bossche zeewering, uit een zanddijk en een v66r den teen aan-
wezig paalacherra met acbtergelegen kisting en v66rgelegen be
steend rijsbeslag, terwijl v66r den dijk zes boofden werden
aangetroffen.
Evenals de Hondsbossche zeewering in den loop der tijden,
door de afneming van Strand en duin, yerder zuidwaarts moest
worden verlengd, deed zieh middelerwijl omstreeks 1865 de
behoefte gevoelen de Pettemer-zeewering noordwaarts te verlangen.
Deze verlenging, die op Staatskosten werd uitgevoerd,
bestond in bet maken van drie boofden en een paalscberm.
Tot ondersebeiding van de toen nog aan de zorgen der provincie
toevertrouwde, eigenlijke Pettemer zeewering, werd bet in 1866
gemaakte verlengde genoemd de Rijkszeewering benoordenPetten,
totdat in 1876, toen het provinciaal onderhoud werd opgeheven,
beide werken zijn samengesmolten tot de tegenwoordige Rijks
Pettemer-zeewering.
Intusschen werd in 1867 besloten, evenals eenige jaren later
met de Hondsbossobe zeewering zou geschieden, ook de Pettemer
zeewering te reconstrueeren. Deze reconstructie, die in de jaren
1867 tot 1872 plaats bad, vereisebte een uitgaaf van ongeveer
¡| 231000. Gelijktijdig daarmede werd ook de evenvermelde
Rijkszeewering benoorden Petten, wier aanleg ongeveer /9 3 000
bad gekost, naar hetzelfde stelsel gereconstrneerd voor een bedrag
van ongeveer / 65 000.
Ten slotte werd de gebeele, inmiddels tot 66n werk ver-
eenigde zeewering in 1884 tot 188S nog belangrijk verbeterd
en versterkt tot den tegenwoordigen toestand, voor ongeveer
1 138 000.
Eindelijk nioet nog vermeld worden, dat in 1880 tot 1884 noordwaarts
11 strandboofden, mede op Staatskosten, werden aan-
gelegd, ten einde aan de steeds verder gaande afneming van
bet duin paal en perk te stellen. Deze boofden bebben gekost
ongeveer / 266 000.
Het gewoon onderboud der Pettemer-zeewering, metinbegrip
van de noordwaarts liggende strandhoofden. is laatstelijk aan-
besteed voor ongeveer f 13 000 ’sjaars.
H o n d s b o s s c b e - z e e w e r in g , lang 4440 M.
V66r den teen van den dijk liggen 29 met steen bezette rijs-
hoofden, lang 115 M., breed 6 M., met wederzijdscbe bermen,
elk breed 5 M., op een gemiddelden afstand van 130 M.
Het normale profil van den dijk is als volgt:
Längs den teen ligt een, zeewaarts eenigszins afhellende, met
steen bezette berm, aan het zeeeind op 1.5 M. •—VZ. De voet
wordt gevormd door een, van 1.2 tot 0.4 M. + VZ., onder
een beloop van 4 op 1 oploopende, steenglooiing met twee rijen,
onderling niet verbonden, eikenhouten palen als golfbrekers.
Daarboven bevindt zieh een, van 0.4 tot 4.2 M .+ VZ. onder
beloopen van 7 en 9 op 1 oploopende, eveneens met steen
bezette glooiing. Van 4.2 tot 5 M. -h VZ. is een met klei be-
kleedde, onder 20 op 1 oploopende booge buitenberm aange-
bracht, waaraebter zieh de eigenlijke waterkeering bevindt, met
een kruinshoogte van 7 M. -F VZ., een kruinsbreedte van 5 M.,
een buitentalud onder 2, en een binnentalud onder 3 op 1.
Tegen het buitentalud wordt tot 6 M .+ VZ. een verdediging
met klinkerbestrating gevonden.
De golfbrekers worden bij nitsinan of verteerd zijn niet meer
vernieuwd en ontbreken dan ook reeds over belangrijke lengte.
P e t t em e r - z e ew e r in g , lang 1080 M.
V66r den teen van den dijk liggen 9 met steen bezette rijs-
hoofden, lang 115 M, breed 6 M , met wederzijdsche bermen,
elk breed 3 M., op onderlinge afstanden van 117 en 125 M.
Het normale profil van den dijk is als volgt:
Längs den teen ligt een met steen bezette horizontale berm,
breed 3 M., op 1.5 M. — VZ. De voet wordt gevormd door een,
van 1.5 tot 2.25 M. -+- VZ., onder een beloop van ongeveer
4 op 1 oploopende steenglooiing, met drie rijen golfbrekers
als bij de Hondsbossche zeewering. Daarboven bevindt zieh
een, onder een beloop van 40 op 1, tot 3 M. + VZ. oploopende,
met klei bekleede, dus breede en betrekkelijk läge buitenberm,
waaraebter de eigenlijke waterkeering wordt gevonden, met een
kruinshoogte van 6 M. + VZ., een kruinsbreedte van 9 M., een
buitentalud onder ruim 5, en een binnentalud onder 3 op 1.
•Het buitentalud is tot 5 M .+ VZ. met steenglooiing verdedigd.
Het stelsel, waarnaar beide zeeweringen zijn aangelegd, is
dus niet in allen deele hetzelfde.
Beide bebben gemeen de verdediging van den voet door
boofden in zee en een met klei bekleeden buitenberm.
Die buitenberm is echter bij de Hondsbossobe zeewering
boog en smal, bij de Pettemer zeewering laag en breed. De
voet van den berm wordt verder bij laatstgenoemde geheel door
het vrij steile beloop van 4 op 1 gevormd, terwijl zieh in dat
beloop de drie rijen golfbrekers bevinden. Hier is dus de in-
richting zoo gekozen, dat bij niet ze6r boogen waterstand, de
aanrollende golven veel we§rstand ondervinden vöördat zij de
eigenlijke waterkeering bereiken.
Bij de Hondsbossobe zeewering, met haar veel flajuwer buiten-
beloop, waarin tegenwoordig ook de golfbrekers veelvuldig ontbreken,
hebben de golven meer ongestoorde gelegenheid tot"
oploopen. De berm ligt hier echter bov.en den waterstand bij
de zeer hooge stormvloeden, zoodat de eigenlijke waterkeering
in die omstandigheden alleen golfoploop beeft te verduren,
wat bij de Pettemer zeewering niet bet geval is.
Bij den stormvloed van 22 op 23 December 1894 hebben
beide zeeweringen zieh goed bestand getoond, boewel enkele
golven over de kruin en längs het binnenbeloop zijn beengeloopen.
Bij den storm van 5 tot S December 1895 bedroeg de grootste
golfoploop bij de Hondsbossche zeewering 5.3 M .+ VZ., bij de
Pettemer zeewering 5.5 M. -+- VZ.
Het volzee, waarop de genoemde maten betrekking bebben,
ligt 0.58 M.-+-N.AP.
Bij deze bijdrage behoort plaat XXXIV.
M. CALAND.
DE ZEEWERINGMUUR LÄNGS HET STRAND
TE SCHEVENINGEN.
le stormvloed van 22/23 December 1894 bereikte te
Scheveningen den stand van 3.95 M. DP. aan
de peilschaal bij de zeesluis, zijnde 2.61 M. -f- VZ.
I De tegen de duinen oploopende zee richtte groote
schade aan. De in een dichte rij längs bet Strand geankerde
135 pinken werden tegen elkaar en tegen het duinbeloop ge- ’
slingerd en bekwamen daarbij meest allen zeer ernstige averij;
vele, die men veilig geborgen waande op den op 7 M. -+- DP.
gelegen rij weg längs het Strand, kwamen naar beneden en in
botsing met de overige, toen het duinbeloop onder hen weg-
spoelde. Berekend is, dat de door de Scheveningscbe reeders ge-
durende dien nacht beloopen schade f 80 000 bedraagt. Zes pinken
waren geheel waardeloos geworden en zijn voor af braak verkocht.
Uit het voorgevallene bleek genoegzaam, dat bet Strand geen
veilige ligplaats voor de pinken meer bood; z66 aanzienlijke
aanwinning van het Strand, dat de pinken daarop een, tegen
zelfs minder hoog oploopende stormvloeden veilige ligplaats
zouden vinden, was althans in de eerste tijden, in geen geval
te verwachten.
Zou die strandaanwinning in de hand worden gewerkt door
den aanleg van hoofden door bet Hoogheemraadschap Delfland,
zoo stond hiertegenover dat wederöm juist ten gevolge van de \!
aanwezigbeid van hoofden het stranden van de pinken een
groot bezwaar zou ontmoeten — naar de meening van bevoegdo
beoordeelaars zelfs onmogelijk mocht beeten.
Moest dus ernstig onder de oogen worden gezien het nietge-
makkelijk op te lossen vraagstuk: hoe voor het vervolg een
veilige ligplaats voor de Scheveningsche visscberschepen zou zijn
•• te vinden, tevens was bet voor de gemeente ’s Gravenhage
noodzakelijk geworden haar eigendommen, en daarmede tevens
die van verschillende particulieren, op de duinen onmiddellijk
aan zee gelegen, voor ondergang te behoeden.
Figuur 1 van plaat XXXV is een profil ongeveer midden v66r
het «Kurhaus». De dünne getrokken lijnen geven den toestand
aan v66r den storm van 22,23 December 1894; i n —
lijnen is aangegeven de toestand onmiddellijk na dien storm.
Men ziet daaruit, dat de xijweg längs bet strand over een groot
deel van zijne breedte was weggeslagen.
In afwachting van de noodzakelijk gebleken definitieve ver-
dedigingswerken, die hiema zullen worden besebreven, was het
noodig den rij weg tegen het badseizoen van 1895 weder teher-
stellen. Natuurlijk was bet niet' mogelijk reeds z66 spoedig met
eenig definitief werk gereed te zijn.
De stormvloed van 24 Januari 1895, die tot 3.27 M. -+- DP.
opliep, wees er ten overvloede op, dat niet langer een afwachtende
houding mocht worden aangenomen; van den rijweg werd op
verschillende plaatsen op nieuw een stuk weggeslagen.
Besloten werd bet profil met zand zoodanig aan te störten
dat het bovenvlak een kruinsbreedte van minstens 15 M. ver-
kreeg, waarbij de bestrate rijweg ter breedte van 12 M. kon
worden bersteld.
Deze zandaanstorting diende niet enkel tot herstel van den
straatweg, • maar tevens als het ware als eerste prooi voor de
golven bij een volgenden stormvloed; zonder haar zou toch ook
het overgebleven deel van den straatweg wegslaan en zou de
glooiing tusgehen den rijweg en het hooge voetpad weldra aan
de beurt komen.
De stormen van 5 tot 8 December 1895, waarbij de zee een
hoogte van 3.20 M. DP. bereikte, toonden het nut aan van
de in het begin van het jaar gemaakte zandstorting, in figuur 1
met dikke lijnen aangegeven. Het profil werd bij die stormen
wederom weggeslagen, bij het «Kurhaus» ongeveer evenver als
het vorige jaar, meer zuidwaarts nog verder, zoodat van den
rijweg op sommige punten niet meer dan 4 M. breedte over-
bleef; daaruit valt af te leiden in welke mate verwoesting zou
zijn aangericht, wäre- deze zandaanstorting achterwege gebleven.
De uit het profil (figuur 1) blijkende, aanzienlijke strand-
verlaging, ongeveer tusschen «Seinpost» en het «Kurhaus», werd
na de stormen van December 1895 geconstateerd.
Hoewel de aanbesteding van de definitieve werken toen op
handen was, werd het profil ten tweede male aangestort, thans
tot een totale kruinsbreedte .van 12 M., wederom met het
tweeledig doel: herstel van den rijweg .en het verschaffen van
een eerste offer aan de zee bij eenonverhooptennieuwenaanval.
Verwerkt werden, na den storm van 24 Januari 1895,44000 M3.,
na dien van 5 tot 8 December 1S95 op nieuw 42 000 M3. zand.
Inihiddels was het jaar 1895 voorbijgegaan met het bestu-
deeren van de beste wijze om tot een definitieve oplossing te
geräken, en nadat daaromtrent tot een besluit was gekomen,
met het opmaken van de bestedingsstukken eh het verder
voorbereiden van de uitvoering, waartoe ook het vragen van
verguuning tot uitvoering van de werken aan het Hoogheemraadschap
Delfland behoorde.
Het ligt voor de hand, dat het maken van een basaltglooiing
ter bescherming van het duinbeloop, in de eerste plaats werd
Aan een basaltglooiing
dat zij veel plaatsruimte
'as echter het bezwaar verbonden,
rraagt, die aan het badstrand zoo
weinig mogelijk moest worden onttrokken. Bovendien is een
basaltglooiing te Scheveningen zeer ongeschikt met het oog op
het verkeer des zomers längs het Strand.
Een en ander leidde tot onderzöek, of een meer steile ver-
dedigingswijze, zooals die längs de Belgische kust en op de
duitsche eilanden Norderney en Borkum bestaan, ook te Scheveningen
toepassing zoude kunnen vinden.
Het belgische type bestaat in hoofdzaak uit gemetselde glooiin-
gen van l'/2 tot 2 op 1; te Ostende zijn zij aan de boven-
zijde met een cirkel van ongeveer 1 M. straal hol afgerond;
elders zijn zij overal vlak.'De-voet ligt van 0.50 M. tot 2 M.
onder gemiddeld HW. springtij — afhankelijk van de plaatse-
lijke hoogte van het strand, en wordt gesteund door een houten
schoeiing of een breeden gemetselden voet; de kruin ligt 2 tot
2.50 M. boven den hoogst bekenden stormvloed en is met
een hardsteenen delczerk afgedekt. De glooiingen zijn gemetscld
ö f geheel van klinkers, öf van regelmatig in verband gelegde
stukken Doorniksche steen op een laag metseiwerk; de totale
dikte bedraagt 0.60 ä 0.70 M.
Het type op de eilanden längs de noord-duitsche kust onder-
scheidt zieh in beginsel van het belgische door zijn gebogen
vorm.
De vorm op Norderney is die van een ojiefvormige glooiing.
Op Borkum gaat het onder een helling van 5 op 1 aangelegde
benedendeel, ter hoogte van het strand, met een holle afronding
van 2 M. straal over in een onder ongeveer */3 op 1 staand
gedeelte, dat aan de bovenzijde, met de bolle zijde naar zee
gekeerd, is afgerond; deze constructie draagt meer het karakter
van een inuur.
In beide gevallen steunt de voet tegen een gesloten paalrij
of tegen een beschoeiing, die op haar beurt beschermd wordt
door een rijzenbed met steenbezetting. De kruin ligt op Norderney
4 M. boven gemiddeld HW., op Borkum 3:50 M. boven dien
waterstand, dat is achtereenvolgens 1 M. en 0.50 M. boven de
hoogte van den stormvloed van 22/23 Decembe.r 1894 daar ter
plaatse.
De glooiing op Norderney bestaat uit blokken gehouwen zand-
steen in Sterke mortel, op een gemiddeld 0.70 M. dikke laag
cementspecie van 1 deel cement op 8 ä 10 deelen zand; aan de
bovenzijde is door een aaneengesloten rij steenen platen, hoog
1.75 M., bij wijze van damwand aangebracht, de glooiing tegen
ondcrspoeling beschermd.
Te Borkum bestaat de verdediging uit een Ö.50 M. dikke
laag cementspecie als boven, bekleed met 2 klinkerrollagen
in cementmortel, ter gezamenlijke dikte van 0.25 M. Onder
den voet, tegen de bovenomschreven schoeiing is een betonkist
aangebracht.
Op beide eilanden sluit aan de bovenzijde van de glooiing
of den muur een gemetselde 3 ä 5 M. breede bestrating aan,
op een laag van de bovenomschreven cementspecie; aan de
landzijde is deze bestrating met onderlaag, als voetingmuur,
v66r de achtergelegen duinglpoiing, tot de hoogte van 5 M.
boven gemiddeld HW. opgetrokken.
■ De belgische en duitsche verdedigingswijzen voldoen zeer
goed en kosten weinig aan onderhoud.
Voor Scheveningen konden zij ongewijzigd echter geen van
beide toepassing vinden: de belgische constructies en die op
Norderney niet wijl deze — zij het ook minder dan een gewone
steenglooiing — nog te veel ruimte innemen; de constructie van
Borkum niet omdat de plaatselijke gesteldheid te Scheveningen
een betrekkelijk volzee hoogere verdediging van het duinbeloop
dan op dat eiland vereischt, en de aldaar gevolgde constructie
voor die grootere hoogte niet voldoende schecn.
Het bovenstaande leidde tot vaststelling van het in figuur 2
voorgesteld muurprofil, waarbij werd besloten den muur z66
ver zeewaarts te bouwen, dat daarachter kon worden aangelegd
een weg ter totale breedte van 25 M., verdeeldin een rijweg van