V Onder de belangrijkste dijksverhoogingen en verzwaringen,
werd ingevoerd, sedert krachtig werd ter hand genomen ennog
heden wordt voortgezet. Daarbij werd gebroken met bet stelsel
van zijdelingsche rivierafleidingen, waarin men vroeger haast
uitsluitend heil zocbt en dientengevolge werd bij de dijksbe-
sturen het besef levendig, dat de dijken zelf in Staat moesten
worden gebracht de hooge rivierstanden te keeren.
De hoogte, waarop de Waal- en Rijndijken zijn gebracht boven
den hoogst bekenden waterstand bij open water, is zeer ver-
schillend; in het algemeen kan men zeggen, dat die hoogte
van het rivierverdeelpunt af, naar b e n e d e n afneemt. Neemt men
den waterstand van Januari 1883 als vergeüjkingsvlak, dan is
längs de Waal de dijkskruin daarboven verheven, in de districten:
het Rijk van Nijmegen 1-70 ä 2.40 M.
Maas en W a a l ......................................................1-10 " ”
Bommelerwaard boven den Meidijk....................0.60 » 2.00 »
Bommelerwaard beneden den Meidijk . . . . 0.40 » 1.05 *
Over-Betuwe.................................................... * 2*
Neder-Betuwe.................................. ........................1'5? ’ ono "
Tielerwaard...........................................................0 65 ” 2-00 "
en längs de Lek in de districten:
Over-Bcta w o .......................................................... 1'15 ' J-J® '
: : : : : : : — I I
Culemborg................................................................ 0 69 " 088 » l
Yijf Heerenlanden . . .................................. i on
Wageningen en Bennekom M l * J P | ”
Rhenen.................................................................... n S i'tn
Lekdijk Bovendams.................................................g | * | | | ”
Lekdijk Benedendams............................................ °.90 »
Blijkbaar worden niet in alle districten dezelfde eischen ge-
steld ten opzichte van de waterkeerende hoogte der dijken ;
trouwens zijn niet overal even groote belangen bij de veiligheid
der waterkeering betrokken. Ophetbenedengedeelte van de Waal
is die veiligheid niet in dezelfde mate verzekerd als längs de
Lek; de hoofdoorzaak daarvan zal wel zijn gelegen in devoor-
malige Heerewaardensche overlaten, in de werking waarvan
bij hoog opperwater of bij benedenwaarts voorkomende ijs-
verstoppingen, de aangelegen districten eene krachtige ontzettmg
voor hunne dijken meenden te zien.
Op vele plaatsen längs de Waal wordt echter eene dijks-
verhooging en verzwaring zeer bemoeielijkt door tal van huizen
et. gebouwen, ja gansche dorpen, aan weerezijden van den dijk
gelegen. Wordt de meuwe Maasmond geopend en de Heerewaardensche
overlaat tot volle hoogte afgesloten dan zal eene
vorhooging van de dijken op het benedengedeelte van de Waal
noodzakclijk moeten volgen.
De hoogst bekende waterstand bij open water la echter met |
het eenigste gegeven, waarnaar de dijksbesturen de hoogte
hnnner dijken regelen en, hoewel algemeen het denkbeeid wordt
gehuldigd, dat het niet mogelijk is, zieh op afdoende wijze door
dijksverhooging te beveiligen tegen wateropstnwing achter ijsver-
sperringen, is echter veclal, als eens tot dijksverhooging besloten
was die verhooging niet onaanzienlijk vermeerderd om althans
in eenige mate tegen dat ijsrisico verzekerd te zijn; te meer
wordt die verhooging ruim genomen, om bij mogelijkheid van
steeds hooger wordende rivierstanden, althans in den eersten
tijd niet opnieuw tot dijksverhooging genoodzaakt te worden.
Immers, naarmate de dijken verhoogd en verzwaard worden,
bestaat er meerder gelegenheid voor den waterspregel om een
hoo-er peil te bereiken; in zekeren zin zijn de hoogere rivierstanden
een gevolg van de hoogere en zwaardere dijken.
Meermalen ook wordt a a n d e n eigen dijk eene meerdere hoogte
gegeven om een zeker overwicht te krijgen boven den dijk van
den tegenoverliggenden oeverbewoner, welk voordeel echter na
korteren oi längeren tijd verloren gaat, doordat die nabnnr op
zijn benrt het tegen hem aangewende middel ten eigen bäte
gaat toepassen.
die in het hier beschouwde tijdvak hebben plaats gevonden,
moet die van den Lekdijk Bovendams in 1880 in de eerste
plaats worden genoemd.
Die dijk strekt zieh uit van de hooge grondenby Amerongen
längs Wijk bij Duurstede, Schalkwijk en Vreeswijk tot het
zoogenaamde Klaphek, waar hij aansluit tegen den Lekdijk
Benedendams. Hij heeft eene lengte van ruim 33 000 M. en
vormt de rivierwaterkeering van het Hoogheemraadschap Lekdijk
Bovendams, dat een oppervlakte van ongeveer 30 000 HA. bezit.
De oppervlakte echter, welke door een doorbraak van dien
dijk onder water zou worden gezet, is veel aanzienlijker; zij zou
niet tot de landen van het Hoogheemraadschap beperktblijven,
maar Schieland, Delfland, Rijniand, Woerden, Amstelland zouden
in meerdere of mindere mate overstroomd worden, al naar gelang
de doorbraak in een dijkgedeelte beneden- ofbovenwaarts plaats
vond en al naarmate daarmede een meer of minder hooge
waterstand en wassende of vallende rivier gepaard ging. De
totale oppervlakte van al die landen bedraagt 200000 HA.,
waarin verschillende diepe droogmakerijen zijn gelegen. De
laatste doorbraak in dien dijk viel voor den 27sten Februari 1747.
In de jaren 1842 tot 1876 werd de Lekdijk achtereenvolgens
bij gedeelten verhoogd en verzwaard ; de kruin verkreeg eene
breedte van 7.50 M. met wederzijdsche beloopen van 3 op 1,.
en de buitenkruin werd gebracht op eene hoogte van:
9.60 M. + AP. te Amerongen;
8.90 » + » te Wijk bij Duurstede;
7.65 » + » beneden den spoorweg;
6.75 .» 4- > te Vreeswijk.
Ter tegemoetkoming aan de mogelijke kwade gevolgen bij
ijsbezetting boven de spoorbrug werd in 1866 voor Ryksreke-
ning de Lekdijk van den spoorweg af tot 10 000 M. boven-
waarts verhoogd en verzwaard tot eene waterpasse hoogte van
S.70 M. 4 - AP. (middenkruin); de kruinsbreedte van 7.50 M.
werd daarbij behouden, het buitenbeloop verkreeg eene helling
van 3 op 1 en het binnenbeloop van 3 op 1 tot 5.30 M. -f- AP.
• en van daar tot het maaiveld van 6 op 1 .
De hooge waterstand van Maart 1876 en de daarop gevolgde
verhooging van de Zuider Lekdijken waren oorzaak dat de
veiligheid van den Noorder Lekdijk door vele belanghebbende
besturen onvoldoende werd geoordeeld en dat op eene belangrijke
verhooging en verzwaring daarvan krachtig werd aangedrongen.
In 1880 werd daartoe eindelijk overgegaan en zij kwam in
dat zelfde jaar over de geheele lengte van Amerongen tot het
Klaphek tot stand. ,
De buitenkruin werd daardoor gebracht op 1.50 M. boven den
waterstand van 16 Maart 1876, alzoo:
te Amerongen............................... op 10.40 M. 4 - AP.;
te Wijk bij Duurstede . . . . » 9.76 » 4 - *
bij den spoorweg f 8.75 » 4 - "
De kruinsbreedte van dit dijkvak werd gebracht op7M.met
een buitenbeloop van 3 op 1 en een binnenbeloop van 2'/, op l-
Het dijkvak beneden den spoorweg werd opgehoogd tot 1 M.
boven den waterstand van 16 Maart 1876 en de buitenkruin
kwam te liggen:
bij den spoorweg..................... °P 8.25 M. 4- AP.,
boven het fort Honswijk. . . • 7.91 » 4 - ”
beneden » » • • • 1 ”
. te Vreeswijk.................................." 7-30 » 4-
aan het Klaphek........................ * 7.10 » 4 - "
Dit dijkvak verkreeg eene kruinsbreedte van 9.25 M. om
later, bij eventueele verhooging tot 1.50 M. 4 - AP. boven den
meergemelden waterstand van 1876, eene kruinsbreedte van
7 M. te kunnen verkrijgen, zonder alsdan het buiten- en het
binnenbeloop los te maken. Deze beloopen verkregen dezelfde
helling als bij het eerstgenoemde dijkvak.
In verband met de dijksverhooging werd de bestaande steenen
beermuur te Wijk bij Duurstede aanzienlijk verhoogd en versterbt
en längs den voet daarvan een stevige betonkoffer aan-
gebracht.
Tevens werd längs het binnenbeloop van het dijkvak, tusschen
den spoorweg en het Klaphek, een berm aangelegd, aan het
binnenbeloop aansluitende ter hoogte van 1.50 M., 2 M. en
2.50 M., beneden den waterstand van Maart 1876 en vandaar
op het maaiveld onder eene helling van minstens 6 op 1 ,
derwijze dat de minste breedte van den berm 15 M. bedraagt.
Deze berm kwam in 1881,gereed.
In het geheel werden tot deze verhooging en verzwaring
ongeveer 1000 000 M*. grond verwerkt, met den kruiwagen,
met karren en met 2 ä 3 locomotieven en 50 ä 60 waggons.
De grond voor den dijk werd van de dijkplichtige uiterwaarden
genomen, de grond voor de bermen aangekocht binnendijks op
een afstand van minstens 300 M. uit den teen van den dijk.
Een aantal boomen en negen gebouwen, welke te dicht bij
den dijk stohden, werden opgeruimd.
De kosten van deze dijksverhooging bedroegen in ronde som
/ 1000000 of / 1 per M*. grond; waarbij echter in aanmerking
moet worden genomen, dat de vergoeding voor de aardhaling
buitendijks zeer laag was.
De kosten werden voor de eene helft of / 500 000 bestreden
door het Hoogheemraadschap van den Lekdijk Bovendams,
voor de andere helft bleef Rijnland borg. In die helft droeg
Amstelland / 80000 en Schieland/20 000 bij, terwijl de provincie
Noordholland een subsidie toestond, bedragende een derde van de
resteerende / 400 000.
Sinds oudsher stond het staal van den Noorder Lekdijk als
zeer ongunstig bekend en werd uit dien hoofde de dijksverhooging
door vele deskundigen onraadzaam geacht.
Alvorens met het werk werd aaiigevangen waren tal van grond-
boringen verricht en hoewel daarbij slappe klei- en veenlagen
werden aangetroffen, bleek echter het staal voldoende te zijn
om, met vrij groote gerustheid, de verhooging en verzwaring
aan te brengen; wel was eene regelmatige zetting -van den
ouden dijk te wachten en was men voorbereid op enkele ver-
zakkingen, waar zeer slappe klei- en veenlagen waren aangetroffen;
maar in de begrooting was een voldoende som uitge-
trokken om daarin te kunnen voorzien, terwijl door het nieuwe
profil behoorlijk rekening met dezen toestand werd gehouden.
Men heeft dan ook inderdaad bij het werk weinig tegenspoed
gehad met verzakkingen. Op twee plaatsen heeft men belangrijke
verzakkingen gehad; 66n beneden en 66n boven Vreeswijk,
elke van ongeveer 100 M. lengte, voorts eenige mindere verzakkingen
over eene gezamenlijke lengte van 4 ä 500 M.
De verzakking boven Vreeswijk openbaarde zieh den 8sten
Augustus 1880, bleef langzaam voortgaan en aanhouden tot na
de voltooiing van den binnenberm op 7 Januari 1881; de grootste
zakking bedroeg 1.78 M.
De verzakking beneden Vreeswijk ontstond den 19den November
1880 en verkreeg nagenoeg in 66m dag hare geheele
zetting. De grootste zakking bedroeg 3.33 M. in de richting van
de binnenkruin. Het dijklichaam werd in den zomer van 1881
weder op de vereischte afmetingen gebracht.
Ten gevolge van in 1881 plaats gevonden verhoogingen van
den Zuider Lekdijk, werd in 1882 het dijkvak van den spoorweg
af tot tegenover den Diefdijk met 0.50 M. verhoogd en
alzoo gebracht op 1.50 M. boven den waterstand van Maart 1876.
In 1884 werd een dijkvak lang 4000 M. boven Vreeswijk
met 0.30 M. verhoogd en in 1886 het dijkvak van af Vreeswijk
tot aan het Klaphek met 0.50 M.
In 1884 werd te Amerongen een aanvang gemaakt met het
maken van een berm tegen het binnenbeloop, op 2 M. beneden
den waterstand van Maart 1876 bij de aansluiting tegen dat
beloop en onder 6 op 1 dalende tot het maaiveld, en sedert wordt
de aanleg van dien berm tot aan den spoorweg geleidelijk voortgezet,
welke werkzaamheden op dit oogenblit nog niet vol-
tooid zijn.
De verdere verhooging van het dijkvak beneden den spoorweg,
blijft achterwege, zoolang het tegenoverliggende vak Zuider
Lekdijk niet wordt verhoogd.
G. G. G. CANTER CREMERS.