Nummer. P laats van de peilschaal.
151 U rk . . ...............................
X IX Steenbergaohe Vliet. . . .
XX Go rin ch em ...............................
XXo Bemmerden...............................
X X I Y r e e sw i jk ...............................
X X II Schoonhoven ..........................
x xm Krimpen aan de Lek . . .
X X IV Vlaordingen. ..........................
153 W e s te r v o o r t..........................
158 Z w o l l e ....................................
164* Mond der Y e c h t.....................
155 H a s s e l t ....................................
156 Z w a r ts lu i s ...............................
157 G e n em u id e n ..........................
XXV Hansweert . . . . . . .
XX VI Harlingen . . . .
x x v n Tiel . ............................... .....
X X V I I I ’sG r a v e n d e e l..........................
XXIX W illem sd o rp ..........................
158 de S tee g ....................................
X XXj V lis s in g e n ...............................
X X X I de W ie lin g e n ..........................
159 de W ie lin g en ..........................
X XXII D u rg e rd am ...............................
160 D u rg e rd am ...............................
x x x m N i jk e r k ....................................
1875
1876
1876
lnÌ876
1876
1876
1876
1876
1876
1876
1876
1876
1876
1876
1876
1876
1877
1877
Bovendien worden opgaven ontvangen vai
De registreerende peilschalen Vu Keizersv
Eiburg . .
Zoutkamp .
Delfzijl . -
E ck cn Wiel
Maastricht .
Ter Neuzen.
Texel . .' •
Ylieland . .
Enkhuizen .
Nieuw Statenzijl
Alblasserdam
Kraggenburg
Sliedrecht .
Streefkerk .
H ed e l. . .
Hellevoetsluis
Wemeldinge
Bruinisse. .
Stavoren. .
Culemborg .
Kop van 't Land,
vroe- | Hardenhoek
g e r . 1 Ottersluis (buitenzijde)
Westervoort
Ylieland-. •
X XXIV
XXXV
X X XV I
161
x x x v n
x x x v m
XL
X L I
X L n
X L II I
XL IV
XLV
X LVI
X L V II
X L V m
X L IX
Janrtal. Nummer. P laats van de peilsohaal. Jaartal.
1877 L H I; ; E n k h u iz e n ............................... 1883
1877 LIV O ranjesluizen.......................... 1 883- 18SS
1877 LV B o r s e le .................................... 1883—1889
1878 LVT IJmuiden | . • • • ■ 1888
1878 LV H Herwijnen . . . . . . . 1884'
1878 166 H e rw ijn e n ............................... ISSI
1878 Lvni Oost-Beveland.......................... 1884.
1878 L IX W e s tk a p e l le .......................... 1884—1888
1878 . LX Vee re......................................... 1884'
1878 L X I St. Andries (Maas) •. . . . 1886
1879 i x n St. Andries (Waal) . . . . 1885
1879 LXIIrt Hoek van Holland (zeeeinde) 1885—1895
167 Bozenburg (schutsluis Brielsche
a peilschalen te Keulen sedert 1773 en Emmerik sedert 1854..
a Bemmerden en L X IIa Hoek van Holland (zeeeindel zijn verdwe
M a a s ) .......................... 1886
1880 L x m Bath 1886
LXIV Zierikzee....................................
LXV Eoptazijl....................................
168 Boptazijl....................................
1881
1883
169
LXVT
Oranjesluizen . . . . . .
Lem m er.................................... 1888
1833 LX VII Hindeloopen . . . . > •
1883 170 H in d e lo o p e n .......................... 1888
1853—1866 L X V in
Mond der Donge..................... van af lM o i
1890
1866—1882
171 Mond der Donge. . . - • 1S90
1883 LX IX Scheveningen.......................... 1S96
1883 1
WATERSTAATSKAART.
rBaszaas^i it vorige eeuwen treft men in verschiliende archieven
R P J |1| n0g een groote verscheidenheid van kaarten aan;
I M 1| meestentijds waren het voorstellingen van steden en
«aSsIaMSi waterschappen, of wel plans, de defensie van den
Staat betreffende.
Geteekende of gegraveerde kaarten betreffende de geografie
en topografie waren zeldzamer en, hoewel voorzien met prächtige
wapenscbilden en andere versieringen, waren zij niet volledig,
veel minder nauwkeurig in de details; zij waren te veel als
schet-s behandeld en bijna zonder uitzondering als op zieh zelf
staande voorstelüngen geteekend, zoodat er geen samenhangend
geheel bestond, dat een duidelijk en nauwkeurig beeid van ons
Vaderland gaf.
' Tegen het einde van de vorige eeuw werd door het bestuur
van de Bataafsche Republiek aan den generaal K r a y e n h o f f
opgedragen het vervaardigen van eene kaart tot het bepalen
van de nieuwe verdeeling van het grondgebied van dat ge-
meenebest in departementen, arrondissementen en gemeenten.
Van deze gelegenheid maakte K r a y e n h o f f gebruik om een
voorstel te doen tot het verrichten van een driehoeksmeting op
de wijze, zooals reeds door P. F. A. M tcH A iN .en J. B. J. D e l a m b r e
in Frankrijk was tot stand gebracht; de toestemming werd ver-
leend en de uitvoering geschiedde met een zorg en nauwge-
zetheid, welke maar zeldzaam bij dergelijke werkzaamheden
geevenaard zijn geworden.
Verschiliende omstandigheden hadden echter de uitvoering
van het plan tot verkrijging van eene nauwkeurige en uitvoerige
kaart vertraagd.
Eene konink'lijke commissie werd benoemd en den Ssten Juli
1822 bracht zij een verslag uit, dat een schat van wetenswaardige
bijzonderheden bevatte, benevens de noodige voorstellen omtrent
de wijze, waarop men tot een goed geheel zou kunnen geräken.
Eene brigade officieren van den generalen staf begon met het
nazien en verbeteren van de kaart van J . graaf d e F e r r a r is , het
verzamelen van alle topografische gegevens en het doen van
militaire verkenningen.
Spoedig ontdekte zij evenwel, dat, ofschoon die kaart in
sommige bijzonderheden vrij nauwkeurig is, de juiste ligging van
de hoofdpunten daaröp veel te wenschen overlaat, zoodat zij
niet geschikt was ora tot grondslag voor eene nauwkeurige
nieuw samen te stellen kaart te worden gebezigd. De driehoeksmeting
van den generaal K r a y e n h o f f moest worden voortgezet
en ten einde den vorm en den aard van de verschiliende zoo-
wel bebouwde als onbebouwde perceelen aan te geven, werden
de bestaande kadastrale gemeentekaarten tot de schaal van
1:25000 verkleind.
De alzoo verkregen teekeningen der gemeenten werden met
de meeste zorg aan elkander gesloten en op cartons vangelijke
grootte gehecht; deze minuutbladen, 0.50 M. hoog en 0.40 M.
breed, werden door verkenning van het terrein door de officieren
van den generalen staf herzien en aangevuld met ai wat ver-
eischt wordt tot samenstelling van eene volkomene topografische
en militaire kaart. Deze bladen werden daarna in het net geteekend
en gebruikt tot richtsnoer voor de gravure. De voor de
k a a r t aangenomen projectie is de gewijzigde projectie van J.
F l am s t e b d , ook wel «Fransehe projectie» genoemd.
De secundaire driehoeksmeting, ten behoeve van de provincie
Noordbrabant in de jaren 1836—1838 verricht, werd voor het
overige gedeelte van het Rijk voortgezet in de jaren 1841—1855.
In het begin van 1856 waren de berekeningen voltooid.
Na 1841 werden de verkenningen onafgebroken voortgezet;
volgens de minuten dezer verkenningen werden de bladen op
de schaal van 1:50000 aan de Topografische Inrichting van het
Ministerie van Oorlog op steen gegraveerd en uitgegeven onder
den titel van «Topographische en militaire kaart van het Konink-
rijk der Nederlanden.»
Tot de nauwkeurige samenstelling van de kaart zijn alle bestaande
bronnen zooveel mogelijk geraadpleegd, onder anderen
de Rivierkaarten, door iDgenieurs van den Waterstaat en de Zee-
kaarten, door de officieren van de Koninklijke Marine vervaardigd.
Het gedeelte van de aangrenzende rijken, dat op de bladen van
de kaart voorkomt, is, wat Hannover betreft, overgenomen van
de kaart van P a p e n , op de sebaal van 1:100000, dat van
Pruissen van die, bewerkt door de officieren van den pruissischen
generalen staf, gegraveerd op die van 1:80000, terwijl voor het
gedeelte van Belgie de op gelijke schaal vervaardigde kaart
van v a n d e r M a e l e n tot grondslag is genomen.
De kaart is samengesteld uit 62 rechthoeken of bladen van
0.80 M. lengte en 0.50 M. hoogte, hebbende dus elk volgens
de schaal van de kaart 40000 M. basis en 25000 M. hoogte
en 100000 HA. oppervlakte.
Van de 62 bladen der kaart zijn er 8 die halve bladen zijn,
namelijk: Nieuwe Schans, Bourtange, Roswinkel, Nieuw-Schoone-
beek, Denekamp, Ahaus, Kadzand en Sluis, welke slechts 0.40 M.
basis hebben.
Vorder zijn er nog vier bladen: een voor den titel, de aangenomen
teekens, het net van de driehoeken en het ver-
zamelingsblad.
De gravure van de kaart, in het jaar 1848 aangevangen, werd in
het jaar 1862 geheel voltooid en kan, wat de uitvoering betreft,
met de beste kunstvoortbrengselen van dien aard wedijveren.
Het werk werd uitgevoerd onder de leiding van den kolonel
C. J. J. G o f f in en later onder die van den luitenant-kolonelJ. A.
B e s ie r , eindelijk geheel onder de leiding van den tegenwoor-
digen directeur der Topographische Inrichting C. A. E c k s t e in .
Hoe voortreffelijk de inrichting van deze kaart ook möge
zijn, al spoedig bleek, dat zij voor den waterstaat van ons
vaderlftnd, met name van het polderland, niet datgene gaf,
wat noodig is voor het ontwerpen en beoordeelen van plannen
voor groote werken.
De gesteldheid van het terrein en voornamelijk de afwatering
is dikwijls zoo ingewikkeld, dat het moeielijk was eene be-
hoorlijke bekendheid te verkrijgen, zonder voorafgaande raad-
pleging van een aantal werken, van welke vele meestal niet
onder het bereik van particulieren zijn.
Om in die leemte te voorzien, was het zeer wenschelijk eene
kaart te hebben, op welke de gesteldheid van Nederland, ten
opzichte van zijn waterstaat duidelijk was voorgesteld.
Eene eerste schrede op den weg om eene Waterstaatskaart
van Nederland te verkrijgen, is het voorstel van den heer
A. v a n E sm o n d , in de vergadering van 11 Juni 1863 van het
Koninklijk Instituut van Ingenieurs.
De voorsteller was van meening, dat dit werk door middel
van het Instituut volbracht zou kunnen worden, en dat zijne
leden, over het gehcele land verspreid, daartoe zekerlijk gaarne
zouden medewerken.
De Raad van Bestuur wendde zieh echter tot den Minister
van Binnenlandsche Zaken, ten einde zijne medewerking in te
roepen en het denkbeeid vond zooveel bijval, dat de minister
T h o r b e c k e in den zomer van 1864 besloot, het vervaardigen
van eene Waterstaatskaart op te dragen aan de ambtenaren van
den Algemeenen Dienst van den Waterstaat, onder leiding van
den inspecteur F. W. Co n r a d met dien dienst belast en van den
luitenant-kolonel J. A. B e s ie r , chef van de Topographische
Inrichting.
De Ingenieur E. S t e u e rw a l d werd daarvoor aan den Algemeenen
Dienst toegevoegd.
Na onderzoek en bespreking, welke kaart het ineest geschikt
was voor de bewerking, werd besloten de aan de Topographische
Inrichting vervaardigde Topographische en Militaire kaart des
Rijks, de zoogenaamde Stafkaart, in flauwen druk als grondslag
aan te nemen; alle zaken die de Waterstaatskaart behoort aan
te geven, konden dientengevolge in verschiliende kleuren sterker
uitkomen.
Hierdoor werden tevens de groote kosten bespaard, die ver-
bonden zouden zijn geweest aan het geheel op nieuw bewerken
van eene kaart.
Na zorgvuldige overweging omtrent eene goede voorstelling
van alle gevallen, den waterstaat betreffende, welke zieh in
hunne zoo groote verscheidenheid in onze terreinen voordoen,werd
besloten aan een boezemgebied en aan al de polders die daarop
uitwateren, steeds dezelfde kleur te geven en de uitgestrektheid
der polders door verschil van tint aan te duiden. Een polder,
die op twee boezems uitwaterde, ontving breede strepen van
twee kleuren. Bij uitwatering op 66n boezem en 66n polder. of
meer polders werd de tint dienovereenlcomstig in dezelfde kleur
gestreept.
De polders, welke eerst op een anderen polder uitwateren,
alvorens het water in den boezem wordt gebracht, werden van
een donker biesje van hun zelfde kleur omgeven.
Hooge gronden of vrij afstroomend land werden slechts met
eene gekleurde bies begrensd en al de wateren tot de kleinste
stroompjes, ontvingen in dat geval de kleur van het pand waarop
zij uitwateren.
De zee en de groote rivieren zelve werden niet gekleurd,
doch alle polders en landen welke in zee of in de open rivier
hunne uitwatering vinden, kregen een geelgroene tint.
Alle op den waterstaat betrekking hebbende gegevens en de
plaatselijke opgaven werden in rood aangeduid, zooals molens,
sluizen, stuwen, overtoomen, peilen, hoogtecijfers van het
terrein, van kaden en van dijken, peilschalen en peilmerk-
steenen, benevens de spoorwegen en kunstwegen; de zee- of
rivierbandijken met hunne verdedigiftgs-, oever-, krib- en pakwerken
werden in bruin aangeduid.
De grootte van de polders en van de stroomgebieden in HA.
volgens meting op de kaart benevens de namen van beekjes en
waterleidingen werden mede in rood aangegeven.
De laagwaterlijn en de bij laagwater droogvallende gronden
werden blauw geteekend.
De inliehtingen van administratieven aard, als: de admini-
stratieve polderindeeling, het beheer door dijkbesturen, heem-
raadschappen enz. uitgeoefend, de octrooien en concessien voor
verveningen en droogmakerijen, de beschrijving van de boezems
met aanwijzing van de sluizen en de door water gedreven
molens met de daarbij behoorende afmetingen, de jaartallen
van bedijkingen, alsmede verwijzingen naar boekwerken en
regiementen, vonden eene plaats op den rand van de kaart in
het zoogenaamde «Randschrift«.
In November 1864 werd het eerste proefblad den Minister
aangeboden. Uit een nauwgezet en gröndig onderzoek in hoeverre
de bij de bewerking van dit proefblad gevolgde methode wenschelijk,
uitvoerbaar en algemeen toepasselijk was, werd eene
«Algemeene Toelichting» in den loop van het jaar 1865 voor-
loopig vastgesteld.
Het blad Amsterdam 4 werd nu dienovereenkomstig bewerkt
en den 17den Juli 1865 aan de hoofdingenieurs van den
Waterstaat gezonden om advies en opmerkingen over inrichting
en uitvoering. Na de inwinning van deze adviezen werd de
wijze van bewerking van de kaarten en randschriften definitief
goedgekeurd en zagen de bladen Amsterdam 3 en 4 in het
najaar van 1865 het licht. Het oordeel over de eerst versehenen
nummers was op eene enkele uitzondering na zeer günstig.
Met de inrichting en uitvoering kon men zieh zeer goed
vereenigen, de gegevens werden volledig en belangrijk genoemd,
de uitvoering keurig en zuiver; zoowei bij den eersten aanblik
als na een aandachtig onderzoek van het werk in zijne onder-
deeleu, maakten de bladen een zeer günstigen indruk en bevatte
het randschrift zeer vele interessante opgaven.