Ora Gent eene betere verbinding met de zee te verschaffen I
werd bij Koninklijk besluit in 1823 bepaald, dat bet kanaal
zou worden verlengd tot Ter Neuzen, ten einde de vaart door
den Brakman te vermijden.
Door dit werk, uitgevoerd in 1825—1827, werd een nieuw
pand aan bet bestaande kanaal toegevoegd. De beide panden
werden gescheiden door de voorraalige zeesluis te Sas van Gent,
die destijds herbouwd werd.
Volgens de overeenkomst tusschen Nederland en Belgie, den
20sten Mei 1843 te Gent gesloten, was het peil van hetbovenpand
vastgesteld op 4.40 M. boven den bovenslagdorpel der schutsluis
te Sas van Gent, en bet verval dier sluis op 0.20 M.
Feitelijk werd de waterstand op bet benedenpand 0.40 M.
lager gebouden dan bij voormelde overeenkomst was bepaald;
bet verval bedroeg dus 0.60 M.; de waterdiepte op den beneden-
dorpel te Sas van Gent was dientengevolge 4.20 M., terwijl
op den bininendorpel der schutsluis te Ter Neuzen de waters
diepte nog 5.66 M. bedroeg.
De geringe diepte der sluis te Sas van Gent deed bij het
toenemend verkeer den wensch van Belgische zijde levendig
worden ora het kanaal voor scbepen van grootere afmetingen
bevaarbaar te maken.
Tot bet ontwerpen eener daartoe strekkende overeenkomst
tusschen Nederland en Belgie werd in 1871 eene internationale
commissie benoemd, waarin van Nederlandsche zijde o.a. zitting
hadden de beeren J. F. W. C o n r a d , destijds boofdingenieur
• van den Waterstaat in Zeeland, en- D. N. L a b r u n , arrondisse-
ments-ingenieur te Ter Neuzen, wiens plaats spoedig door zijn
opvolger J. W. G. S t i e n e k e r werd ingenomen.
Het overleg met Belgie leidde tot de overeenkomst, op 31 October
1879 te Brussel gesloten, waarbij de volgende verbeteringen
werden vastgesteld.
Op Nederlandscb gebied wordt het kanaal verdiept tot 2.10 M.
beneden den bovenslagdorpel der bestaande sluis te Sas van
Gent en zoodanig verbreed, dat de bodem op dat peil eene
breedte van 17 M. verkrijgt.
Op het bövenpand verkrijgen de beloopen een helling van
3 op 1, en op het benedenpand eene helling van 2'/* op L
Beoosten Sas van Gent wordt een nieuwe arm aangelegd,
waarin moet worden gebouwd een schutsluis van 12 M. wijdte,
en 110 M. nuttige lengte. De sluis zal verkrijgen drie paar
deuren, terwijl de bovenkant der slagdorpels werd bepaald op
2.35 M. beneden den bovenslagdorpel der bestaande sluis.
De over den nieuwen kanaalarm te bouwen draaibrug verkrijgt
17 M. wijdte.
Terwijl het peil van het bovenpand, zooals het vastgesteld
was in 1843, onveranderd bleef, werd het peil van het benedenpand
nu bepaald op 3.95 M. boven den bovenslagdorpel der
bestaande sluis.
Nadat in 1880 de definitieve ontwerpen der werken werden
opgemaakt, werden in 1881 de benoodigde terreinen aangekocht
en in 1882—1885 de vereischte werken uitgevoerd.
De verbreeding en verdieping van het kanaal strekte zieh uit
van de Belgische grens tot Sluiskil(ziedeoverzichtskaartplaat VII,
figuur 1), zijnde eene lengte van ongeveer 9 KM.; tusschen Sluiskil
en Ter Neuzen had het kanaal voldoende afmetingen. Terwijl
in figuur 2 het profil van het bovenpand is voorgesteld, geeft
figuur 3 het profil van het benedenpand te zien.
In figuur 4a—d is de inrichting der in den nieuwen kanaalarm
te Sas van Gent gebouwde schutsluis voorgesteld.
Met uitzondering van de front- en aansluitende vleugelmuren
zijn de drie sluishoofden volkomen aan elkander gelijk.
De afetand van de punten der slagdorpels bedraagt respec-
tievelijk 45.— M. en 72.15 M. De schutkölken zijn begrensd
door muren, en in den bodem bezet met doorniksehe steen.
De sluis is gefundeerd volgens het in Nederland gebruikelijke
stelsel van een houten vloer op palen.
In de sluishoofden en kolkmuren zijn ruime riolen gespaard
tot vulling en lediging van de kolken, alsmede tot äfvoer van
opperwater. Zij worden afgesloten met jalousieschuiven. Ieder
riool heeft twee dwarsriolen naar iedere schutkolk; al deze
dwarsriolen zijn eveneens met dergelijke schuiven afsluitbaar.
Ofschoon in gewone omstandigheden het verval slechts 0.45 M.
bedraagt, wordt dit in buitengewone omstandigheden, b. v. bij
aftappingen van water van de Boven-Schelde, zeer aanzienlijk.
Voor bet geval bet bewegen der schuiven dan bezwaar mocht
opleveren, zijn de riolen met iedere schutkolk nog door een
derde zijriool verbonden, dat met een cilinder kan worden
afgesloten (figuur 4d). Deze inrichting wordt in den regel genoemd
naar den uitvinder, den markies d e C a l i g n y .
Ook in de sluisdeuren zijn schuiven of rinketten aangebracht
tot het vullen en ledigen van de schutkolk.
De over den nieuwen kanaalarm te Sas van Gent gebouwde
draaibrug met vast gedeelte is voorgesteld in figuur 5a—b.
De draaibrug is gelijkarmig en weegt ongeveer 75 000 KG.
Het gewicht der vaste brug is ongeveer 26 000 KG.
Bijzondere tegenspoed- deed zieh bij de uitvoering der werken
niet voor.
Alleen in de schutkolkmuren, wier fundeeringen niet waren-
gekoppeld, ontstond eenige werking, ten gevolge waarvan zieh
kleine scheuren vertoonden. Door het aanbrengen eener stem-
peling tusschen de wederzijdsche fundeeringen is die werking
geheel opgehouden, en zijn geen verdere nadeelige gevolgen
ondervonden.
Behalve het graven en aanvullen van de fundeeringputten,
vorderde de uitvoering der werken een. grondverzet van ruim
900000 M5.
Het aangekochte terrein besloeg eene oppervlakte van 29 HA.,
waarvoor / 201500 werd betaald, terwijl bovendien 13 HA.
Rijkseigendom ten behoeve van de werken werd . ingenomen.
Buiten de kosten van buitengewoon personeel en toezicht
vorderde de uitvoering eene uitgaaf van f 1 277 500.
De uitvoering had, onder gemeenschappelijk toezicht van den
hoofdingenieur, directeur der bruggen en wegen in Oost-Vlaan-
deren (den heer C. d e H e e m ) en den hoofdingenieur van den
Waterstaat in Zeeland (aanvankelijk den heer G. v a n D i e s e n ,
daarna den heer A. J. B r e v e t ) , plaats onder de leiding van den
heer C. B. S c h u u rm a n , arrondissements-ingenieur te Ter Neuzen.
Bij de uitvoering waren voorts werkzaara de heerenD.^P. v a n
A m e y d e n v a n D u ym en F. M. L. K e r k h o f f , ingenieurs.
De nieuwe schutsluis te Sas van Gent werd den lsten September
I 1885 definitief voor de scheepvaart opengesteld.
De ontwikkeling der zeevaart op Gent, die door de boven
omschreven verbeteringswerken mogelijk werd, kan blijken uit
de volgende opgave der te Sas van Gent geschutte zeeschepen.
Het aantal en de bruto-inhoud in M*. bedroeg achtereenvolgens:
in 1884: 1598 zeeschepen met 1363621 M1. inhoud
. 1889: 1770 » 1 2 223478 »
» 1894: 1874 » - 3 946 707 »
Had de nieuwe schutsluis te Sas van Gent thans een nuttige
lengte van 110 M., eene breedte van 12 M. en eene waterdiepte
op den slagdorpel van ten minste 6.30 M., zoo waren de corres-
pondeerende afmetingen der groote of Westsluis te Ter Neuzen
90, 12 en 5.81 M.
Laatstgenoemde sluis moest dus gelden als maatstaf tot be-
paling van de afmetingen der grootste toe te laten schepen.
Andere bezwaren vloeiden voort uit de ondiepe ligging van
den buitendorpel der Westsluis te Ter Neuzen, waardoor de
diepgang der schepen in de doode getijden bij onvoldoende
rijzing van den vloed op de Wester-Schelde nog dikwijls aan-
merkelijk beperkt werd en uit de moeielijke bocht tusschen
de beide draaibruggen te Sluiskil, de eene voor gewoon verkeer,
de andere in den spoorweg Gent—Ter Neuzen.
Deze omstandigheden leidden er toe, dat men van Belgische
zijde maatregelen wensebte te beramen tot verdere verbetering
van het kanaal.
• Tot het ontwerpen eener daartoe strekkende tusschen Neder- I
land en Belgie te sluiten overeenkomst werd in 1891 wederom
eene internationale» commissie ingesteld, waarin van. Nederlandsche
zijde zitting hadden de heeren J. F. W. C o n r a d , des- .
tijds inspecteur van den Waterstaat en lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal (lid en voorzitter der commissie
van 1871), J. P. I . B u t e u x , destijds lid van Gedeputeerde Staten
van Zeeland en A. v a n H o o f f , hoofdingenieur van den Rijks-
Waterstaat in Zeeland, die in 1894 vervangen werd door zijn
opvolger in voornoemde functie, den heer A. A. B e k a a r , be-
nevens steiler dezer.
Het overleg der commissie leidde tot het ontwerpen eener
overeenkomst, welke te Brussel op 29 Juni 1895 tusschen de
gevolmachtigden der belanghebbende Gouvernementen werd
gesloten.
Deze ov.ereenkomst (zie de overzichtskaart figuur 1, waarop een
en ander met geblökte lijnen is aangeduid) beoogt hoofdzakelijk:
1 °. het bouwen eener schutsluis bewesten Ter Neuzen met
voorhaven naar de Schelde en een verbindihg met het bestaande
kanaal.
De lengte der sluis is bspaald op 140 M. tusschen de sluishoofden,
de wijdte op 15.75 M. en de diepte van deu binneu-
slagdorpel- op 1.10 M. beneden de slagdorpels der bestaande
Oostsluis te Sas van Gent.
De diepte van den buitendorpel zal nader worden vastgesteld,
en 1.02 M. ä 1.63 M. dieper worden gelegd dan de
binnendorpel.
De voorhaven' zal over eene oppervlakte van ongeveer 7 HA.
eene diepte verkrijgen van 5 M. beneden de slagdorpels der
bestaande Oostsluis te Sas van Gent, overeenkomende met eene
diepte van ruim 7 M. beneden gewoon laagwater.
2’. het aanleggen van een nieuwen kanaalarm te Sas van
Gent, waarin zijn te bouwen twee sluishoofden, wijd 21 M.,
op een onderlingen afstand van 140 M.; de dorpelsopdezelfde
diepte als de binnenslagdorpel der te Ter Neuzen te bouwen sluis.
3". het bouwen van een draaibrug over het verbindingskanaal
binnen de sluis te Ter Neuzen en over den nieuwen kanaalarm
te Sas van Gent, alsmede tot vervanging van de bestaande
draaibrug voor gewoon verkeer te Sluiskil.
Alle draaibruggen zullen eene doorvaartwijdte van 21 M.
verkrijgen.
4°. het verdiepen en verruimen van het kanaal zoodamig, dat
eene diepte verkregen wordt van 1.50 M. beneden de slagdorpels
der bestaande Oostsluis te Sas van Gent, en in de rechte
vakken eene doorsnede van 350 M*. beneden den waterspiegel.
Aan de bochten in het kanaal zal in het aigemeen een
straal van ten minste 1000 M. worden gegeven, terwijl de
bodem in de bochten zal worden verbreed volgens de formule
4 (R — | / R5 —1‘ ), waarin R voorstelt den straal der bocht,
uitgedrukt in meters, en l gelijk is aan 60.
Overal waar de doorsnede van het kanaal beneden den waterspiegel
op 350 of raeer M1. zal worden gebracht, zullen de
kanaalboorden kunstmatig worden verdedigd, en
5°. het verbeteren van de doorsnijding van het kanaal te
Sluiskil met den spoorweg Gent—Ter Neuzen.
Voorts is bepaald:
1°. dat de Axelsche Vlakte, zijnde een bij den aanleg van
het kanaal ingesloten en met het kanaal in vrije gemeenschap
gebleven gedeelte van den Brakman, zal worden bedijkt, en
2°. dat het kanaal tusschen Gent en Ter Neuzen na de uitvoering
van de bovenbedoelde werken slechts een pand zal vormen,
waarvan het peil is vastgesteld op 6.55 • M. boven de slagdorpels
der bestaande Oostsluis te Sas van Gent, (overeenkomende met
eene waterdiepte van 7.65 M. op de slagdorpels der te bouwen
sluizen) en dat de sluisdeuren te Sas van Gent in den regel
zullen geopend blijven.
De ontwerpen der werken zijn nog niet voldoende vastgesteld
om daarover nadere mededeelingen te doen.
Slechts is in figuur 6 voorgesteld het voorloopig aangenomen
dwarsprofil voor het kanaal in de rechte vakken.
Tusschen de te maken nieuwe vakken te Sas van Gent,
Sluiskil en Ter Neuzen zal het kanaal eene verbreeding op den
waterspiegel van ongeveer 20 M. moeten ondergaan, waartoe
de oostelijke kanaaldijk zal moeten worden verlegd..
In verband met de nieuwe. draaibrug in den spoorweg Gent—
Ter Neuzen zal deze over eene lengte van ongeveer 2.5 KM.
moeten worden omgelegd. .
De ten behoeve van de werken aan te koopen terreinen zullen
eene oppervlakte van omstreeks-150 1IA. beslaan.
J. NELEMANS.
AFDAMMING VAN HET SLOE MET DE KANÄLEN DOOR
WALCHEREN EN DOOR ZUID-BEVELAND.
<2 _
AFDAMMING VAN HET SLOE.
st Sloe, het overblijfsel van den waterplas, die zieh
in het begin dezer eeuw nog uitstrekte tusschen de
eilanden Walcheren en Zuid-Beveland, is een van de
afgedamde natuurlijke water wegen voor de scheepvaart
van Nederland naar Belgie (zie plaat VIII, figuur 3).
De bedijking van den Bijleveldpolder (Walcheren), den van
Citters, Jacob, Bastiaan de Lange en den Calandpolder (Zuid-
Beveland) had dezen stroom sinds 1819 (figuur 1) teruggebracht tot
de afmetingen van even v66r de afdamming (figuur 2); de
richting van den stroomloop was,blijkens de plaats van de grootste
diepte, in het tusschen gelegen tijdvak niet van beteekenis
veranderd.
De uitkomsten der peilingen van de jaren 1819, 1871, 1892,
verricht in raai II, aangeduid op de situatie (figuur 1), kunnen
een beeid geven van het vermögen van dezen stroom.
1819 1871 1892
diepte in M. — LW. (1.81 M.— N.AP.) 86 19.5 18.2
breedte » op ■ (1.81 » - . . ) 580 240 159
inhoud »M* -i- . (1.81 . — . ) ‘ 2515 2265 1522
capaciteit bij »■ (1.81 » B * ) ' 90% 66%
De afdamming van het Sloe, in 1871 ondernomen en voltooid,
is uitgevoerd ten behoeve van de spoorwegbaan van Vlissingen
naar Roosendaal (figuur 3).
In 1810 werd op last van Napoleon I, die in loco den toestand
inspecteerde, het plan tot afdamming van het Sloe overwogen;
het eerste ontwerp is van den hoofdingenieur S c h r a v e r .
Het dwarsprofil van dit ontwerp, ongeveer van de samen-
stelling als de in 1867 uitgevoerde dam door de Ooster-Schelde
(figuur 4), was ontworpen voor eene gemiddelde diepte beneden
laagwaterpeil van 9.5 M.; het zoude worden opgewerkt met twee
rijzen dämmen, waartusSchen een kleivulling. Van dijktotdijk
zoude de dam een lengte.van 2090 M. verkrijgen (654 M. op LW.).
De kosten waren geraamd op ongeveer 2 % millioen gulden.
In .de jaren 1854—56 werd van wege de Banque Suisse een
tweede ontwerp overwogen: het project, dagteekenende van 1857,
hield verband met de concessie, tot aanleg van een spoorweg
m u H ! II! rl ill