Het paleis te Weltevreden (Koningsplein), gelegen achter het
hôtel te Rijswijk, werd krachtens Gouvernements besluit van
2 Maart 1874, n°. 4, in aanneming gebouwd voor / 289 250.
Het is hoofdzakelijk voor woonverblijf bestemd, daar men
zieh voorstelde, dat feesten in het. hôtel te Rijswijk zouden
gegeven worden, wat tot heden niet het geval was, maar waartoe
thans toch het voornemen bestaat.
Voor feesten is de ruimte veel te klein en ontbreekt aan het
gebouw een eigenlijke ontvang-, tevens balzaal.
De inrichting van het gebouw blijkt genoegzaam nit den
plattegrond. Door doorritten, met trappen naar het gebouw, bestaat
er gelegenheid dit beschut tegen den regen binnen te treden.
Door overdekte gangen is het paleis met vele bijgebouwen,
waarin logeerkamers, en ook met het oude paleis te Rijswijk
verbonden, zoodat beide hôtels eigenlijk één complex van ge-
bouwen uitmaken.
Het buitenverblijf of landhuis te Tjipanas in de Preanger
Regentschappen op 87.5 KM. van Buitenzorg — den zetel van
den Gouverneur-Generaal — is in een koele landstreek, hoog
in het gebergte gelegen. Hierdoôr waren de eischen, aan dein-
deeling gesteld, anders dan die van de gebouwen te Batavia
en ontbreken hier dan ook de open galerijen. Alleen voor het
gebruik bij droog, helder weder is eene véranda aanwezig.
De plattegrond is globaal die van een latijnsch kruis. De
vertrekken, die de vleugels uitmaken, zijn van houten stijlen
en schoren met eene vulling van metselwerk.
Bij het achtergedeelte, waarin de slaapkamers, beeft men
eene borstwering van metselwerk, 1 M. hoog en daarop een
houten geraamte van stijlen en dwarsregels, waartegen aan de
binnenzijde de houten beplanking is aangebraeht.
De kamers zijn van binnen behängen.
Met het oog op het gevaar van de in deze streken veel
voorkomende aardbevingen was het gebruik van hout- voor
deze vertrekken noodig. Wegens de mindere kosten en daar
deze goed beschermd zijn, werd voor de kaphoutwerken gebruik
gemaakt van goed rasamalahout; overigens werd deugdzaam
djattihout gebruikt.
De vloeren zijn gemaakt van gepleisterd beton, en in de
galerijen liggen gekleurde portlandcement-tegels.
Wegens de siechte hoedanigheid van de in die streken gebakken
pannen, werd voor de indekking gegolfd gegalvaniseerd dakijzer
gebruikt, waardoor, om tegen warm te in de vertrekken gewaar-
borgd te zijn, ventilatie op den zolder noodig werd.
Op de plaats van het Mohamedaansch bedehuis de Missigit
Raja, nabij Kottah Radja in Atjeh, dat, in de tweede expeditie
tegen dat Rijk, door artillerievuur in brand geraakte en was
verwoest, werd in 1881 van Gouvernementswege eene nieuwe
missigit voltooid en aan de bevolking ten gebruike gegeven,
om aan de hoofden een zichtbaar overtuigend bewijs te leveren,
dat het van de Regeering ernst was om den godsdienst en de
landsinstellingen te eerbiedigen.
In aanneming uitgevoerd, kostte het werk met eenigbijwerk
/ 250 766 (waaronder / 5050 aan lampen).
Bij de indeeling van het gebouw werd gebruik gemaakt van
de voorlichting van den hoofdpriester (Hoofd Panghoeloe) te
Garoet in de Preanger Regentschappen. In plattegrond ver-
toont het gebouw een gelijkarmig kruis.
Volgens de beschrijving, vookomende in het Tijdschrift van
het Koninklijk Instituut van Ingenieurs van 188182, bevindt
zieh aan de oostzijde: «de rijk versierde voorgevel, een soort
«van oud-hollandsche trapjesgevel, op welks trappen kleiue
«torentjes of minarets zijn geplaatst. De lijst, welke zieh on-
«middellijk boven de moorsche bogen van den ingang bevindt,
«bevat een en relief bewerkt opschrift in vergulde arabische
«karakters, welke door een atjeesch priester geteekend en
■gebeiteld zijn«.
Het middengedeelte van het kruis, door dergelijke bogen op
ijzeren kolommen als in den voorgevel van de vier armen gef
scheiden, is met een houten verdieping, voorzien van een balkon,
voor den m o ed h in en door een koepelvormig dak afgedekt,
eindigende in een groote koperen spits, die tevens voor een
bliksemafleider dient. Aan die spits zijn twee facetbollen aan-
gebracht, waarvan de grootste (0.80 M. in middellijn) verzilverd,
de kleine evenals de spits met haar voetstuk verguld is.
Aan de vôôrzijde van het gebouw bevinden zieh twee wasch-
plaatsen, alwaar de geloovige, alvorens den tempel binnen te
gaan, de. voorgeschreven wasschingen kan verrichten, terwijl
een goot aan den voet van de trap aangebraeht hem bovendien
de gelegenheid geeft om zijne voeten te reinigen v66r hij het
heiligdom binnentreedt.
De vestibule binnenkomende lieeft men recht tegenover den
ingang, gevormd door een houten beschot, de nis of k ib la h ,
in wit met goud beschilderd. Inwendig is tegen den top een
halve ster met vergulde stralen aangebraeht, een zon voorslêl-
lende, waardoor een schoon besneden en rijk vergulde houten
zetel in de nis geplaatst, besehenen wordt. Op dien zetel, der
godheid gewijd, wordt een afschrift van het heilig boek, den-
k o ran , bewaard.
Achter het bèschot van de nis zijn de trappen, die naar de
verdieping voeren, verborgen. Uit den achtervleugel voeren
trappen naar twee bijgebouwen, met koepels afgedekt, dienende
tot verblijf van de priesters en tempelbewaarders.
Voor het muurwerk werden de steenen uit Europa, voor de
houtwerken djattiehout van Java en teakhout uit Britsch-Indië
(Moulmain en Rangoon) aangevoerd.
De muren van het hoofdgebouw zijn tot aan het plint 1.50 M. dik,
boven den beganegrond 3, en daarboven 2 '/, steen dik en in
sterke portlandcementspecie uitgevoerd.
Dergelijke dikke en van verankeringen voorziene muren zijn
noodig, wegens de gevaren van aardbevingen en er werd dan ook
tot heden, zelfs na de vrij hevige aardbeving van 4 April 1881,
geen beschadiging aan het gebouw waargenomen. Het geheele
gebouw heeft een wit marmeren vloer, met randen van blauw
geaderd marmer afgezet, en de trappen zijn geheel met dit
blauwe, uit China afkomstige, marmer bekleed.
Uitwendig is het gebouw licht rood gekleurd met donker-
bruine afzetting van banden, lijsten enz. ; inwendig is de kleur
lichtblauw met donkerblauwe afzetting van het lijstwerk. De
ijzeren ramen met het vlechtwerk en het bladwerk van de
kroonlijst zijn helder blauw geverfd met gele en roode kanten.
Vele arabische opschriften, in verguldsel uitgevoerd, benevens
talrijke versieringen bedekken wanden en zoldering.
De Ornamenten in het pleisterwerk buiten zijn van portland-
ceraent gegoten, binnen zijn de Ornamenten uit de hand uitgevoerd,
in een chineesche spccie, samengesteld uit kalk, papier,
pluksel van goenietouw en een weinig suiker, dat, na langdurig
weeken en stampen, een kneedbare massa wordt en daarna de
hardbeid van krijt verkrijgt.
Op plaat LXXIX zijn nog eenige détails van lijstwerk en
Ornamenten in ijzer afgebeeld.
Een eerst onlangs voltooid gebouw is dat van den Raad van
Justitie te Soerabaja, uitgevoerd v o o r /137000.
Bij het opmaken van den plattegrond is in hoofdzaak de
inrichting gevolgd van een dergelijk gebouw te Batavia; echter
is door een andere schikking en indeeling van vertrekken gebruik
gemaakt van de ondervinding, bij het bestaande opgedaan.
Zoo is gezorgd voor een betere ligging van de kleine zitting-
zaal, zijn er toegangen voor het mindere personeol behalve door
den hoofdingang aangebraeht en is een geschikte plaatsing van
de trappen, die naar de bovenverdieping voeren, verkregen.
De bovenverdieping op de vleugels onder de mansardekappen
dient tot berging van de archieven.
Vôôr den ingang van het gebouw is een doorrit, die te Batavia
ontbreekt en toch in dat land van feilen zonneschijn en zware
regens zoo noodig is. Om dezelfde reden is aan de vôôrzijde
, van het gebouw een galerij aangebraeht en zijn verder aile
vertrekken längs de binnenplaats van overdekte galerijen en
boven de vensters van afdaken voorzien. Daarenboven hebben
aile deur-en vensteropeningen, behalve glazen deuren en ramen,
nog jalousiën.
Het gebouw is iu het front 69 M. breed en over de vleugels
58 M. diep.
Ten slotte zijn op plaat LXXIX nog aangegeven twee ge-
zichten, één op het stadhuis te Semarang en één op den schouw-
burg te Batavia.
Het eerstgemelde is een steenen gebouw, drie verdiepingen
hoog, met pannen gedekt. Aan de frontzijde is het 62.5 M. breed:
Het beslaat een oppervlak van 3206 M*. met nog eene uitbou-
wing aan de achterzijde van een woning van den concierge,
stal en wagenkamer, samen ter oppervlakte van 156 M*.
Het gebouw werd opgericht ingevolge Gouvernements besluit
van 10 Mei 1854, n°. 5, ter vervanging van een ander, dat twee
jaren te voren was afgebrand.
De schouwburg te Batavia werd in 1821 door liefhebbers uit
particulière middelen voor / 3 1 000 gesticht, met gebruikmaking
van de afbraak van het spinhuis op de Rhenocerosgracht bij
de Utrecht8che straat te Batavia, door het Gouvernement bij
wijze van subsidie ten geschenke gegeven.
Voor inrichting en decoratief werd/36 000besteed. Oorspron-
kelijk was het van binnen zoodanig ingericht, dat het publiek
zat in een ovale ruimte, de mannen in het midden, omgeven
door een ring van vrouwen op een verhoogd plankier.
In de jaren 1876—78 werd het gebouw van Gouvernements-
wege belangrijk hersteld, inwendig verfraaid en van balcons en
loges voorzien, en een doorrit, benevens voor- en zijgalerijen
aangebraeht, waarbij echter, niet tot verfraaiing van het gebouw,
de overkapping behouden bleef.
L. J. 1| VAN ES.
DR INKW ATERL EIDINGEN IN
NEDERLANDSCH-INDIE.
@ ©I
iggagaw*| | oewel men zieh in vroegere tijden in Nederlandschü
l i i 11 Indie steeds tevreden heeft gesteld met het water,
El ffi&l ES dat door rivieren wordt aangevoerd of in putten
¡KiUbägJal voorkomt, ook als drinkwater te bezigen, is hetverklaarbaar
dat bij de zieh meer en meer verspreidende wetenschap,
dat goed drinkwater tot de voornaamste levensbehoeften
behoort, in de laatste helft dezer eeuw pogingen zijn aangewend,
om daarin behoorlijk te voorzien.
Dat ook voor deze zaak de hoofdplaats Batavia, waar de
europeesche bevolking het dichtst en het drinkwater ver-
moedelijk bijzonder siecht was, het eerst in aanmerking kwam
is niet meer dan natuurlijk. De eerste pogingen, om verbetering
te brengen, waren echter niet gelukkig. In 1843 en 1854 werden
in het fort «Prins Frederik* te Weltevreden en op het eiland
Onrust betrekkelijk diepe (respectievelijk 83 en 101 M.) boringen
verricht, die echter niet slaagden, daar het verkregen water
van inferieure kwaliteit was.
Toch is uit latere onderzoekingen der mijningenieurs P. H. van
Diest en H. A. Mansfeldt gebleken, dat Batavia ter verkrijging
van artesisch water in günstige omstandigheden verkeert; günstig
ten minste vergeleken bij die van de meeste kustplaatsen op
Java. Ten einde gegevens te verzamelen ter beantwoording van
de in 1869 door de directie der Genie gedane vraag oratrent de
waarschijnlijke diepte, waarop binnen de militaire inrichtingen
goed drinkwater zou te verkrijgen zijn, heeft de hoofdingenieur
v a n D ie s t tochten gemaakt längs de oevers der rivieren
Tjidani, Tjilingsi, Tjiliwong en Passangrahan, welke van de
bergen Salak en Gedeh noordwaarts loopen. Daardoor was hij
in Staat de natuurlijke ontblootingen van het terrein na te
gaan, en zieh een denkbeeid te vormen van den geologischen
toestand der streek. Zijne gevolgtrekkingen waren de volgende:
v66r de vorming der tertiaire lagen waren de kusten van
Java onder zeepeil; om de weinige uitstekende deelen zetten
zieh klei, zand en conglomeraatlagen af, zoo uit zee als uit de
hoogere streken. Langzame opheffingen brachten deze lagen
boven; op die welke nog door het water bedekt waren, ont-
stonden koraalbanken, die echter grootendeels vergruisd en
met klei vermengd, elders weer afgezet werden. Trachietdoor-
braken werden oorzaak, dat deze kalksteen en onderliggende
lagen hoog werden opgeheven (zichtbaar in de Preanger Regentschappen),
terwijl de kust daalde en de kalklagen diep onder
bracht, waarna zij met lagen berggruis en zeeklei werden bedekt.
Minder hevige trachietdoorbraken brachten deze nieuwere lagen
gedeeltelijk weer boven. Daar ook ten noorden van Batavia
trachietdoorbraken plaats vonden, ontstond een ongeveer in
de richting west-oost gerekt tertiair bekken, boven het midden
van welks kleine as Batavia ligt. Het diepere door zeewater
bedekte gedeelte van dat bekken is gevuld met diluviale en
alluviale afzetsels, zeekleien en vulkanische uitwerpsels. De
lagen in het tertiair bekken bestaan uit min of meer zand-
houdende klei, tuffen, conglomeraten en zund.
De lagen beneden de kalksteen zullen geen goed water op-
leveren; het zal overeenkomen met dat wat op Onrust is aan-
geboord en met dat van sommige bronnen in Buitenzorg.
De boven de kalksteen afgezette lagen bieden voor boringen
goede kans van slagen, omdat herhaaldelijk zand-, tuf- en
kalklagen afgewisseld worden door ondoordringbare kleilagen.
Uit de helling vau 2- ä 3" van de kalklagen, die het dichtst bij
Batavia (te Tjitajem) zichtbaar zijn, valt op te maken, dat de
kalklagen op ongeveer 200 M. zullen voorkomen.
Naar aanleiding van deze onderzoekingen van van Diest werd
aan het mijnwezen opgedragen eene diepe boring te doen in het
militaire kampement te Weltevreden. Deze boring, onder leiding
van den mijningenieur Mansfeldt in 1872 (April—Augustus)
verricht, is voortgezet tot op eene diepte van 154.35 M. Men
bereikte op de diepte van 135—145 M. twee watervoerende
lagen, die gezamenlijk een debiet gaven van 370 L. goed drinkwater
per minuut met eene stijghoogte van 2.1 M. boven den
beganegrond.
Ten einde de resultaten van deze boring en van eene wat
later tegenover het komediegeboaw verrichtte tweede boring
in verband te brengen met den geologischen toestand, zijn de
reizen längs de rivieren door den ingenieur Mansfeldt herhaald,
voornamelijk ter verkrijging van de noodige monsters. Door
vergelijking daarvan met de te Weltevreden aangeboorde lagen,
werd het volgende staatje verkregen:
Vocrkomen van de lagen. Grondsoort.
Bij de boringen.
No. 3 bij 46.S0 M. diepte.
No. 1 bij 5S.— M. diepte.
No. 1 bij 100.30 M. diepte.
No. 1 bij 10G.00 M. diepte.
No. 1 bij 133.40 M. diepte.
Bij Bidara Tjina.
Bij den berg Sindoer.
Bij Parakan Omas.
Bij de beek Bottong.
Bij Tanah Boemping.
Fijn en los conglomérant, tuf-
Geelgrijs conglomérant vnn
tamelijk grove zandkorrels.
Los bruin geel zand met klei.
Brokkelige, bijna zwarte klei;
weinig zandhoudend.
Bruine grijze zaridhoudende
klei.
Naarmate het punt, waarbij eene grondsoort bij een van
de boringen werd aangetroffen, dieper ligt. ligt ook het punt,