonderlijke stallen werden gebouwd, onder
anderen in 1848 te Deventer. Toch heeft men, door de beperkte
ruimte daartoe gedwongen, in latere jaren nog wel weder het
oude type gevolgd, onder anderen voor de cavalerie-kazerne te
Amsterdam (1865) en zelfs nog onlangs voor de kazerne te
Roermond (1896).
De belangrijkste kazernementen voor bereden wapens, welke
in den laatsten tijd werden gemaakt, zijn: dat der cavalerie te
Haarlem (1883), dat der cavalerie en veld-artillerie te Amersfoort
(1881) en dat der veld-artillerie op «Damlust» te Utrecht
(1875-77).
Dit laatste kazernement maakt deel uit van het groote complex
van militaire gebouwen, dat sedert 1875 aan de westzijde van
de gemeente Utrecht geleidelijk is opgericht (*).
H o sp ita len . De geschiedenis van onze hospitalen is vrij
wel dezelfde als die der kazernen. Ook hiervoor waren verschillende
oude stedelijke gebouwen in gebruik, die, het zij zoo
goed mogelijk zijn verbeterd, dan wel geleidelijk door nieuwe
(*) Zie Tijdschrift van hot Koninklijk In stitu u t van Ingenieurs, Terhandelingen
1800—1891.
hospitalen worden vervangen. Aanvankelijk richtte men nog
groote kazerne-achtige gebouwen op, als bijvoorbeeld het voor
nagenoeg 300 zieken bestemde hospitaal te Amsterdam (1868).
Later ging men ook hiervoor tot den verspreiden bouw over.
Als een goed voorbeeld daarvan wijzen wij op het hospitaal te
Amersfoort (zie figuur 8), gebouwd in 1877 en uitgebreid in
1893 met de beide zuidelijke barakken en eene operatiekamer.
Eene afzonderlijke barak voor lijders aan besmettelijke ziekten
bevindt zieh aan de noordzijde. Het geheel is bestemd voor
124 zieken. De totale bouwkosten bedroegen ongeveer / 200 000.
Voorts zijn nog te vermelden de hospitalen te Arnhem en
te Assen (figuur 7), respectievelijk voor 110 en 74 bedden, beide
van eenzelfde type, eenigszins afwijkende van het Amersfoortsche.
Gebouwen voor m ilit a ir onderwijs. De voornaamste
werken op dit gebied zijn :
de in 1877 aangevangen bouw van de Pupillenschool te
Nieuwersluis (in 1896 echter weder opgeheven); en
de bouw van de Cadettenschool te Alkmaar (1892—93), waarvan
de totale kosten, met inbegrip van die voor het later gebouwde
hospitaal, ongeveer / 306 000 hebben bedragen.
Werkplaatsen. De invoering van het geweer modell895,
waardoor eene geheele wijziging in de patronen-fabricatie werd
vereischt, vormde de aanleiding tot de dringend noodige over-
brenging binnen de Stelling van Amsterdam van die artillerie-
werkplaatsen, waar ook in oorlogstijd de vervaardigiugmoetvoort-
gaan en die tot nu toe te Delft zijn gevestigd. Een daartoe
geschikt en aan het Rijk toebehoorend terrein werd gevonden
beoosten de Hembrug.
Aan hét Noordzee-kanaal gelegen en gemakkelijk door een
zÿtak met den spoorweg Amsterdam—Zaandam te verbinden
is het bovendien ver genoeg binnen de fortenlijn gelegen, om
eene ongestoorde werkzaamheid in oorlogstijd te verzekeren.
Dit belangrijke werk, waarvan figuur 9 de situatie weergeeft,
is in 1895 aangevangen. De totale kosten zullen vermoedelijk
/ 1150 000 bedragen. Tot de uitvoering behoort ook eene elektrische
installatie voor 1000 gloeilampen en 100 booglampen,
welke wij alleen vermelden omdat zij, na die van het fort aan
het Pampus, de eerste is, die in militaire gebouwen hier te
lande wordt aangelegd.
J. Z. STUTEN.