STAD EN HAVENUITBREIDING VAN AMSTERDAM
IN DE LAATSTE VIJFTIG JAREN. @______________________
p de jaren van kwijning en ver val in het eerste
vierde deel dezer eeuw had Amsterdam jaren van
hernieuwd leven, hernieuwde ontwikkeling zien
volgen, betere dagen waren voor de aloude koop-
stad aangebroken.
Onder de regeering van Koning W il l e m I , aan wiens krachtig
initiatief zoovele doortastende maatregelen te danken zijn, werd
het Noordhollandsch kanaäl gegraven, de Keulsche vaart of
de verbinding met den Rijn verbeterd en in 1825 de Neder-
landsche Handelmaatschappij opgericht. Door de stad waren
in het IJ door omdijkingen de Ooster- en Westerdokken ge-
maakt in de jaren 1828 en 1834, terwijl de stad sedert 1.827 met
een Rijks Entrepôt was verrijkt geworden.
Wat het aanzien van de stad zelve betreft, verkeerde zij voor
omstreeks 50 jaren, op geringe uitbreidingen na, vrijwel in den
toestand, waarin haar de XVIIde eeuw had gekend. Naar een
ontwerp van 1609 waren de grachten gegraven, die zooveel tot
de verfraaiing van de stad hebben bijgedragen, en vormden
zes en twintig boiwerken langen tijd de natuurlijke grens van
de stad aan de landzijde.
Het was de zoogenaamde derde vergrooting, die in 1612 aan
de stad de schoone Heeren-, Keizers- en Prinsengrachten had
geschonken en wel voor de gedeelten bëwesten de Leidsche
gracht; de vierde vergrooting gaf in 1658 het vérdere deel van
die grachten beoosten de Leidsche gracht.
De eerste en tweede vergrootingen of uitleggingen van de stad
op kleinere schaal dagteekenden van de jaren 1585 en 1593,
de oude Binnen-Siùgelgracht, Kloveniersburgwal en Geldersche
kade vormden de grens der oude stad v66r 1585.
Aaugezien het Stedelijk bestuur in 1612 aan het gebied der
stad een strook van 200 roeden buiten de nieuwe wallen had
toegevoegd, kon het duren tot 1876, alvorens het grondgebied
der stad volgebouwd was. . .
De bovengenoemde boiwerken, onderling door muren Verbünden,
door een singel omspoeld, komen nog voor op de kaart
van 1816. Later zijn deze verouderde verdedigingswerken gesiecht;
zij waren v66r ruim 50 jaren gedeeltelijk in fraaie plant-
soenen hersehapen, om op hunne beurt wederom voor het
grootste deel plaats te maken voor bouwterrein.
Op het grondgebied der gemeente Nieuwer-Amstel,eeneplatte-
lands gemeente, sedert 1300 van. het wassende Amsterdam
gescheiden, hadden zieh längs de grens der gemeente Amsterdam
belangrijke wijken of buurten gevormd, die op verren afstand
van de bebouwde kom der gemeente Nieuwer-Amstel feitelijk
als voortzettingen der bebouwing van Amsterdam buiten hare
enge grenzen moesten beschouwd worden en het zielental der
plattelandsgemeente tot 30 000 hadden doen stijgen. Op den
lsten Mei 1896 werden deze wijken of buurten bij Amsterdam
ingelijfd, het gebied van Amsterdam vergrootende met 1340 HA.
hoofdzakelijk laag gelegen polderterreinen, die, alvorens naar de
t.egenwoordige eischen voor stadsbebouwing gesehikt te worden
geacht, belangrijk moesten opgehoogd en daarna ontpolderd
worden.
Het geheele gebied der gemeente telt thans 4597 HA.
De bevolking van Amsterdam had het volgende verloop:
Op 19 November 1849 bedroeg de bevolking . . . 224 035
» 1 Januari 1873 » » . . ; 277 765
» 1 » 1897 » . » . . . 494 365
De behoeften van het verkeer hebben in de laatste vijftig jaren
der stad een geheel gewijzigd aanzien gegeven.
In dit tijdvak toch werden aangelegd. de werken der spoor-
wegen met hetgeen daarmede samenhing, die van het Noordzee-
kanaal, die ten behoeve van het Nieuwe Merwede-kanaal, be-
nevens tal van havenwerken ter voldoening aan de steeds
klimmende eischen, gesteld door het handels- en scheepvaart-
verkeer.
Sedert 1825 leidde de toegang tot zee voor de groote vaart
längs het Noordhollandsche kanaal naar Nieuwediep met een
vaardiepte van 5 M. en eene schutkolklengte en breedte beperkt
tot 65.26 M. en 15.43 M.
Dit kanaal verving den open vaarweg over het IJ en de
Zuiderzee, met eene diepte door de droogte op het Pampus
beperkt tot 3.85 M.
Het lange bochtige, smalle en ondiepe kanaal kon Amsterdam
niet geven wat het noodig had. In 1863 werd concessie gegeven
voor den aanleg van het Noordzeekanaal, 1 November 1876
geopend, verbinding gevende met de Noordzee längs den kortst
mogelijken weg.
Längs twee groote van uit zee toegankelijke sluizen, met eene
grootste schutkolklengte van 225 M., eene grootste breedte van
25 M., grootste slagdrempeldiepte van 10 M. — AP., geeft dit
kanaal met eene voorloopige bodemdiepte van 9 M. — AP.,
weldra te brengen op 10 M. — AP., toegang tot het haven-
gebied van Amsterdam voor de grootste schepen.
Het Noordzeekanaal bracht mede afdamming van het IJ
in het oosten; de vroegere open verbinding met de Zuiderzee
werd daarbij vervangen door een sluizengroep te Schellingwoude,
met eene grootste schutlengte en breedte van 96 M. en 18 M.
en eene slagdrempeldiepte van 4.50 M. — AP.
Het binnen enge grenzen vaste peil van het Noordzeekanaal
liet toe het gemeen liggen van de stadswateren met het haven-
gebied iangs het Noordzeekanaal; het kanaal, de gemeentelijke
havens, de oude dokken, de gemeentelijke grachten vormden
thans een reusachtig groot nat dok met vast peil, een moeielijk
te oversehatten voorrecht.
De door de Kanaalmaatschappij aangelegde en beheerde werken
gingen in 1881 aan den Staat over; in 1889 werden dekanaalrechten
afgekocht, althans door de gemeenten Amsterdam en
Zaandam.
Intusschen waren voltooid de nieuwe en vernieuwde spoorweg-
werken.
De beide stations, het Centraal station in het noorden aan
het IJ, het Weesperstation in het zuidoosten, zijn door een
verbindingsbaan onderling verbonden, welke verbindingsbaan
tevens toegang geeft tot het oude entrepôt binnen de bebouwde
kom der gemeente en tot het goederenstation in de Stads Riet-
landen in het havengebied. Het nieuwe centraal-stationsgebouw
werd gesticht in de jaren 1882—1889.
De längs de noordzijde der stad aangelegde spoonvegwerken
scheidden het grootste deel van het oude havengebied der
gemeente af van het IJ, onderdeel geworden van het Noordzeekanaal.
Voor de zieh geleidelijk verder ontwikkelende scheepvaart-
beweging raoest dientengevolge de havenuitbreiding benoorden
buiten den spoorweggordel geschieden.
Uit de bij deze schets behoorende situatie blijkt, dat zulks
dan ook is geschied en volgens de reeds gemaakte ontwerpen
bij de vordere uitbreiding geschieden zal. •