■ H i
Bi:! : ?
I Iff
DE TELEGRAFIE EN TELEFONIE IN
NEDERLAND.
@ ü _________________
I lechts weinige jaren vôôr de oprichting van het
Roninklijk Instituut van Ingenieure ving de elektromagnetische
telegraaf haar tocht om de wereld aan,
I en werd èen begin gemaakt met den aanlegvandat
reusachtige net van dfaden met zijne eigenaardig samen-
gestelde knooppunten, waarbinnen de aarde thans alsgevangen
gehouden wordt.
De eerste pogingen om de elektriciteit dienstig te maken aan
het op verren afstand overbrengen van teekens, ter vertolking van
de menschelijke gedachte, dagteekenen evenwel van veel vroeger.
Reeds in 1774 is Le Sage te Genève in deze richting werk-
zaam geweest. Hij maakte gebruik van de wrijvingselektriciteit
om, met behulp van 24 geïsoleerde geleidingen, letters over te
brengen. Ter bereiking van dit doel waren aan het uiteinde
van elken geleider, door middel van zijden draden, twee vlier-
pitballetjes opgehangen, die elkander afstieten, zoodra het andere
einde van den geleider met den conductor van eene elektriseer-
machine in gemeenschap werd gebracht. Elk paar vlierpitballetjes
stelde eene letter van het alphabet voor.
Ziedaar de voorlooper van dat mächtige verkeersmiddel, dat,
van een wetenschappelijk standpunt bekeken, in de telefoon,
althans voor het oogenblik, zijne grootste volmaaktheid heeft
verkregen.
De voordeelen, die eene inrichting, zooals L e S a g e zieh deze
had gedacht, zoude kunnen aanbieden, waren zoo zeer in het
oogloopend, dat van vele zijden pogingen werden aangewend
om in deze zeker hoogst gebrekkige wijze van telegrafeeren ver-
eenvoudiging en verbetering te brengen. Meer in het bijzonder
dienen vermeld te worden de proefnemingen van L o m o n d ,
R et isser , B ö c km a n n , S a l v a , B é t a n c o u r t en Ca v a l l o . Edoch,
het mocht niet gelukken iets bruikbaars tot stand te brengen,
voordat S . Th. S ö m m e r in g i n 1807 het denkbeeid opperde om,
in plaats van statische elektriciteit, gebruik te maken van
galvanische.
In 1808 vervaardigde hij te München een toestel, waarvan de
werking berustte op de eigenschap der elektriciteit, om water
te ontleden. Op het station, waarheen geseind moest worden,
plaatste hij een waterbak, waarin 35 omgekeerde glazen stolpjes
werden gesteld, insgelijks met water gevuld; onder elke stolp
kwam het vergulde uiteinde van een van de 35 draden uit, die
van het station kwamen, waar men voornemens was te seinen.
Op dat station was elke draad aan een kleinen geelkoperen cylinder
verbonden, met behulp waarvan men twee van deze draden
met de polen eener VoLTA’schekolomkon verbinden. Elk stolpje
was met eene letter of een cijfer geteekend. Naar verkiezen kon
men nu gasbellen doen opstijgen onder de stolpjes, en zoodoende
het teeken aanduiden, dat men wenschte over te brengen.
H o e w e l d e z e i n r i c h t i n g v o o r z e k e r n i e t m i n d e r o m s l a c h t ig w a s
d a n d i e v a n L e S a g e , h a d zij e e n n i e u w d e n k b e e id t o t g r o n d -
s l a g , d a t t o t b e t e r z o u l e id e n .
In hoofdzaak vormde het gro.ot aantal geleidingen, dat tusschen
de seinende posten vereischt werd. een bezwaar van
praktischen aard, dat overwonnen moest worden. Met meer of
minder succes deden achtereenvolgens in deze richting onder-
zoekingen S c h w e ig e r , J o h n R e d m a n , C o p e , F r a n c is R o n a ld s
v o n H a m m e r sm it h en tal van andere geleerden.
Het was echter voor A m p è r e weggelegd om in 1820, kortna
de ontdekking van Oe r s t e d t , het beginsel van een elektro-mag-
netische telegraaf aan te geven,
Nochtans duurde het tot 1837, voordat het gelukte een
toestel samen te stellen, die voor toepassing op ruimer schaal
geschikt was, en waarbij het aantal geleidingen tot één enkele
kon worden teruggebracht. De eer hiervan komt toe aan M o r s e ,
wiens naam onafscheidelijk aan de geschiedenis van de telegraaf
verbonden zal blijven.
Intusschen waren ook andere personen met vrucht werkzaam
geweest, wier namen met ongenoemd mögen blijven, namelijk
G a u s s en W e b e r , D a v y , S t e in h e il , B a in , G in t l , S t ö h r b r , en
vooral W h e a t s t o n e en C o o k e . Deze laatsten hadden bereids
bij het optreden van M o r s e eene telegrafische gemeenschap
längs den spoorweg tusschen Londen en Birmingham tot stand
gebracht, waarbij evenwel nog 5 draden noodig waren. Vermits
de aanleg van deze lijn £ 200 per KM. kpstte, werd daarmede
niet voortgegaan.
Het meerdere nut, dat de door M o r s e uitgedachté toestel
aanbood boven elken anderen tot dusver geconstrueerden, bestond
in de snelheid, waarmede de teekens overgebracht en op het
papier weergegeven werden.
Met ophef vindt men melding gemaakt van het feit, dat de
boodschap van den gouverneur Y o u n g aan de Wetgevende
Vergadering te Albany, welke men den 5den Januari 1847,
18 minuten v66r 12 uur in Albany begon voor te lezen, en die
door de telegraaf naar New-York werd geseind, zieh des na-
middags te 3 uur bevond in handen van den uitgever van
het dagblad. Deze boodschap bevatte 5000 woorden en werd
door twee gelijktijdig werkende telegrafen overgebracht.
Thans, een halve eeuw later, is een soortgelijk bericht uit
Amerika tot ons gekomen. Op een festijn namelijk, dat ter
gelegenheid van de jongste Elektrische Tentoonstelling te New-
York plaats had, zond het hoofd van het Post- en Telegraaf-
Departement een telegram, rondom de aarde, aan het adres
van E d iso n , die tegenover hem aan den feestdisch wasgezeten.
Binnen 50 minuten bereikte dit bericht zijne bestemming.
Het ligt voor de hand dat de nieuwe vinding in hooge mate
de aandacht moest trekken van de spoorwegingenieurs, die
daarin een middel van onschatbare waarde zagen voor de
ontwikkeling van het- verkeer längs den ijzeren weg. Zoo ook
in Nederland, waar de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaat-
schappij in 1844 aan den heer E. W e n c k e b a c h , destijds
fabrikant van wis- en natuurkundige werktuigen te Amsterdam,
den aanleg opdroeg van eene telegraaflijn längs hare baan,
welke zieh niet verder dan van Amsterdam tot Haarlem uit-
strekte. De uitbreiding van deze spoorwegtelegraaf hield met
die van den spoorweg gelijken tred, terwijl bij Roninklijk
besluit van 19 December 1847, n°. 46, der Maatschappij werd
toegestaan hare telegraafinrichtingen tevens voor algemeen gebruik
beschikbaar te stellen.
Een Roninklijk besluit van denzelfden dag gaf den heeren
C. C. v a n H a l l en E. W en c k e b a c h vergunning tot den aanleg
van eene lijn tusschen Amsterdam en den Helder, en den
laatste bovendien nog afzonderlijk voor eene lijn van Rotterdam
naar Brouwershaven.
Terwijl aldus de eerste stoot aan de telegrafìe in Nederland
gegeven was, moest van zelf zieh de vraag' voordoen, of de
Staat den vorderen aanleg en de exploitatie der telegrafie op
zieh zou nemen, en of het niet tijd werd met de naburigo
Rijken omtrent wederzijdsche aansluiting overeen te komen.
De minister T h o r b e c k e belastte met dit onderzoek eene
commissie, bestaande uit de heeren L . J: A . v a n d e r R u n