houten geleiderd met het getij op en nefir kan bewegen en door
iniddel van een 23. M. lange en 3.30 M. breede, ijzeren ponton-
brug met den vasten wal verbonden is.
Voor den veerdienst zijn twee stalen raderstoomponten aan-
wezig, zoodat steeds een vaartnig in reserve blijft. Deze ponten
hebben eene lengte van 29 M. en eene breedte over de rader-
kasten van 12.25 M., terwijl zij voor voertuigen een 4.50 M.
breed dek aanbieden, waarlangs mimten zijn afgeschoten voor
de voetgangers. Het laden en loasen geschiedt geheel op de wijze
van eene gewone pont, zoodat niet .gewend beboeft te worden.
In verband hiermede zijn beide boegen symmetrisch gebouwd
en elk met een roer voorzien.
A fw a te r in g van de do o r de n ieuw e r iv ie r d o o r-
sn ed en la n d s tr c ek .
Een belangrijk gevolg van de verlegging van den Maasmond
is de wijziging, die bierdoor gebracht wordt in de uitwate-
ring der landstreek, welke door de nieuwe rivier wordt door-
sneden.
Deze landstreek is te onderscheiden als volgt:
a. het boven- en benedenland van Heusd'en;
b. het land van Oud- en Nieuw Altena;
c. de Langstraatsche binnen- en buioonpolders;
d. de polders längs de Donge;
e. de polders längs den Amer.
Voordat met de werken tot verlegging van den Maasmond
werd aangevangen, geschiedde de uitwatering van deze landen, te
zamen omvattende omstreeks 30000 HA., op de navolgende wijze:
A. -Op het Onde Maasje, de sub a en c genoemde landen.
B. Op den Amer, de sub 6 en e genoemde landen.
De polders, sub d genoemd, wateren längs de Donge evenzoo
op den Amer af.
De wijzigingen in de uitwatering, die rechtstreeks gevolg zijn
van de verlegging van den Maasmond, waarmede bedoeld worden
de wijzigingen, noodzakelijk doordat bestaande waterleidingen
voor de werken worden ingenomen, zijn van eenvoudigen en
weinig omvangrijken aard. Zij bepalen zieh hoofdzakelijk tot
het aanleggen van waterleidingen längs de onteigeningsgrens en
tot het zuidwaarts omleggen van het Oude Maasje tusschen
Gansoijen en den mond der Labbegatsche haven, omdat het
over dat gedeelte door de nieuwe rivier wordt afgesneden.
Van veel meer belang zijn de werken, die noodig geacht
worden ten gevolge van de belemmering, die de uitwatering in
het algemeen zal ondervinden, door de verhooging van de eb-
standen, die na de rivierverlegging te verwachten is op het
Oude Maasje en den Amer en de daarmede in gemeenschap
staande wateren.
Ter voorziening in de hieruit voortvloeiende bezwaren zijn de
navolgende werken ontworpen en ten deele reeds uitgevoerd.
I. Voor de polders, die ten noorden van de nieuwe rivier
komen te liggen en vroeger op het Oude Maasje uitwaterden,
gezamenlijk groot omstreeks 3700 HA.,
een kanaal, genaamd het Noorder-afwateringskanaal längs de
noordzijde van den noorderrivierdijk, aanvangende ten oosten
van Genderen en in de nieuwe rivier uitmondende nabij het
Keizersveer.
Bij eene lengte van omstreeks 15 KM., heeft dit kanaal eene
diepte van 0.60 tot 1.80 M. onder kanaalpeil en eene bodems-
breedte van 1.80 tot 10 M.
Een gedeelte van het kanaal wordt gevormd door het afgesneden
vak van het Oude Maasje tusschen Drongelen en Hagoort,
waar de breedte en diepte grooter zijn dan hiervoren genoemd.
De uitwatering op de rivier geschiedt door eene sluis, wijd
5 M., en waarvan de drempel ligt op 2.14 M. — NAP.
Naast de sluis is een stoomgemaal gebouwd van 66 water-
paardekrachten, bestaande uit een scheprad, breed 2 M. bij
8 M middellijn, gedreven door een tweelingmachine, werkende
met 5 atmospheer overdruk in den ketel.
Ten behoeve van de voeding der landen in den zomer en
voor de behoeften van de bewoners wordt periodiek water door
de sluis ingelaten.
Het kanaal is door eene sluis nabij Drongelen in twee panden
verdeeld.
Voor de waterinlating op het bovenpand is nabij Genderen
een duiker gebouwd onder den noorder-rivierdijk.
H. Voor de polders die uitwateren op de Bleek en Oostkil,
te zamen omstreeks 10 000 HA, en voor die längs de noordzijde
van den Amer, groot omstreeks 1000 HA., is nog niet vast-
gesteld op welke wijze in de uitwatering zal voorzien worden.
III. Voor de uitwatering van een gedeelte, groot omstreeks
90 HA., van den polder Herpt.en Bern, dat ten noorden van
de nieuwe rivier kwam te liggen en daardoor van uitwatering
verstoken was, is nabij het Heleind een stoomgemaal gesticht
van 64 waterpaardekracht, bestaande uit 2 centrifugaalpompen
van 1.68 M. middellijn, ieder gedreven door een enkelvoudige
stoommachine, werkende met 5 atmospheer overdruk in den
ketel.
IV. Voor de uitwatering der landen ten zuiden van de nieuwe
rivier, gelegen tusschen Vlijmen en het kanaal ’s Hertogenbosch—
Drongelen, welke landen, groot omstreeks 4300 HA., tot dusverre
op het bovendeel van het Oude Maasje uitwateren, wordt naast
dit Oude Maasje ter plaatse van de kruising met genoemd
kanaal een uitwateringssluis gebouwd, wijd 8 M. bij eene
drempeldiepte van 2.44 M. beneden NAP.
Voor de voeding der polders in den zomer wordt het water
door deze sluis periodiek ingelaten.
Het Oude Maasje wordt onder het kanaal’s Hertogenbosch—
Drongelen doorgeleid door een grondduiker, bestaande uit 4
gemetselde kokers, elk wijd 1.70 M. en hoog 1.60 M.
Naast de uitwateringssluis wordt een stoomgemaal gebouwd
van 53 waterpaardekrachten, bestaande uit eene horizontale
centrifugaalpomp, gedreven door een compound-machine, werkende
met 8 atmospheeren overdruk in den ketel.
V. Voor de uitwatering der Langstraatsche binnen- en buiten-
polders bezuiden het Oude Maasje en bewesten de Waalwijksche
haven, te zamen omstreeks 4300 HA., wordt een kanaal aan-
gelegd, aanvangende nabij de Sprangsloot en uitmondende op
het Oude Maasje nabij Keizersveer.
Bij eene lengte van 12 KM. verkrijgt dit kanaal eene diepte
van 1.20 tot 2.00 M. onder kanaalpeil en eene bodemsbreedte
van 2.50 tot .10 M.
De uitwatering op de rivier geschiedt door eene sluis met 2
openingen, elk van 5 M. wijdte, en waarvan de slagdrempel
ligt op 2.64 M. —NAP.
Naast de sluis is een stoomgemaal gebouwd van 86 waterpaardekrachten,
bestaande uit een scheprad, breed 2.50 M. bij
7.5 M. middellijn, gedreven door eene tweelingmachine, werkende
met 5'/j atmospheeren overdruk in den ketel.
Voor de voeding der landen in den zomer blijft de gelegen-
heid bestaan längs het Oude Maasje en door de aanwezige
sluizen en duikers, terwijl het kanaal uitsluitend dient voor de
afwatering.
VI. Voor de uitwatering der landen gelegen tusschen den
zuiderrivierdijk en het Oude Maasje, groot omstreeks 400 HA.,
wordt eene waterleiding gegraven längs de zuidzijde van dien
dijk naar de Dussensche Gantel, welke laatste nabij het zuid-
einde wordt afgedamd.
In de afdamming wordt eene uitwateringssluis gebouwd en
daarnaast, vermoedelijk, een stoomgemaal gesticht.
VII. Voor de polders die uitwateren op, de Donge en, j längs l
de zuidzijde van den Amer, te zamen omstreeks 6000 HA., is
nog niet vastgesteld op- welke wijze in de uitwatering zal worden
voorzien.
Overige werken in verband met de v e r leg g in g van-
den Maasmond.
In verband met de verlegging van den Maasmond zijn. nog
te vermelden;
de sluiting van de Heerewaardensche overlaten;
het scheepvaartkanaal Engelen-—Henriettewaard;
de Dieze werken;
het afwateringskanaal ’sHertogenbosch—Drongelen;
de ophooging van de zomersluiting in den Baardwijkschen
oyerlaat met hulpgat.
De door - de wet gevorderde beteugeling van de Heerewaar-
densche overlaten is tot stand gebracht door. een 6700 M. langen,
dijk. Om tegen overstorting van Waalwater naar de Maas bestand
te zijn, zijn de 3 tot 5.50 M. breede kruin, het onder eene,
helling van 5 ft 7 op 1 liggende Maasbeloop en een 3 M-breede
bipnenbsrm met basalt op puin bezet. Het onder 2 1/, op 1
hellende Waalbeloop is slechts bezood.
De dijk, thans nog met de kruin liggende op 7.90 M. -4- AP.,
mag ingevolge do wet niet watervrij worden opgehoogd,? voor
dat de opening van de nieuwe rivier plaat-s heeft.
Voor het scheepvaartkanaal Engelen-^Henriettewaard en de
Diezewerken, zij verwezen naar het opstel van den hoofdingenieur
Hoogenboom over *de Zuid-Willemsvaart in Noordbrabant met
de Dieze», waar die werken kortelijk worden omschreven.
Wanneer op de Maas te Crevecoeur zoodanige waterstand
voorkomt, dat de uitwatering van de Dieze gestremd is, dan
heeft! het door, Dommel en Aa op de Dieze aangevoerde water
geen uitweg en wordt een zeker gebied nabij ’sHertogenbosch
met overstrpoming bedreigd. Houden de hooge Maasstanden
laug aan, dan raakt dit gebied onder water, wat vooral
bij hooge zomerstanden groot nadeel ten gevolge kan hebben
voor de bskade hooilanden längs de Beneden-Dommel en Be-
neden-Aa. Hierin zal worden voorzien door het afwateringskanaal
van ’s Hertogenbosch naar Drongelen, dat, behalve het
Dommel- en Aa-water, bij Cromvoirt ook het water van de
Broekleij zal opnemen.
Het kanaal vangt aan bij de 60 M. wijde doorlaatbrug in
den spoorweg naar Boxtel bezuiden het Station ’s Hertogenbosch,
loopt door de HeLvoirtsche en Drunensche heide naar den
Baardwijkschen overlaat,: waar het den westelijken leidijk van
dien overlaat volgt tot Baardwijk om zieh vervolgens naar. de
nieuwe Maasmonding te richten bij Gansoijen, waar het door,
middel van eene keer- en uitwateringssluis in de nieuwe rivier
uitmondt.
Het kanaal verkrijgt eene lengte van ongeveer 19.5 KM. en
een 12 M. breeden bodem, die van 0,50 M. boven tot 0.36 M. onder
AP, daalt. De sluis in den benedenmond verkrijgt vijf openingen,
waarvan 66n wijd 6 M. en de overige elk 1.50 M., terwijl de
slagdrempels liggen op 0.50 M. — AP.
Het water van de Beersche, Maas, dat bij hevige werking van
dien overlaat niet geheel boven en längs de; Dieze op de Maas
geloosd kan worden, doch zieh ook gedeeltelijk over den linker
Diezedijk stört, vindt thans, met het water van den Bokhoven-
schen overlaat, een uitweg over den Baardwijkschen overlaat,
door de Langstraatsche buitenpolders naar het Oude Maasje.
Deze weg zal door het kanaal ’s Hertogenbosch—Drongelen
versperd worden. Daaroin zal, in de toekomst, het bedoelde
water gekeerd worden tegen eene ophooging van de zomersluiting
in den Baardwijkschen overlaat, terwijl in die ophooging een
hulpgat zal worden geopend om, in verband met een hulpgat
in den nieuwen rivierdijk beneden Doeveren, het overstroomings-
water af te voeren, ingeval de waterstand tegen den dijk van
Nieuwkuik en Drunen tot boven de hoogte van 6.60 M. -I- AP.
stijgt.
S tan d en k o s t e n v an h e t werk.
Op de schetsteekening (plaat V), gevoegd bij. do bescbrijving
van de nieuwe rivier en aldaar genoemd op, bladzijde 22, zijn
de nieuwe werken aangeduid.
Van die werken ■kunnen thans als voltooid worden aangemerkt
de eigenlijke nieuwe rivier met het verruimd Heusdensch kanaal
ende nor maliseering van den Amer, de veren over de nieuwe-
rivier, het stoomgemaal nabij het Heleind en hot Noorder-
afwateringskanaal. De overige werken zijn in uitvoering of
moeten nog worden .aanbesteed.
De kosten kunnen worden gesteld:
voor de werken, welke reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn,
met inbegrip van den aankoop van gronden, rond f 19 000 000
voor de nog aan te besteden werken. . . » ■ » • 2 800 000
Te zamen . . - / 21800 000
behal ve hetgeen zal noodig zijn tot voorziening in de afwatering..
van Bleek en- Oostkil. en van de Dongepolders, waarvoor de'
plannen nog niet zijn-vastgesteld.
W. K. BEHRENS.
IJSOPRUIMING OP RIVIEREN EN OPEN HOü'DEN
BIJ VORST, VAN DEN TOEGANG TOT
AMSTERDAM UIT ZEE.
<? „
I. IJSOPRUIMING OP 'RIVIEREN.
i-et gevaar waaraan de längs, de rivieren gelegen'
Dijksdistricten blootstaan, ook na de groote verbete-
ringen, die deze rivieren mede als afvoerwegen voor
| het ijs hebben ondergaan, blijft bij strenge winters
het vormen van ijsyerstoppingen, dientengevolge overloop van
de dijken, on doorbraak. In Over-en Neder-Betuwe, Tielerwaard,
Alblasserwaard, Bommelerwaard en in het land tusschen Maas en
Waal vielen in deXVIde eeuw 11, in de XVHde 22, in deXVIIIde
22, in de XIXde eeuw 10 doorbraken met overstroomingen. De
laatste groote overstroomingen als gevolg van ijsdammen . zijn -
die van 1855 en 1861. Inzonderheid na 1861. werden de rivieren
op groote schaal genormaliseerd, de rivierdijken belangrijk,
verzwaard, verhoogd, op aangevallen gedeelten met steenglooiing
; verdedigd, de Maasdijken ontlast ■ door verhooging van de
Heerewaardensche overlaten, terwijl tegen het eind dezer eeuw
-gereed komt de verlegging der Maas naar den Amer, waarvan
| hoofddoel is, om vormihg van ijsverstoppingen op de Bene-
jden-Waal, de Boven-Merwede en de Beneden-Maas te keeren.
'Het ligt dan ook in den aard der zaak, dat in de laatste
50 jaren ijverig is gestreefd naar oplossing van het vraagstuk
der beste wijze, ,om bevrijding der rivieren van het ijs te be*
: spoedigen.
I Reeds in 1771 richtte: de onder-lieutenant van ’s lands artillerie
:Olans Nicolai Degerman het voorstel aan de heeren Staten
van Holland en Westvriesland, om 600 gülden beschikbaar te
stellen tot het nemen van proeven met buskruitmijnen «om de
. hooge ijsdammen en verstoppingen in de rivieren te breken en.
j te. doen vlotten». Tot uitvoering schijnt het destijds niet te zijn
Igekomen.