worden bedongen. Nog inhetzelfdejaarwerdbeslotennietverder
met de Maatschappij te onderhandelen, maar den directeur van
Publieke Werken op te dragen een ontwerp voor een gemeentelijke
waterleiding te maken. Het gevolg hiervan was, dat in 1882
een ontwerp voor een drink- en werkwaterleiding uit de Vecht
bij den gemeenteraad werd ingediend. De Maatschappij, een
gevaar ziende in een dergelijke gemeentelijke waterleiding naast
de hare, vraagde 26 October 1882 concessie, om deze door de
gemeente ontworpen waterleiding te maken. Hierop volgden
langdurige onderhandelingen, welke door de omstandigheid,
dat de Maatschappij het water niet leverde onder de druk-
king, welke toen ter tijd reeds een eisch des tijds was geworden
en dit tot tal van klachten aanleiding gaf, een eenigszins
scherp karakter droegen, zoodat het tot 1 April 1885 duurde
alvorens aan de Maatschappij een nieuwe concessie werd ver-
leend, waarbij voorgeschreven werd het maken van een waterleiding
uit de Vecht en tevens de drukking werd bepaald,
waaronder de beide watersoorten in de stad zouden moeten
worden geleverd. Met den bouw van de Vechtwaterleiding werd
dadelijk aangevangen, zoodat zij in Mei 1888 gereed kwam,
terwijl tevens uitbreidingen in de duinen werden ondernomen.
De bouw van de Vechtwaterleiding, in verband met de nieuwe
concessie, is de oorzaak geworden van den ondergang der Duin-
water-Maatschappij. Waren de daarvoor besteedde gelden aan-
gewend voor meerderen aanvoer van duinwater, dan zoude
beter in de waterbehoefte van Amsterdam zijn voorzien. Door
de concessie was het gebruik van Vechtwater voor huiselijkge-
bruik uitgesloten, en hierdoor kon de nieuwe waterbron alleen
voorzien in de behoeften van de nijverheid en in die van den
publieken dienst, waarvoor vroeger het water spaarzaam werd
gebruikt. Hoewel hierdoor zeker de waterleiding is gebaat, wat
blijkt uit de omstandigheid dat in- 1896 ongeveer 6 000 000 M’.
Vechtwater werd geleverd, de duinwaterleiding werd hierdoor
niet ontlast in die mate als was verwacht, en deze was niet in
Staat om aan de vraag naar duinwater te voldoen of dit onder
de in de concessie vastgestelde drukking in de stad te ver-
spreiden.
In plaats dat de Vechtwaterleiding eene oplossing gaf van
het vraagstuk der watervoorziening, zooals de bedoeling was
geweest, werd zij de bron van vemieuwden strijd tusschen
de Gemeente en de Maatschappij, welke door de groote
daaraan besteedde sommen niet in Staat was dadelijk de aan-
zienlijke uitgaven te doen, noodig om ook de duinwaterleiding
te vergrooten. Voorstellen tot uitbreiding van het gebruik van
Vechtwater werden verworpen, al werd ook als tijdelijke maatregel
de gelegenheid opengesteld, om voor enkele doeleinden in
het huiselijk gebruik dit water te bezigen.
Het bestek van deze mededeeling gedoogt niet, den nu ge-
voerden strijd tusschen de Gemeente en de Maatschappij in zijn
achtereenvolgende phasen te beschrijven; de slotsom was, dat
in het einde van 1895 overeenstemming tusschen die beide werd
verkregen omtrent de intrekking van de concessie en dat die
intrekking op 30 April 1896 werkelijk plaats had, waardoor de
Gemeente de vrije beschikking verkreeg over de werken van de
Maatschappij. .
Op dienzelfden datum werd de aanvoer van water naar Amsterdam
vermeerderd door de annexatie van het noordelijk
gedeelte van Nieuwer-Amstel, waardoor ook de in 1888 door
die gemeente gebouwde waterleiding bij Hilversum eigendom
van Amsterdam werd. Deze waterleiding, gebouwd voor een
veel kleinere gemeente, was uit den aard der zaak niet in Staat
krachtig mede te werken tot voorziening in het tekort, dat in
de waterbehoefte voor Amsterdam bestond, zoodat nu moest
worden over wogen, op welke wijze verder in den watertoevoer
zou moeten worden voorzien.
Den 22sten December 1896 dienden Bürgemeester en Wethouders
een voorstel bij den Gemeenteraad te dien opzichte in, dat
hoofdzakelijk inhield:
1*. uitbreiding van de prise d’eau in de duinen en van het
pompstation te Leiduyn voor eene levering van gemiddeld
28000 M5. en een maximum van 39 200 M3. per dag, welke
hoeveelheden, na de voltooiing van de voor Haarlem ontworpen
afzonderlijke waterleiding, geheel voor Amsterdam beschik-
baar komen;
2°. den bouw van een laag-reservoir bij Amsterdam en de
noodige machinekracht om het water daar te verdeelen ;
3°. vergrooting van de capaciteit van het buizennet binnen
Amsterdam ;
4°. het instellen van een verder onderzoek omtrent de bronnen
voor vordere voorziening in de waterbehoefte, welk onderzoek
door de vroeger van wege de gemeente benoemde commissie
van onderzoek en door de Duinwatermaatschappij reeds is voor-
bereid.
Na voltooiing van de onder 1 tot 3 genoemde werken, zal
dan Amsterdam als maximum over een hoeveelheid van ruim
80000 M3. water per dag kunnen beschikken; bij het aandeel,
dat de Vechtwaterleiding daarin zal hebben, is deze hoeveelheid
voor de in 1900 te verwachten bevolking van 530000 zielen
niet voldoende en moeten dus verdere werken worden voorbe-
reid, waartoe het onder 4°. genoemde voorstel strekt.
In zijne zitting van 20 Januari 1897 vereenigde de Gemeenteraad
zieh met deze voorstellen, en bewilligde de daarvoor
noodige uitgaaf van f 3 500 000, zoodat nu het vooruitzicht be-
staat, dat binnen betrekkelijk körten tijd in de zoo lang gevoelde
behoefte aan overvloedig water zal worden voorzien.
J. VAN HASSELT.
HET LIERNURSTELSEL TE AMSTERDAM.
@ ®,
edert 1870 heeft in de nieuwe stadswijken, gelegen
; buiten de singels, en in enkele kleine oudere stadsi
wijken binnen de singels, voor den afvoer van de feca-
I lien toepassing gevonden het Liemurstelsel.
Aanvankelijk als proef werd op 31 December 1879 door den
raad der gemeente Amsterdam bepaald, dat het Liemurstelsel
zou worden ingevoerd in het Vondelskwartier, dat zoude gesticht
worden een centraal pompstation, terwijl in de verdere nieuwe
wijken aan de eigenaars van nieuw te bouwen huizen zoude
worden voorgeschreven de fjecalien-leiding binnenshuis zoodanig
in te richten, dat deze voor het Liemurstelsel of voor een
ander stelsel kon dienen.
Dit raadsbesluit heeft ten gevolge gehad, dat het pneumatisch
buizennet van het Liemurstelsel over belangrijk uitgestrekte
stadswijken is uitgebreid geworden, welke stadswijken gelegen
zijn in het westelijke stadsdeel bewesten den Amstel, bezuiden de
Haarlemmertrekvaart, buiten de Stadhouders- en Nassau-singels.
In 1896 waren aan dit buizennet aangesloten 5038 perceelen,
waarin 86 907 bewoners.
Z o n d e r d a t h i e r t e r p l a a t s e i n e e n e b e o o r d e e l i n g w o r d t g e t r e d e n
v a n d e a a n d i t A m s t e r d am s c h e L i e m u r s t e l s e l v e r b o n d e n v o o r - e n
n a d e e l e n , n a d e e l e n d ie , n a a r h e t g e v o e le n v a n s t e i l e r d e z e s , i n
h o o f d z a a k t e z o e k e n z i jn i n h e t n i e t o p n e m e n v a n h e t v e r v u i l d e
h u i s w a t e r , m e n a g e w a t e r , z ij h i e r e e n e k ö r t e s c h e t s g e g e v e n y a n
h e t s te l s e l g e li jk h e t t e A m s t e r d a m t o e p a s s in g h e e f t g e v o n d e n
e n h i e r o p v o o r t r e f f e li jk t e c h n i s c h e e n h y g i e n i s c h e w ijz e v a n
u i t d e p r i v a t e n d e r w o n in g e n d o o r l u c h t d i c h t e b u iz e n d e f ie c a -
l i e n b i n n e n tw e em a a l v i e r e n tw i n t i g u r e n t i j d s n a d e v o o r t -
b r e n g in g t r a n s p o r t e e i t n a a r h e t t o t o n t v a n g s t v a n d e s to f f e n
in g e r i c h t e c e n t r a l e S t a t i o n , g e le g e n a a n d e K o s tv e r l o r e n v a a r t .
Het volgens dit stelsel bediende stadsgedeelte is daartoe
verdeeld in 37 districten, elk voorzien van een district-reservoir.
Deze reservoirs, in den regel liggende op de kruising van twee
straten, hebben gemeenlijk acht hoofdbuizen, in elke straat twee,
Van omstreeks 2Ö0 à 300 M. lengte in verbinding met de
privaatleidingen van de perceelen uit vier huisblokken. De inhoud
van de laatst gelegde reservoirs varieert van 13 tot 18 M*., zij zijn
door een dubbele buisleiding verbonden-met den vaeuum-boezem,
(bestaande uit twee gekòppelde reservoirs ter gezamenlijke inhoud
van 39 M3.) van de luchtpompmachines in het centraal pompstation.
De eene buisleiding, Centrale luchtbuis genaamd, wijd
12.7 tot 30.5 cM., is aan de bovenzijde van de district-reservoirs
verbonden en dient voor het daarin overbrengen van het
vacuum, waardoor de privaatstoffen van uit de perceelen door
de hoofdbuis in het district-reservoir worden gezogen, terwijl de
andere buisleiding, Centrale transportbuis genaamd, wijd 15.2 tot
20.3 cM., tot 1 0 cM.boven den bodem in de district-reservoirs af-
hangt en als zuigleiding fungeert voor het naar het Centraal pompstation
opzuigen van de in deze reservoirs verzamelde fajcalien.
Het opendraaien van een kraan brengt de hoofdbuis, wijd
12.7 cM. in verbinding met het straatreservoir, waarna hoofdbuis
en zijspruiten naar de huizen zieh ledigen in het reservoir.
Wil men het reservoir ledigen, zoo wordt de lucht toegelaten
■em worden de stoffen gedrukt in de Centrale transportbuis,
voerende naar het pompstation; de Centrale luchtbuis geeft
daama in het reservoir opnieuw het verlangde vacuum.
Daar de bodem van Amsterdam, als een vlak terrein, telkens
doorsneden door vaarten, aan de Centrale transportbuis een
lengte-profil geeft met veel stijgingen en dalingen, al naar
gelang zij de vaart met een brugovergang of een zinkèr kruist,
is het niet mogelijk de fecaal-stoffen onmiddellijk van de district-
reservoirs uit naar het Centraal-pompstation over tè brengen
en zijn daarom in deze transportleiding op verschillende plaatsen
verzamelreservoirs van ruim 25 M3. inhoud ingeschakeld, die
■door hunne aansluiting met de Centrale luchtbuis steeds het
noodige vacuum houden, de noodige zuigkracht, om de voor de
beweging van de stoffen zoo hinderlijke stijgingen te overwinnen.
De fiecalién, in versehen toestand aan het centraal pompstation
aangekomen, worden pneumatisch in twee hoog-reservoirs
overgebracht, alsdan afgetapt in bezinkingsbakken, van waar uit
het dik naar de compostbelt wordt vervoerd en tot compost
verwerkt wordt, het overige geregeld afvloeit naar een mechanischen
mengtrog, waarin van hooger staande roerkuipen uit
■een stroom kalkmelk toevloeit ; dit mengsel wordt uit den aan
den trog verbonden verzamelput opgepompt in een stel verticaal
opgestelde bezinkingsketels, van waar uit het dun aan distilleer-
toestellen, soortgelijke als voor de verwerking van gaswater
worden gebezigd, wordt toegevoerd, terwijl het terugblijvende dik
als onverkoopbaar in de gracht afloopt en later als bagger een
goeden prijs maakt.
In de distiileertoestellen wordt de ammoniak uitgedreven,
door zwavelzuur gevoerd en tot zwavelzuren ammoniak verwerkt.
Het uit de distillatie-toestellen afloopende gereinigde fsecaal-
water, verhit geweest tot 150° C., wordt naar de gracht gevoerd ;
Bet bevat slechts 0.00848 percent ammoniak.
De totale lengte van de Centrale luchtbuizen bedraagt circa
11826 M1., van de transportbuizen 11751 M., van de hoofdbuizen
37 981 M.; het Centrale station beschikt over drie luchtzuig-
pompen, elk met een vermögen van 60 PK.
De aanlegkosten van het Liemurstelsel hebben te Amsterdam
bodragen omstreeks /1 3 , 'die van de inrichting voor het ver-
werken omstreeks f l , per hoofd.
De exploitatiekosten, zonder rente of afschrijving op het
.aanlegkapilaal, zijn thans te stellen op / 0.55 à /0.65 per hoofd
•en per jaar ; de opbrengst varieert zeer sterk, een günstig cijfer
vermeldt / 0.54 per hoofd per jaar.
Het buizennet bracht uit de hiervoren genoemde perceelen gemid-
deld per week 1892 M3. ftecalien aan ; een achtste gedeelte gaat als
dik, na bezinking, naar de compostbelt, een achtste als kalkdik in
de gracht, drie vierde wordt verwerkt door distillatie op ammoniak.
Het te distilleeren produkt bevat 99.15-5 % water en 0.845 %
droge stof.
De hoeveelheid ammoniak (vrije) bedraagt 0.173 °/0, chlor
0.192 °/0, kalk 0.092%) stikstof (organische) 0.011%.
Daar de exploitatiekosten van de zoogenaamde tijdelijke inrich-
tingen, met Liernur-privaatinrichtingen binnenshuis, betrekkelijk
hoog zijn, werd in het begin van 1897 andermaal een belangrijke
uitbreiding van het pneumatische buizennet, en wel voor het stadsdeel
beoosten den Amstel en buiten den Mauritssingel, voorbereid.
Voor de nog te bouwen nieuwe stadswijken echter zal Amsterdam
het moeielijke vraagstuk hebben op te lessen om : of de
stadswateren ook in de toekomst door menagewater te laten
verontreinigen, of wel het Liemurstelsel te vervormen en geschikt
te maken voor het opnemen van menagewater, of wel tot een
ander stelsel voor de nieuwe stad over- te gaan.
Bij deze bijdrage behoort plaat XL,
C. L. M. LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM.
VERSCHILLENDE GEMEENTELIJKE INR1CHTINGEN ONDER
AFZONDERLIJK BEHEER TE ROTTERDAM.
@ ___________________________________ g,
WATERVOORZIENING.
ot aan den aanleg van de drinkwaterleiding gebruikte
Rotterdam’s bevolking òf het ongezuiverde Maas-
water, òf het sterk door fecalien bezwangerde sloot-
water.
Een hevige cholera-epidemie, diè in 1866 de stad teisterde,
was de naaste aanleiding, dat de gemeenteraad in 1869 be-
sloot, nadat pogingen, om door concessionarissen in deze behoefte
te doen voorzien, mislukt waren, om van geraeentewege
tot het aanleggen en exploiteeren van eene drinkwaterleiding
over te gaan, volgens de ontwerpen van den toen maligen directeur
van de Gemeente werken, den heer C. B. v a n d e r T a k .
Dit werk werd uitgevoerd tusschen de jaren 1870 en 1874,
zoodat in Juli van laatstgemeld jaar de nieuwe inrichting ge-
opend werd.
Ofschoon het waterwerk, dat oorspronkelijk slechts op een
opbrengst van hoogstens 5000 M3. per etmaal berekend was,
thans, na voltooiing van de nog onderhandeii werken, ruim
70000 M*. leveren kan, zijn de grondbeginselen, waarop dezui-
vering van het water gebaseerd is, geheel dezelfde gebleven.
Deze uitbreiding is achtereenvolgens in de laatste twintig
jaren tot stand gebracht.
De plattegrondteekening (plaat XLI) geeft het beeid van den
tegenwoordigen toestand. De gezamenlijke aanlegkosten hebben
omstreeks f 7 000000 beloopen.
Het ongezuiverde water wordt ontleend aan de Maas op een
punt, gelegen ongeveer 2.25 KM. stroomopwaarts van het
naastliggende stedelijke hoofdriool. Proefnemingen hebben ge-
leerd, dat, indien men de prise d’eau opent twee uren na het
invallen van de eb, het met de afvalstoffen bezwangerde water
reeds gepasseerd is, en men dus - water kan inlaten tot het
begin van den volgenden vloed, zonder gevaar te loopen, dat
gemelde stoffen de prise d’eau binnenkomen.
Beurtelings wordt elk van de "beide bassins, hebbende ieder
een inhoud van 60 000 M3., gevuld. Het water blijft in deze
gedurende 24 uren in rust. Het inlaten heeft voor elk van de
bassins plaats door een paar inlaatsluizen, waarvan elke een
i