
 
		Tot  dusver  had  de  verbetering  van  de  kleine  rivieren  voor-  
 namelijk  ten  doel  bet voorkomen van overstroomingen bij zomer-  
 vloeden  of met  andere  woorden  het  voorkomen  van  schade. 
 Water  veroorzaakt  echter  niet  alleen  schade maar kan, zooals  
 bekend  is,  wanneer  het  goed wordt geleid  ook  voor  bevloeung  
 worden  bestemd  en  alsdan  de  productiviteit  van  den  bodem  
 belangrijk  verhoogen. 
 Het  is  te  verwachten  en  te  wenschen,  dat  hiertoe met kracht  
 zal  worden  overgegaan,  wanneer  door  de  verbetering der kleine  
 rivieren  de  schadelijke  werking  van  het  water  is  tegengegaan.  
 In  verband  hiermede  werd  dan  ook  bij  Koninklijk  hesluit van  
 5  Mei  1893  eene  Staatscommissie  ingesteld  om  te. onderzoeken,  
 welke  gronden  hier  te  lande  voor bevloei'ing  zoude  kunnen  in  
 aanmerking  komen,  door  welke  middelen  zoodanige  bevloeiïng  
 zou  zijn  tot  stand  te  brengen  en  of,  en -zoo ja  op  welke wijze,  
 die  van  Staatswege  zou  behooren  te  worden  bevorderd. 
 Ten  slotte  nog  eene  opmerking! 
 De  geschiedenis  der  verbetering  van  de  kleine  rivieren  heeft  
 zeker  opnieuw  een  duidelijk bewijs gegeven van het overwegende  
 belang,  dat  aan  het verrichten van dikwijls schijnbaar onnoodige  
 waarnemingen  kan  zijn  verbonden. Vanonjuistgesteldeeischen,  
 teleurstellingen  bij  de  begrootingen,  oponthoud  door ■ een  en  
 ander  veroorzaakt,  onzekerheid  omirent  den maximum  zomer-  
 afvoer  enz.'had  voor  een  groot gedeelte geen sprakebehoevente  
 zijn,  indien  reeds  sedert  jaren  op  verschillende  plaatsen  gere-  
 geld  waarnemingen  omirent  waterstanden  en  afvoeren waren  
 verricht. 
 Het  is  te  hopen,  dat  deze  ohdervinding  er  althans  toe  zal  
 leiden  deze  en  soortgelijke  waarnemingen  voortaan  in  ruime  
 mate  te  verrichten,  vooral  waar het  reeds  nu  te  voorzien is dat  
 aan  eene  nauwkeurige  kennis  van  het régime der kleine rivieren  
 bij  de  oplossing  van  het  vraagstuk  der  bevloeiïngen  in  hooge  
 mate  behoefte  zal  bestaan. 
 C.  LELY. 
 deJ v erbetering  d er   KLEINE  RIVIEREN . EN  
 BEKEN  IN  GELDERLAND. 
 ( S> - 
 I»  iider  de  streken  in  Nederland,  waar  het  langst  en 
 het  hevigst  over gebrekkigen waterafvoer is geklaagd,  
 IHCfflSwUl  behoort  de  zoogenaamde  Geldersche  achterhoek.  De  
 ly g siS fil  kleine  rivieren  en  beken,  waardoor  deze  streek haar  
 water  op  den  Gelderschen  IJssel  brengt,  zijn  de  Oude  IJssel,  
 de  Hummeloosche  beek,  de  Vordensche  beek  en  de Berkel.  
 Elke  van  deze  heeft  een  aantal  zijwatergangen  en  detweedeen  
 derde  zijn  onder  verschillende  namen  bekend.  De  verbetering  
 van  den  Ouden  IJssel  is  ongeveer  voltooid,  die  van  de  Berkel  
 is  in  uitvoering.  Voor  de Vordensche  Beek  en  de  Aaltenscbe  
 Slinge  (een  zijrivier  van  den  Ouden  IJssel)  zijn  verbeterings-  
 ontwerpen  opgemaakt. 
 Omtrent  deze  verschillende  verbeteringen  en ontwerpen wordt  
 in  het  onderstaande  een  en  ander  medegedeeld. 
 1“.  De  Oude  IJ sse l.  De  gronden,  welke  in  Nederland  op  
 den  Ouden  IJssel  hun  water  brengen,  zijn bij het op 2 Augustus  
 1882  n#.  52  afgekondigde. Reglement  door  de Provinciale Staten  
 van  Gelderland  tot  een waterschap  vereenigd.  Dit  waterschap  
 heeft  ten  doel  de  verbetering  van  den  Ouden  Ussel  en  zijn  
 zijtak  de  Aa,  als  kanalen  van  uitwatering  en  wat  den  Ouden  
 IJssel  betreft,  bovendien  als  kanaal  van scheepvaart; bovendien  
 het  in  voldoenden  Staat  van  afwatering  brengen en houden van  
 alle  watergangen,  die  op  den  Ouden  IJssel  of de  Aa  uitloozen. 
 Het  waterschap  bestaat  uit  een  hoofdafdeeling  en  vier afdee-  
 lingen (linkeroever-beken, Slinge-beken, Aa-beken en Wischbeken).  
 De  hoofdafdeeling bevat  het  stroomdal  der  hoofdrivieren (Oude  
 IJssel  en  Aa),  de  afdeelingen  de  stroomgebieden  der  zijbeken. 
 De*  lasten  worden  onderscheiden  in  waterschaps-,  hoofdaf-  
 deelings-  en  afdeelingslasten.  Tot  de  eersle  dragen  alle gronden  
 in  het  waterschap  bij.  Alle  gronden zijn in drie klassen verdeeld,  
 naar  gelang  van  het  belang  dat  zij  bij  de  verbetering hebben. 
 Voor  de  kosten  van de verbetering der hoofdrivieren werd door  
 het  Rijk  /  600 000  en  door  de  Provincie  de  helft  dezer  som  
 beschikbaar  gesteld,  op  voorwaarde  dat  de  verbetering  zoude  
 worden  tot  stand  gebracht  volgens  de  daarvoor gestelde  be-  
 palingen,  zijnde  in  hoofdzaak,  wat  de  scheepvaart  betreft,  dat  
 de  gekanaliseerde  rivier moest worden  ingericht  voor  schepen  
 van  26.25  M.  lengte,  5  M.  breedte  en  1.50 M.  diepgang,  in  
 verband  daarmede een minimum diepte moet hebben van 1.75 M.  
 en  schutkolken  van  30  M.  lengte  en  6 M.  breedte. Wat  den  
 wateraanvoer  betreft  werd  bepaald,  dat  de  verhooging,  welke  
 de  waterspiegel  ondervindt bij Sterken wateraanvoer, moet blijven  
 binnen  de  boorden  van  het  kanaal. 
 Het  waterschapsbestuur,  onder  leiding  van  zijn eersten water-  
 graaf mr.  B.  A.  R e ig e k s ,  die  helaas!  de  voltooiing  der  werken  
 niet  heeft mögen  beleven,  zette  zieh  onverwijld  aan  den  arbeid  
 en  deed  een  ontwerp  voor  de  verbetering opmaken, waarbij het  
 de  bepaling  omtrent  den  waterafvoer  zoodanig  opvatte, dat alle "  
 vloeden,  ook  die  welke  des  winters  voorkomen,  zouden  moeten  
 afgevoerd  worden,  zonder  overstroomingen  te  veroorzaken; Het  
 is  bekend,  dat  omstreeks  dien  tijd  de  hoeveelheid  water,  die  
 per  tijds- en stroomgebieds-eenheid  door  de  rivieren  wordt afgevoerd, 
   algem’een  te  laag  werd  geschah Het  gevolg  daarvan was  
 dat  het  ontwerp,  opgemaakt  ingevolge  de  gestelde  eischen  en  
 berustende  op  een  werkelijk gemeten hoogen vloed van 0.600 M*.  
 per  secunde  en  per  1000  HA.,  te  kostbaar  werd  geoordeeld  
 om  te  worden  uitgevoerd  zonder  verhooging  van  de  toegezegde  
 subsidien.  Toen  daarop  geen  uitzicht  bleek  te  bestaan,  besloot  
 het  waterschap,  dat  inmiddels  alle  gronden  volgens  het Reglement  
 had  doen  klassificeeren,  een  ontwerp  op  minder omvang-  
 rijke  schaal  te  doen  uitvoeren. 
 Inmiddels  werd  een  onteigeningswet  aangevraagd  en  werden  
 tijdens  de  voorbereiding daarvan op gronden, die door minnelijke  
 schikking  werden  verkregen,  de  kunstwerken  aanbesteed.  Deze  
 besteding  had  plaats  in  Augustus  1889. 
 Bijzondere  regeling  vereischten  de  op  de  rivier  uitgeoefende  
 waterrechten.  Deze  waren  door  verschillende  besluiten  van  
 Gedeputeerde  Staten  van  Gelderland  aan  stuwpeilen gebonden,  
 boven  welke  niet mocht  gestuwd  worden. Bij de nieuwe regeling  
 moest  een  peil  bepaald  worden,  beneden  hetwelk  de molens  
 het water  in  het  belang  van  de  scheepvaart  niet  mochten laten  
 afloopen.  De  bedoelde  rechten werden  uitgeoefend  door  de  ge-  
 meente  Doesburg  en  door  de  eigenaars  der  ijzergieterijen  te  
 Keppel,  Vulkaausoord  en  Ulft.  Met  de  gemeente Doesburg werd  
 een  schikking  getroffen,  die verschillende wederzijdsche belangen  
 regelde;  aan  de  ijzergieterij  te  Keppel  werd een vergoeding voor  
 telijden  schade uitgekeerd; die te  Vulkaansoord mocht van hare  
 rechten  volgens  de  acte  van  concessie  slechts  gebruik  maken  
 voor  zoover  de  belangen  der  rivier  daar  niet  onder  leden; deze  
 had  dus  op  geenerlei  schadevergoeding  recht;  die  te  Ulft gaf  
 zonder  vergoeding  hare  rechten  op. 
 De  Oude  IJssel  en  de  Aastrang,  die  v66r  de verbetering even  
 beneden  Ulft  samenvloeiden,  hebben  aldaar  een  stroomgebied  
 van  respectievelijk  30 630  en  53 083 HA.,  waarvan  75 000 HA.  
 in  Pruissen  gelegen  zijn. Op Nederlandsch gebied neemt de rivier  
 nog  verschillende  waterloopen  op  en  heeft bij hare uitstrooming  
 te  Doesburg  in  den  Gelderschen  IJssel  een  stroomgebied  van  
 ongeveer  120000  HA. 
 De  verbetering  bestaat  in: 
 a.  de  verruiming  van  het  dwarsprofil  en  het geven  van eene  
 behoorlijke  richting  aan  de  rivier;  in  verband  biermede  werd 
 V 
 de  benedenmond  van  den  Aastrang  verlegd  en  deze  rivier in  
 den  Ouden  IJssel  geleid  door  de  vergraving  eener  bestaande  
 verbindingsbeek  (de  Deurvorster  beek); 
 b.  den bouw  van  vijf stuwen  in.de  rivier met  bijbehoorende  
 schutsluizen. 
 De  maximum  af te  voeren  hoeveelheid  water,  waarnaar  het  
 dwarsprofil  berekend  is,  wisselt  af van  0.448  tot  0.352 M*. per  
 secunde  en  per  1000  HA.,  naar  gelang  van  de  grootte  van  het  
 stroomgebied. 
 De  stuwen  verdeelen  de  rivier  in  vijf panden,  waarvan  de  
 lengten  en  de  stuwpeilen  in  onderstaande  tabel zijn verzameld : 
 Pand. 
 Lengte  
 in 1  
 KM. 
 Sluispeil  
 M. +  AP. 
 Gemiddold  
 verval  op het  
 pand bij max.  
 afvoer per KM. 
 lste Doesburg—Keppel  .  .  . 8.4 8.40 0.155 M. 
 2de  Keppel—Kemmenade  . 11.2 10.27 0.12  » 
 3de  Kemmenade—Terborg. .  3.5 11.40 0.23  » 
 4de  Terborg-—Ulft. . . . . . 5.8 12.50 0.22  » 
 5de  Ulft—Engbergsche brug 1.8 13.50 0.20  » 
 Totaal 30.7 
 Boven  de  Engbergsche  brug  strekt  zieh  het  afvoerkanaal  op  
 Nederlandsch  gebied  nog  250  M.  uit;  de  lengte  van  den  ver-  
 beterden  Aastrang  op  Nederlandsch  gebied  is  ongeveer  5 KM. 
 De  stuwen  zijn  zoo  ruim  gebouwd,  dat  zij,  geheel  geopend  
 zijnde,  bij  maximum  afvoer  geen  of ongeveer  geen  opstuwing  
 veroorzaken,  zoodat  alsdan  de  verhanglijn een regelmatig beloop  
 vertoont.  De  waterkeering  bestaat  uit  ijzeren  schuiven,  drie  
 hoog,  loopende  tusschen  ijzeren  stijlen.  Bij  grooten  afvoer  en  
 ijsgang  kan  alles  worden  opgeruimd  met  behulp  van  een  
 boven  de  waterkeering  rollend  windwerk,  dat  tevens  voor  de  
 gewone  beweging  van  de schuiven dient. De stijlen zijn draaibaar  
 om  een  as,  die  onder  tegen  de brug is bevestigd en daarbeneden  
 tegen  sloffen  op  de  fundeering.  Het  optrekken  van de schuiven  
 geschiedt  met  een  aan  het  windwerk  hangende  schaar.  Plaat  
 XV  geeft  een  voorstelling  van  de  stuw  te Doesburg, die  van  
 de  overige  slechts  in  zoover  verschilt,  dat  zij  een  afzonderlijk  
 kunstwerk  vormt,  terwijl  bij  de  overige een van de landhoofden  
 zoodanig  is  verlengd,  dat  het  tevens  als  kolkmuur  van  de  
 daarnaast  liggende  sehutsluis  dienst  doet.  De  schutsluizen  zijn  
 op  palen  gefundeerd  en met  houten  deuren  en  steenen  muren  
 voorzien,  behalve  die  te  Doesburg,  waar  de schutkolkwand met  
 pakwerk  is  opgezet. 
 In  de  vaste  houten  bruggen  over  den  Ouden IJssel te Keppel  
 en  te Terborg werden ophaalbruggen gebouwd; bij elk kunstwerk  
 werd  een  wachterswoning  geplaatst  en  längs  de  geheele  rivier  
 een jaagpad  aangelegd. 
 Aan  het  boveneinde  vormt  zoowel  de  Oude  IJssel  als  de  
 Aastrang  de grens tusschen Nederland en Pruissen. Deze gedeelten  
 worden  van  Rijkswege  gemeenschappelijk met Pruissen voor den  
 waterafvoer  geschikt  gemaakt. 
 De  kosten  van  het  werk  hebben  ruim f   900 000  bedragen;  
 daar  het  nog  niet  geheel  voltooid  is,  kan  dit  bedrag  slechts  
 bij  benadering  worden  opgegeven. 
 2!*.  De  A a lt en s c h e   S lin g e .  De  verbetering  der  zoogenaamde  
 kleine  rivieren  is  slechts  een  eerste  stap  op  den  weg  
 om  tot  een  volledige  verbetering  van  den  vvaterstaatstoestand  
 te  geräken. Het  was  dus  eerst  toen  de  normaliseering  van  den  
 Ouden IJssel  tot  een  zekere  hoogte  was  gevorderd,  dat  polder-  
 meesters  van  de  afdeeling  Slingebeken  de  verbetering  van  de  
 aan  hunne  zorgen  opgedragen Aaltensche Slinge (in tegenstelling  
 met  de  Groeulosche,  die  op  de  Berkel  lost)  konden overwegen. 
 Zij  deden  daartoe een ontwerp opmaken, dat den lsten November  
 1895 werd  ingeleverd  en  kort  daarna  door de belanghebbenden  
 werd  goedgekeurd.  Over  de  financieele  uitvoerbaarheid  wordt  
 tbans  beraadslaagd. 
 De  Aaltensche  Slinge  komt  in  de  gemeente Winterswijk op  
 Nederlandsch  grondgebied.  Twaalf KM.  boven  Doetinchem ver-  
 deelt  zij zieh  in  een  westelijken  tak,  die  onder  den  naam  van  
 Beneden-Slinge  bij  Doetinchem  den  Ouden  IJssel  bereikt  en  
 een  oostelijken,  die  onder  den  naam  van  Bielheimer-beek  bij  
 «de  Pol»  in  dezelfde  rivier  valt.  De  lengte  van  de  Slinge  op  
 Nederlandsch  gebied  is 46.5  KM.,  die  van  de  Bielheimer-beek 
 9.5  KM. ;  het  algemeen  verval  van  den bodem tusschen de eind-  
 piinten  is  0.55  M.  per  KM.,  dat  echter  door  verschillende  
 stuwen  gebroken wordt. Het geheele stroomgebied is groot 18 729  
 HA.,  waarvan  4 200  in  Pruissen  gelegen  zijn. 
 De  binnen  de  boorden  af te  voeren  hoeveelheid  water  werd  
 berekend  naar  een  hoeveelheid  van  0.500 M*.  per  secunde  en  
 per  1000 HA.  Een  hoeveelheid  van  1.667 M*.  per secunde werd  
 gereltend,  ingevolge  oude  bestaande  rechten,  bij  Aalten  door de  
 aanliggende  waterschapsafdeeling  naar  den  Ouden  IJssel  af  te  
 vloeien. 
 De  verbeteringswerken  bestaan  uit  de  verruiming  van  het  
 profil, waarbij  in  hoofdzaak  de  bestaande  bodem werdgevolgd,  
 ten  einde  des  zomers  geene belangrijke verlaging van den grond-  
 waterspiegel  te  verkrijgen.  In  verbaud  hiermede  worden  ook  
 eenige  nieuwe  stuwen  voorgesteld. 
 De  kosten  zijn  als  volgt  geraamd.: 
 .  .  1 13 000  
 .  .  1 35 900  
 .  .  |   21100 
 onteigenmg....................................... 
 grondwerk  en  oeververdediging  .  .  
 kunstwerken,  diversen  en  uitvoering 
 f  70000 
 3°.  De  V o rd en sch e   Beek.  Deze  beek  wordt  geacht  een  
 aanvang  te  nemen  te  Lichtenvoorde  in  den  weg  naar  Groenlo  
 bij  de  zamenvloeiing  der  Weijenburgsche-  en  Pillenbeek.  Zij  
 stroomt  onder  de  namen  achtereenvolgens  van Lichtenvoorden-  
 sche-,  Ruurlosche-,  Vordensche-  en  Hackfortsche-beek  naar  den  
 Gelderschen  JJssel,  waarin  zij  opgenomen wordt  op  de  grens  
 van  Warnsveld  en  Steenderen. 
 Ten  gevolge  van  sterk  gevoelden  waterlast,  vooral  aan  het  
 boveneinde  van  de  beek, nam  eene  commissie  uit  de  streek het  
 initiatief  tot  het  doen  opmaken  van  een  ontwerp,  waarvan  de  
 kosten  door  de  belanghebbende  gemeenten  werden  gedragen  
 met  een  provinciaal  subsidie.  Dit  ontwerp  werd  in  Mei  1895  
 ingediend.  De  uitvoering  is  nog  geenszins  verzekerd  en  wordt  
 bemoeielijkt  door  de  omstandigheid,  dat.tusschen  de  belanghebbende  
 gronden  geen  waterschapsverband  bestaat. 
 Gedurende  hären  loop  neemt  de  beek  verschillende  watergangen  
 op;  haar geheele  stroomgebied  is  groot  28 262  HA.  De  
 lengte  der  beek  is  38  KM.,  de algemeene helling van den bodem  
 0.36 M.  per  KM.,  door  eenige  stuwen (te Ruurlo, aan de Wierse,  
 te  Vorden  en  bij  Hackfort)  verbroken. 
 De  hoeveelheid  water,  waarnaar het dwarsprofil is bepaald, bedrängt  
 0.500 M*.  per  secunde  en  per  1000 HA. Voor het stroomgebied  
 boven  het  aangenomen  beginpunt der beek werd, met het  
 oog  op  de  aldaar  voorkomende  steile  terreinhellingen, 0.800 M*.  
 aangenomen;  dit  gedeelte  is  echter‘niet  grooter  dan  713  HA. 
 Ook  bij  deze  beek  werd  geen  of geringe bodemverdieping ont-  
 worpen;  eenige stuwen zullen worden verruimd. De hoogwaterlijn  
 werd  in  het  algemeen  beneden het peil der aanliggende gronden  
 ontworpen;  waar  zulks  niet  kon  geschieden  werd een kade ont-  
 worpen  en  de  waterlossing  op  een  lager liggend punt verzekerd.  
 De  kosten  zijn geraamd  als  volgt: 
 onteigening.......................................  /   38 000 
 grondwerk  en  oeververdediging...................................»  92 550 
 kunstwerken,  diversen  en  uitvoering . . . . . .   41450 
 Samen  .  .  .  /1 7 2  000