het atrand ingegraven, en werd tevens in het voigende jaar 1894
de met den slaperdijk verheelde Zanddijk gebracht op eene
kruinsbreedte van 60 M. ter hoogte van 6.50 à 7 M. + DP.
De heyige en buitengewoon hooge stormvloed van 22/23
Decernber 1894, welke aan de zeesluis te Scheveningen een
stand bereikte van 3.95 M. + DP., veroorzaakte veel afslag
aan de zeewering en schade aan de hoofden.
De proef met de kleibekleeding had alleen aan de uiteinden
geleden, doch was overigens bestand gebleken.
Te Scheveningen vooral ontstond belangrijke afslag van het
niet beveiligde buitenduinheloop, waardoor ter plaàtse van
de Keizerstraat, waar de zeewering slechts eene breedte had
van ongeveer 25 M. op de hoogte van 7 M. + DP., eenetijde-
lijke voorziening van het buitenduinheloop noodig was.
Over 60 M. lengte werd eene cementmortelglooiing gemaakt,
welke op 14 Januari 1895 gereed was.
Deze cementglooiing, welke aan den voet en aan de uiteinden
voorzien was door zeilen, belast met zakken gevuld met
zand, had eene dikte van 0.40 à 0.50 M. en reikte van 3 M.
tot 6.50 M. + DP : de cementmortel bestond uit 1 deel cernent
en 4 deelen duinzand.
Bij den stormvloed van 23 Januari 1895 daaraanvolgende,
welke een stand bereikte van 3.25 M. -+- DP., bleek de cementglooiing
rceds goed bestand te zijn tegen golfslag en ontstond
geen vordere afslag aldaar.
Onmiddellijk mV dezen stormvloed werden maatregelen ge-
nomen en plannen en ontwerpen gemaakt, ten éinde deze in
het werkseizoen van 1S95 te kunnen uitvoeren.
Zoo werden in het voorjaar van 1895 aanbesteed de ver-
zwaring en verbreeding der zeewering tusschen de strandpalen
111 tot 117, om deze te brengen op eene kruinsbreedte van 25 M.
op de hoogte van 6.50 à 7 M. + DP., terwijl tevens werd
overgegaan tot eene voortgezette proefneming op grooter schaal
met de kleibekleeding, waartoe deze kleibekleeding over 1000 M.
lengte tusschen de strandpalen 113 en 114 werd doorgetrokken ;
zij had eene dikte van 0.80 M. en een beloop van 4 op 1,
reikende van 1.50 tot 6 M. -t- DP.
Dit werk kwam evenals de verzwaring tot 20 M. kruinsbreedte
in November 1894 gereed.
Aannemer van dit werk was de heer H. T. W ie g e r in k te
Groenlo voor de som van / 165 650.
Tegelijkertijd werden reeds in Maart 1895 aanbesteed drie
nieuwe hoofden te Scheveningen, zijnde de n°*. 41, 42 en 43,
lang 220 M. en gelegd op afstanden van ongeveer 500 M.
Tevens werd tegenover de Keizerstraat te Scheveningen een
140 M. lange muur van basait en cementbeton en aan den voet
een zware steenglooiing gemaakt, waarvan de construetie en afme-
tingen in de dwarsdoorsnede op bijgaande schets zijn aangegeven.
Dit cementbeton bestond uit : 1 deel Josson-cement -+■ 3
deelen grof scherp rivierzand -+- 3 deelen klinker-ovenpuin.
Bovendien werd de muur zeewaarts vooruit gebracht, zoo-
dat tegenover de Keizerstraat de zeewering op de hoogte van
7 M. + DP. eene kruinsbreedte verkreeg van ongeveer 50 M.
Dit werk, dat met de drie hoofden door Delfland in Maart
1895 was aanbesteed voor f 222 000, was in November van
hetzelfde jaar geheel gereed.
De aannemers van dit werk waren de heeren A. V o l k e r L z n .
en P. A. Bös te Gorinchem.
De driedaagsche stormvloeden van 5, 6 en 7 December 1895,
welke vijf achtereenvolgende hooge vloedstanden ten gevolge
hadden, bereikten de hoogten van 2.70 tot 3.20 M. -+-DP.
De nieuw gebouwde muur aan de Keizerstraat te Scheveningen
leed hierdoor geen schade, wel evenwel de nog versehe
kleibekleeding te ’s-Gravenzande, welke nog slechts ééne maand
ond was" zij bekwam beduidende schade.
Gedurende drie achtereenvolgende stormvloeden bleef de kleibekleeding
onbeschadigd, bij den vierden vloed ontstonden
gaten, welke zieh bij den vijfden'vloed tot aan de kruin uit-
breidden.
■ Opmerkelijk was hierbij, dat 66n vierde gedeelte van de
geheele lengte der kleibekleeding, nabij het lange hoofd 3a gelegen,
geheel' onbeschadigd gebleven was.
In het. voorjaar van 1896 werd onmiddellijk weder met de
herstelling van de kleibekleeding aangevangen, welke nog in
Augustus 1896 gereed kwam en tot eene lengte van ongeveer
1500 M. werd uitgebreid tegelijk met de verzwaring van den
kunstmatigen 'zeeregel tusschen strandpalen 111 tot 117, welke
;,over 6000 M. lengte op eene kruinsbreedte van 25 M. werd
gebracht.
De günstige invloed van het verlengde- of lange hoofd 3a
was niet alleen op het strand ter weßrszijden daarvan merkbaar,
zooals uit de dwarsprofillen op de schets blijkt, maardaardoor
ook merkbaar geweest op de kleibekleeding, die. in elk geval
verdere afnamc van de zeewering aldaar heeft voorkomen.
Dientengevolge werd dan ook in April 1896 als eerste stap
aanbesteed de zeewaartsche verlenging van drie hoofden 4a, 5a
en 6a, elk met 100 M., gelegen tusschen de strandpalen 113
en 115, voor eene som van / 186 000; twee van deze hoofden
kwamen nog in November van 1896 ’ gereed tot eene totale
lengte van. 335 M. elk.
De aannemer van dit werk is de heer J. v a n d e r P l a s te
Hardinxveld.
Hier ter plaatse, waar retireeren met de zeewering ten gevolge
van de verheeling met den slaperdijk niet wel meer mogelijk
is, werd : dit jaar de grondslag gelegd voor eene aan vallende
verdediging door de hoofden zeewaarts te verlengen, waarvan
blijkens den uitslag van de werking van hoofd 3a op het strand
(zie de dwarsprofillen van plaat XXXI) goede verwachtingen ge-
koesterd worden.
Nög werd in 1896 door. het Hoogheemraadschap Delfland de
muur tegenover de Keizerstraat over ongeveer 70 M. zuidwest-
waarts doorgetrokken met een holle steenglooiing tot aan- en
in het buitenduinheloop.
Ingevolge reeds in 1895 daarvoor gemaakte plannen werd
den 16den Januari 1896 door het Hoogheemraadschap Delfland
aan de gemeente ’sGravenhage vergunning verleend om
den muur tegenover de Keizerstraat noordwaarts door te trekken
tot voorbij het Kurhaus over een lengte van ongeveer 1130 M.,
welk werk nog in het najaar van 1896 werd opgetrokken over
100 M. lengte tot 7 M. DP. en het overige gedeelte tot
5 M. + DP.
Te gelijkertijd en in verband met dezen muürbouw werden
door Delfland nog twee hoofden aangelegd, n03. 44 en 45 bij
het Paviljoen en ten noorden van het Kurhaus, welke hoofden
nog v66r November 1896 gereed kwamen.
De uitvoering van deze twee hoofden werd bij onderhand-
sche overeenkomst opgedragen aan de heeren A. V o l k e r L zn. en
P. A. Bos, bovenvermeld.
De werken, welke het Hoogheemraadschap Delfland na den
storm van Decqmber 1894, en als direct gevolg daarvan, in
1895 en 1896 gemaakt heeftj hebben een bedrag van ongeveer
S ton gekost.
Het onderhoud en de uitbreiding en aanleg van nieuwe werken
aan de ongeveer 20 KM. lange zeewering van Delfland hebben
het Hoogheemraadschap gedurende de jaren van 1791 tot 1846
gekost eene som v a n .................................. . . . / 1741000
en gedurende de jaren van 1846—1896 een bedrag
v a n .......................................................................... 4105 000
Te zamen . . . . f 5846000
Zeker een groot bedrag, doch als men op de schets de strand-
lijnen uit de twee voorgaande eeuwen beziet en die vergelijkt
met die van de laatste eeuw en thans, dan blijkt daaruit, dat de
uitwerking van de hoofden op het behoud van het strand zeker
günstig is geweest en het nut van de hoofden zeker niet twijfelaohtig
is te noemen, en zijn zij het groote offer wel waard geweest,
dat door het Hoogheemraadschap in de laatste eeuw
gebracht is.
Wel blijkt hieruit, dat het Hoogheemraadschap van Delfland
zieh steeds bewust is geweest, dat het, naasten als gevolg van het
uitgebreide heemrecht, dat het door het Grafelijk charter ver-
kregen heeft, ook eene groote verantwoordelijkheid en aan-
sprakelijkheid op zieh nam en dat het zieh dan ook steeds op
flinke wijze van dien plicht heeft gekweten door op onbekrompen
wijze en met vrucht te zorgen voor de verdediging van de zeewering
tot behoud van het land.
J. GROENENDAAL Jr.
DUINEN- EN OEVERWERKEN OP AMELAND.
@ 8
I et eiland Ameland, gelegen ten noorden van Friesland,
behoort tot de reeks eilanden, welke de Noordzee
van de Zuiderzee en de Wadden scheidt. Het behoud
J dezer eilanden op hun tegenwoordige plaats en in
hun bestaanden vorm is van algemeen belang, omdat dientengevolge
geen belangrijke verruiming van zeearmenof het vormen
van nieuwe plaats heeft en het régime der getijden in de
Zuiderzee standvastig blijft, terwijl die eilanden voor de zee-
weringen der noordelijke provinciën een onmisbare beschutting
zijn. Mitsdien geschiedt van Rijkswege de verdediging van
Ameland tegen de zee.
Ameland is lang ongeveer 23 KM., de grootste breedte is
3.8 KM., gemeten over het dorp Hollum, en de oppervlakte
6014 HÄ., met inbegrip van de stranden. Het aantal bewoners
is bijna 2300. Het noordelijk gedeelte van het eiland bestaat
uit duingronden ter oppervlakte van 1408 HA., welke grooten-
deels Staatseigendom zijn. Het zuidelijk gedeelte is vlak land,
waarvan ongeveer 1600 HA. wei- en hooiland en 200 HA.
bouwland. Alleen om de dorpen en bij de kooiplaats zijn ge-
deelten land- bedijkt. De hoogteligging is längs het Wad over
vrij groote breedte van 0.40 tot 1 M. boven volzee (volzee op
het Wad nabij Nes = 0.87 M. H- N.AP.; gemiddeld ofgewoon
laagwater 2 M. — VZ.; hoogst bekende waterstand 2.60 M. VZ.).
Verschillende kreken of slenken, welke op het Waduitmonden,
doorsnijden het onbedijkte land. De bodem bestaat längs het
Wad grootendeels uit klei- en klei-zandgrond; in de bochtvan
Ballum, tusschen de dorpen Ballum en Nes, evenwel uitenkel
zand, omdat de kleistrook, door afneming van het eiland, ver-
dwenen is. De binnenwaarts gelegen landen zijn zandgronden.
Du inen. De duinen, welke het eiland tegen de Noordzee
beschermen, waren sedert langen tijd — vermoedelijk twee en
een halve eeuw — op twee plaatsen onderbroken, namelijkten
westen van Nes en nabij het oosteinde van het eiland tusschen
de Kooi- en Oerderduinen ; zie de af beelding van het eiland
volgens de opneming van 1809 op plaat XXXII
De vrees, dat op beide plaatsen de zandbodem door stormvloeden
nog meer zou worden verlaagd en dat de reeds aan-
wezige geulen zieh zouden uitbreiden en het eiland deelen, is
de aanleiding geweest tot het hersteilen van de duinreeks op
kunstmatige wijze, eerst ten westen van Nes en later nabij het
oosteinde van het eiland.
De werken tot duinvorming nabij Nes dagteekenen van het
begin dezer eeuw. De eerste zanddijk, op kosten van het Domein-
bestuur aangelegd in den zomer van het jaar 1808, tusschen
de zuidelijke uiteinden van de duinen aan weêrszijden van de
Slenkvlakte, werd reeds in December van hetzelfde jaar weg-
geslagen. -
In 1828 werd het werk op nieuw begonnen, tbans door den
Waterstaat. De plaats van den door aanstuiving, met behulp
van rijsschermen en stroobepoting, te vormen zanddijk werd
meer noordelijk gekozen, waar sterker aanstuiving kon worden
verwacht, wegens den minder grooten afstand tot het Noordzee-
strand. De hoogte van den bodem, ter plaatse van den te
vormen dijk, zal gemiddeld 0 60 M. -t- VZ. hebben bedragen.
Herhaaldelijk vernielden stormvloeden den onvoltooiden dijk
geheel of teri deele, zoodat de verkregen uitkomst in 1845 nog
onbeduidend was. Sedert 1846 werd met kracht gewerkt en
werd in jaren van weinig aanstuiving het dijksprofil verzwaard
door mollen, dat is het opschuiven van zand met door paarden
voortgetrokken houten borden. De naam Moldijk is daarvan
afkomstig. De dijk, welke 1100 M. lang is, werd in 1851
voltooid, toen de zwakste vakken, welke tot de hoogte van
3.20 M: + VZ. reikten, door mollen werden gebracht pp 4M .+
VZ-, bij een kruinsbreedte van 4 M. en glooiingen aan de
noordzijde van 8 op 1 en aan de zuidzijde van 4 op 1.
De kosten van aanleg, welke zeer zeker hoog moeten zijn
geweest, kunnen niet worden opgegeven, omdat het werk grootendeels
moest worden gemaakt met behulp van het onderhouds-
materiaal, in de bestekken voor de duinbeptynting bepaald.De
kosten per M3. door aanstuiving gevormden dijk, met behulp
van rijsschuttingen en stroobepoting, werden destijds begroot
op / 0.23 en door mollen, op / 0.22.
Door aanstuiving versterbt, door later voorgestoven duinen
en door den aanleg in 1890 van een stuifdijk van 1400 M.
lengte, ten noordwesten van den Moldijk, is de zeewering thans
in staat aan de zwaarste stormen weerstand te bieden. Op de
afbeelding zijn twee dwarsprofillen over den Moldijk, volgens
een opneming van 1896, voorgesteld. : v
De eerste pogingen tot het vereenigen van de Kooi- en
Oerderduinen werden verricht van 1855 tot 1858 , toen
vruchteloos werd beproefd door aanstuiving een zanddijk tot
stand te .brengen tusschen de Kooiduinen en de op 700 M.
ten oosten gelegen groep van läge duinen, het Nieuwlandsrijd
genaamd.
Het werk werd hervat in 1880, in welk jaar door aanstuiving
een dijk werd gevormd, lang 3160 M., hoog 1.50 M. + VZ.,
met beloopen aan beide zijden van 3 op 1, gelegen van ongeveer
het midden van de Kooiduinen over het Nieuwlandsrijd
naar de zuidwestzijde van de Oerderduinen. De dijk werd in
den storm van 1 November van hetzelfde jaar grootendeels
vermeid-
In 1882 werd aangevangen met den stuifdijk, welke thans
de Kooi- en Oerderduinen vereenigt, en die proefondervindelijk
heeft bewezen aan zeer. zware stormen te kunnen weerstand
bieden.
De richting is van den Buren-blinkerd — een duinheuvel
in het noorden der Kooiduinen — naar het noordwesten der
Oerderduinen, eerst over 500 M nagenoeg oost, vervolgens
zuidoost ten oosten. De geheele lengte is 3600 M. De hoogte
bedraagt thans van 4.40 tot 5.80 M.-f-VZ. De drie op de
plaat voorgestelde dwarsprofillen geven een,denkbeeid van de
zwaarte van den dijk. Het wprk werd in 1893 voltooid.
De kosten hebben bedragen / 2S600 of per M*. dijk rond
f 8. Een M*. aangestoven zand heeft gekost rond f 0.05.
De dijk werd, in tegenstelling met vroeger, op het Noorderstrand
gelegd, omdat de bodem in de richting over het Nieuwlandsrijd
eenigszins kleihoudend is en laag ligt, namelijk het
laagste gedeelte, tusschen het Nieuwlandsrijd en de Oerderduinen
ter hoogte van 0.50 M. + VZ.; door beide oorzaken vond
geringe aanstuiving plaats, terwijl het werk alleen bij groote
aanstuiving kans van welslagen had. De aanstuiving werd
daarenboven verminderd door dat de dijk over het Nieuwlandsrijd
de afwatering van de zuidelijke helft der Kooi-Oerdvlakte belette.