DE JUSTJTIEGEBOUWEN.
-------------------------- a
nannear men nagaat, wat in de laatale vijftig jaien in
B one vaderland ton opsiehte van de Juatitiegebouwen is
I gescbied, dan is men geneigd aan eene revolutie te
Sj ¿enken, die bijna al het oude heeft doen verdwijnen
om voor betöre toestanden plants te malsen.
Kon bijvoorbceld de beroemde Engelsohman H ow a r d , toen
hij in ’tlaatst van de vorige eetfw de Europeesohe gevangemssen
berocht, en van de meesten een tvanr schrikbeeld gat, die m-
Tichtingen in ons land roemen en daarm veel voortreUelijks
vinden, tbans, eene eeuw later, dank sij de meer humane denkbeeiden,
die zieh ook ten opzichto van gevangenen hebben baan
gebroken, zijn do meesten van die gestiohten reeds bezweken
onder den hamer van den slooper, om binnen enkele jaren
door de laalstc van de toen aanwezige gestiohten gevolgd te
zullen worden, als verblijven, seift voor de diepst gevaUenen
van de menschheid ongeschikt.
Aan die humane begrippen heeft onder anderen het cellulaire
stelsel zijn ontstaan te danken, zij hebben de Rijksopvoedings-
gestichten doen verrijzen.
Nadat door de inrichting van enkele cellen in de gestiohten
te Groningen, Sneek en Almelo, en den bouw van nieuwe
gevangenissen met cellen, te Amsterdam aan de Weteringschans,
te Assen en te Winschoten de invoering van de eelstraf hier
te lande mogelijk was gemaakt, kwam hare toepassing facul-
tatief, en voor geen längeren duur dan hoogstens een half jaar
tot stand bij de wet van 28 Juni 1851 (Staatsblad n°. 68).
Drie jaren later bij de wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad
n°. 102) werd de eelstraf reeds verlengd tot hoogstens een
^Bij do wet van 24 Juli 1871 (Staatsblad n». 84) werd
die uilbreiding nog vorder voortgezet en ivol tot hoogstens
twee jaren.
Eindelijk veranderde de invoering van het nieuwe strafwet-
boek den lsten September 1886 de facultatieve toepassing van
de eelstraf in eene verplichte toepassing voor alle gevangenis-
straffen, behoudens zeer enkele uitzonderingen in de wet ge-
noemd, en voor een tijd van vijf jaren en langer en werd zij
facultatief en voor hoogstens een jaar en vier maanden van
toepassing verklaard voor de hechtenisstraffen, en preventieve
hechtenis, waarvoor de huizen van bewaring werden aange-
wezen, en waarbij werd bepaald, dat laatstgenoemde gestiohten
-niet meer met strafgevangenissen vereenigd mochten zijn.
Met die geheele omkeering van strafstelsel moest natuurlijker-
wijze de bouw van nieuwe gevangenissen en huizen van bewaring
hand aan hand gaan.
Thans vindt men cellulaire gevangenissen te Amsterdam
(Amstelveensche weg), Alkmaar, ’sGravenhage, Rotterdam ,
Goes, Breda, ’sHertogenboscb, Gorinchem, Utrecht, Arnhem.
Zutphen, Deventer, Groningen, Appingedam, Sneek en Leeuwar-
den, en huizen van bewaring, ingericht naar laatstgemelde
wet, te Amsterdam (Weteringschans), Alkmaar, Hoorn, den
Helder, Leiden, Schiedam, Dordrecht, Sommelsdijk, Middelburg,
Oostburg, Breda, ’s Hertogenbosch, Eindhoven, Roermond,
Maastricht, Boxmeer, Nijmegen, Arnhem, Tiel, Utrecht, Harder-
wijk, Zutphen, Almelo, Zwolle, Assen, Winschoten, Leeuwarden
en Heerenveen.
Voor den bouw van een huis van bewaring en strafgevangenis
te Haarlem en voor een huis van bewaring te Rotterdam zijn
de gelden door de Staten-Generaal reeds toegestaan.
Vorder zullen nog nieuwe huizen van bewaring te ’s Gravenhage,
Arnhem, Zierikzee en Groningen in het eerstvolgend
tiental jaren moeten verrijzen, en het is te voorzien, dat het
getal cellen voor de gevangenisstrafien, hetzij door vergrooting
van bestaande gestiohten hetzij door den bouw van nieuwe
gestiohten zal moeten worden uitgebreid.
ln 1897 beschikt de Regeeritig voor de toepassing van cellulaire
straffen:
in de strafgevangenissen o v e r ............................. 2070 cellen
in de huizen van bewaring o v e r ......................... 680 »
samen over . . 2750 cellen
waarmede Nederland wat de toepassing van dit stelsel betreft,
in verhouding tot zijne bevolking een eereplaats in de eerste
rij van de beschaafde volken inneemt.
Rijksopvoedingsgcstichten werden gevestigd: voor joügens te
Alkmaar, te Doetinchem en te Avereest, waarin plaats is voor
een totaal van omstreeks 725 jongehs, en verder voor omstreeks
100 meisjes te Montfoort.
Behalve voor onderhoud van de Justitiegebouwen, werd van
1847 tot en met 1897 voor den bouw van nieuwe gevangenissen,
huizen van bewaring, opvoedingsgestichten enz. uitgegeven onge-
veer / 8 250 000.
In de oudste van de gebouwde celgevangenissen hadden de
cellen eene lengte van 3.5 M., eene breedte van 2.10 M. en
eene gemiddelde hoogte van 2.5S M., en dus een inhoud van
19 M*.
Na 1860 werden die afmetingen respectievelijk gebracht op
4 M., 2.40 M. en gemiddeld hoog 2.76 M. en de inhoud alzoo
op 26.5 M3. In 1880 werd die grootte bepaald respectievelijk
op 4 M., 2.65 M. en gemiddeld hoog 2.83 M., de inhoud alzoo
op 30 M*., en zijn zij daarmede gelijk aan de ruimst gebouwde
cellen in andere landen of overtreffen die.
In de nieuw gebouwde huizen van bewaring is, wat de ge-
meenschappelijke opsluiting betreft, gebroken met het oude
stelsel, waarbij somtijda dertig en meer personen in 6en vertrek
werden opgesloten, en zijn de lokalen ingericht om in normale
omstandigheden vier personen te bevatten, welk getal in buiten-
gewone gevallen, echter zonder bezwaren voor den dienst en niet
tegen de voorschriften, tot zes kan worden uitgebreid. Hierdooris
ook de gemeenschappelijke opsluiting dragelijker geworden, en!
kunnen betere en minder goede elementen zorgvuldiger gescheiden
blijven. Voorts is de inrichting van die vertrekken eene zoodanige,
dat zonder veel moeite en met geringe kosten elk lokaal in vier
groote cellen te veränderen is, en dus het geheele gesticht door
een kleine inwendige verandering en zonder stoomis in den
dienst tot een geheel cellulair gesticht is te maken.
Zou dus later ook voor de hechtenisstraffen en preventieve
hechtenis de cellulaire opsluiting wenschelijk zijn en bij de wet
worden ingevoerd, dan staan de gestiohten die invoering niet
in den weg, en is zij snel en met weinig kosten tot stand te
brengen.
Voor alle gemeenschappelijke gevangenen en gehechten, heeft
men thans in alle nieuwe gestichten, en in de oudere zooveel
mogelijk, nachtelijke afzondering in gesloten ijzeren alcoven
aangebracht.
De nieuw gebouwde gestichten zijn allen zooveel mögelijk
brandvrij gebouwd. Slechts in zeer enkele oude gestichten
komen nog eenige niet brandvrije gevangenvertrekken voör, en
deze zullen wel spoedig geheel verdwijnen.
I
175