OVERZICHT DER STA ATSUITG AVEN BETREFFENDE DEN WATERSTAATJ
in duizendtallen van guldens.
Jaartal.
Toezicht.
S69W
ß .
Rivieren. 1
Rotterdamscho
Waterweg.
Kanälen. I
Noordzeekanaal.
£a B
Zeeweringen.
Havens.
Calamiteuse
polders.
Droogmakerÿen.
Wegen.
SubsidiSn.
Schade.
Totaal.
§ g)
1847 135 13 214 330 443 22 863 66 14 2100
1848 216 81 (4) (213) H ijS 340 — —■ 430 19 707 101 (7) 2072 —■ _
1849 194 81 (S) (220) 341 — 403 9 651 109 (9) 1971
1850 185 53 15 248 — 309 — — 420 609 576 92 41 2548 . ---
1851 187 52 24 497 l g . - 488 B - 428 609 572 104 1 2959 -
1852 190 54 22 434 — 470 fi . f i - 459 616 627 175 4 3051' 200
1853 196 53 26 455 ' — • N P i l 616 ■ —• — 544 — 743 226 3 2862 490
1854 205 55 23 617 — — 603 5§1||5 455 91 660 260 21 2990 210
1855 219 59 25 660 — 624 — 475 408 614 474 376 3935- - 460
1856 221 61 27 687 — B l 610 S S I — 480 264 639 280 29 8 299
1857 222 63 21 667 i — 677 I s g 467 1 1 1 658 266 ' 1 ; 3154 ÉIÉIÌ&?
1858 230- 67 25 757 ; 737 ' — — 456 ■W ; 667 467 ; 7 3417 26
1859 232 68 26 896 s ^ — 853 — 437 — 735 300 4 3547 4 -
1860 232 43 25 902 728 — — 448 — 769 282 - 40 3469 1017-
1861 231 44 20 922 •784 - — 542 - 802 259 95 3698 10 025
1862 233 48 24 1194 16 — 867 &f££.4 I j f 200 345 41 726 215 129 4 039 10024
1863 234 49 24 927 115 — 883 — 2C0 738 — 768 435 138 4502 10026
1864 235 52 25 1004 709 — . 748 | | S 204 320 2 T 813 463 76 4651 15529
1865 236 61 21 930 531 669 — — 318 271 4 763 435 40 4 281 14577
1866 241 109 27 1041 881 - 716 148 ■ — 325 245 415 737 400 35 5320 16040
1867 245 120 27 1122 1602 — 786 284 339 265 308 740 348 145 6 282' 10042
1868 246 129 31 1225 1142 — 712 277 281 274. 220 703 337 52 5630 12 088
1869 246 181 36 1455 819 — 746 485 2 71 316 181 705 801 94 5787 10052
1870 245 134 42 1318' 339 — 934 1025 ■ — . 573 325 179 687 340 64 6205 10054
1871 245 136 48 1384 579 — 919 1620 560 275 207 646 308 170 7 097 8057
”
1872 265 142 51 1760 891 1012 4149 1190 150 151 671 267 36 10784 . 8059
1873 270 151 58 1487 1086 998 3569 _ 937 178 179 719 267 47 9941 6059 '
1874 275 156 67 1524 1109 — 915 1084 •— 992 199 83 734 263 36 7487 6561
1875 292 161 67 1785 996 — 1074 1933 — 12 26 242 64* 763 376 42 9022 8296
1876 312 179 60 1758 1000 ü 1318 1632 — 1130 261 820 406 501 9 378 6901
1877 337 192 57 2126 1172 •W’J 1326 1198 749 324 280 — 821 523 423 9528 10700
1878 343 195 97 1984 1471 B 9 1315 709 _ 591 261 250 — 1117 348 172 8856 8864
1879 347 199 131 2146 1981 — 1194 766 : — ” 548 310 359 — 978 255 71 9285 8 263 .
1880 347 206 140 2086 153 - 1140 636 616 329 250 — 913 879 182 7 358 7 366
1881 409 209 136 1996 2459 - 1256 414 3 607 226 215 - ' 955 434 272 9590 13066
1882 414 207 183 1906 1526 v 1168 880 279 468 222 168 i n 931 1014 168 9487 14187
1883 488 206 116 1866 2550 37 1401 1107 1023 547 129 220 — 912 1092 258 ; 11950 14 623
1884 498 244 95 1705 2839 57 1075 1045 1163 494 145 220 — 888 603 2Ó8 11278 11073
1885 502 243 90 1331 1842 229 843 641 1736 428 116 240 — 817 741 71 9864 5473
1886 499 239 104 1241 1779 526 850 648 1728 414 119 240 - 800 525 48 9756 6409
1887 502 232 93 1234 1670. 3048 981 627 3C82 380 374 200 782 535 29 14 867 1437
1888 500 229 97 1209 1733 3345 940 1081 2778 374 245 200 ■—• 737 641 40 14141 1621
1889 497 224 86 1645 1716 1737 888 871 2318 358 145 200 — 711 577 98 12 077 2 328
1890 497 225 102 1677 1683 1805 938 1281 3636 349 175 •280 — 707 483 57 13896 40 533
1891 498 240 107 1696 1678 1423 871 1432 2144 353 155 250 - 735 457 813 12 352 1488
1892 508 256 97 1818 1207 1429 850 1846 774 362 128 250 _ 754 368 115 10758 447
1893 513 283 108 1670 652 1484 846 1934 270 352 243 200 822 481 824 10133 2203
1894 556 334 113 1387 638 1391 781 1560 190 358 316 200 — 774 304 241 9144 1807
1895 570 857 109 1414 871 756 742 1499 161 357 192 200 — 758 458 816 8 760 1054
1896 584 382 116 1521 803 1531 804 928 168 373 ' 153 200 - 793 351 110 8819 2032
1897 583 404 110 1602 697 1419 916 1142 168 404 149 200 - 851 425 110 9179 2283
_______________ Ï
DE REGELING VAN DEN ARBEID IN NEDERLAND.
B
I. VAN HODTEN’S WET OP DEN KINDERARBEID
van 19 September 1874, Staatsblad 180 (*)•
i. p bet verdienstelijk initiatief van mr. S. van Hotjten,
r S m i toen lid van de Tweede Karner der Staten-Generaal,
I f f i j J kwam in 1874 de eerste Nederlandscbe arbeidswet
I B M tot stand.
Zij beoogde verbod van den arbeid van kinderen beneden
de twaalf jaren.
De Memorie van toelicbting, die het eerste Ontwerp van
Wet begeleidde,' opent op waardige wijze de rij der parlementaire
stukken over arbeidswetgeving. Om de juiste beginselen,
die zij stelt, blijft zij de overdenking waard.
Der wet zelve — sehoon zij geenszins ongedeerd uit den
parlementairen smeltkroes te voorscbijn kwam — blijft de eer,
op het gebied van sociale wetgeving een welgekozen eerste stap
in de goede — tot zedelijkheid dwingende — richting geweest
te zijn.
II. DE ARBEIDSWETGEVING.
De A rb e id sw e t v an 5 Mei 1889, S. 48.
De Parlementaire Enquête van 1886—1887, die de onvol-
doendheid van de kinderwet aantoonde, maar tevens voldingende
bewijzen bijbracht voor bare beilzame uitwerking, kan gezegd
worden den overgang te vormen van die wet tot de Arbeidswet,
waartoe zij den stoot gaf.
Van Houten’s wet, beter geformuleerd, in zieh opnemend,
strekt de arbeidswet bet gebied der. beseberming uit over
jeugdige personen — waaronder zij in het algemeen verstaat
die beneden 16 jaren — en over vrouwen.
Voor de beschermde personen bepaalt zij in het algemeen
een normalen arbeidsdag, die niet meer dan elf arbeidsuren per
etmaal bedragen, niet vroegef dan 5 uur voormiddags aan-
vangen en niet later dan 7 uur des namiddags eindigen mag,
een minimum-rusttijd van 1 uur tusseben 11 voor- en 8 uur
namiddags en verbod van Zondagsarbeid.
Verboden wordt eene vrouw arbeid te doen verrichten in
fabrieken en werkplaatsen binnen vier weken na hare bevalling.
Niet het minst met het in het leven roepen van hettoezicht
op de uitvoering, door inspecteurs van den arbeid, voorzag zij
in eene leèmte.
Na het uitligten van artikel 15 — waarover nader bij de
Veiligheidswet — verleent nog slechts artikel 4, betreffend
arbeidsverrichtingen, die voor de beschermde personen ver-
boden zijn op grond van gevaren voor de gezondheid of het
leven, met het laatstelijk daaruit voortgevloeid K. B. (f) van
21 Januari 1897, S. 46, haar het karakter eener veiligheidswet,
onder dien verstände dat zij de veiligheid uitsluitend beoogt
voor deze personen, en zulks door het verbod van arbeid of
door de voorwaarden, waaronder zij de vergunning tot arbeiden
verleent.
In verband met het toezicht en in het belang van de beschermde
personen moeten dehoofdenofbestuurdersvanbedrijf
of onderneming, wat de jeugdige personen betreft, in het bezit
zijn van, op aanvrage, aan de met het toezicht belaste ambte-
naren te vertoonen kaarten, houdende opgaven betreffende naam,
geboorte, inwoning en dienstbetrekking; terwijl zij, wat jeugdige
personen èn vrouwen betreft, moeten zorgen dat in fabrieken
(•) In het volgendo is S. = Stantsblad.
(■f) K. B .= Koninklijk Bosluit.
of werkplaatsen op eene zichtbare wijze eene door hen onder-
teekende en door of van wege den burgemeester gewaarmerkte
lijst opgehangen is, vermeldende de namen en voornamen en,
voor ieder, aanvang en einde van den werktijd, de werkuren
en het etmaal bestemd tot wekelijkschen rustdag.
De noodige straf bepalingen verleenen aan de wet de voor
hare uitvoering onmisbare repressieve kracht. Met het opspo-
ren van de overtredingen — het politie-toezicht — zijn, be-
halve de inspecteurs en hunne adjuncten, belast de bij artikel
8 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen,
de maréchaussée en alle ambtenaren van Bijks- en Gemeente-
politie.
Ook deze wet onderging gedurende haar wordingsproces
menige verandering; amendementen om haar eene wijdere
strekking te geven werden verworpen, andere in tegengestelden
zin aangenomen.
Ondanks de over haar uilgesproken kritiek, Staat hare waarde
evenwel vast.
Was zij, vergeleken met gelijktijdige vreemde wetgevingen,
op sommige punten achterlijk — ook zij strekt haar ressort
niet tot den veld-arbeid uit — door hare toepasselijkheid
ook op de huis-industrie en op de gansche ambachtsnijverheid
èn met hare bepaling van het normale avonduur voor het
einde van den arbeidsdag, nam zij plaats in de voorste rijen.
III. DE VEILIGHEIDSWETGEVING.
[. 1. De V e ilig h e id sw e t van 20 J u li 1895, S. 187. .
De veiligheidswet breidt de zorg voor de gezondheid of het
leven, die volgens de arbeidswet andere dan de beschermde
personen slechts indirect ten goede komt, door dwingende
bepalingen tot de volwassen mannelijke arbeiders uit.
Hare beveiligings-maatregelen, waaronder de instelling van
Veiligheidsregiementen, strekken tot wering van gevaren en tot
bevordering der gezondheid door middel van voorschriften
omtrent den bouw en de inrichting van fabrieken en werkplaatsen,
in het belang van alle arbeidenden die aldaar verblijf
houden. nli II De verbodsbepalingen nopens gevaarlijken arbeid van jeugdige
personen en vrouwen, krachtens artikel 4 der arbeidswet en het
K. B. van 21 Januari 1897 S. 46, blijven nevens haarbestaan.
De zorg voor ongelukken, ook aan andere dan de beschermde
personen ter zake van den arbeid overkomen, namelijk de
kennisgevingen daarvan en het onderzoek daamaar, vroeger
geregeld bij artikel 15 der arbeidswet, heeft zij evenwel uit den
aard der zaak tot zieh getrokken.
Zij bepaalt uitdrukkelijk, dat de met het toezicht op hare
naleving belaste inspecteurs en verdere ambtenaren niet tevens
belast zijn met het toezicht op'het gebruik van stoomtoestellen.
Aan de inspecteurs kunnen — want dit is facultatief — ter
beoordeeling onderworpen worden de bouwplannen van op te
richten of uit te breiden fabrieken en werkplaatsen. Zij ont-
vangen de opgaven omtrent het bedrijf, die het hoofd of de
bestuurder eener fabriek of werkplaats verplicht is, binnen ééne
maand na het in' werking brengen daarvan — of, bijaldien zij
in werking was v66r het in werking treden der wet, binnen
drie maanden na dat tijdstip — aan den burgemeester te zen-
den ; terwijl de wet het hooger beroep regelt bij bezwaar tegen
een door den inspecteur gegeven voorschrift.
Het opsporen der overtredingen van de wet is als bij de
arbeidswet geregeld.
In buitengewone mate heeft de veiligheidswet, voor en gedurende
hare wording, de algemeene belangstelling gewekt.
En het getuigt voor haar, dat zij ook door die Organen, welke
het meest en het krachtigst tot die wording medegewerkt,
doch tevens niet de minste eischen gesteld hadden, met inge-
nomenheid begroet is.
275