V
inspecteur van den Rijkswaterstaat, F. W . C o n r a d , ingenienr
van den Eijkswaterstaat, tevens ingenieur-directeur der Hol-
landsche IJzeren Spoorwegmaatschappij, en E. W e n c k e b a c h ,
hiervoren genoemd.
Als gevolg van het verslag dezer Coramissie, en geheel in
overeenstemming met de daarbij gedane voorstellen, werd een ont-
werp tot regeling van de gemeenschap door elektro-magnetische
telegrafen bij de Staten-Generaal ingediend, welk ontwerp den
7den Maart 1852 tot wet werd verheven.
Sedert is de Wetgevende macht in zake de regeling der
telegrafie niet meer opgetreden, zoodat onze bewondering
wordt afgedwongen voor den grooten 'ontwerper, die er in
geslaagd is deze geheel nieuwe materie, waarvan de draagwijdte
bij geen mogelijkheid te voorzien was, zoodanig te regelen, dat
niet alleen de telegrafie zieh onbelemmerd en vrij naar dehooge
eischen, welke zij vordert, heeft kunnen ontwikkelen, maar er
ook nog ruimte overbleef voor hare jongere zuster, detelefonie.
Nadat de voorbereidende werkzaamheden voor den aanleg
en de exploitatie der Rijkstelegrafie aan eene commissie waren
opgedragen geworden, waarin behalve de reeds genoemde heeren
L. J. A. v a n d e b K u n en F. W. C o n b a d , ook nog zitting hadden
de heeren A. F. G o u d r ia a n , G. v a n D ie s e n en K. H. B b e d e b o d e ,
trad den lsten Juli 1852 de heer E. W e n c k e b a c h alsingenieur
der Rijkstelegraaf op. Gedurende 1853 zette de commissie, in
vereeniging met den heer W. C . A. S t a k in g , chef van de afdee-
ling Nijverheid van het Departement van Binnenlandsche Zaken,
hare taak voort. Aan het einde van dat jaar verzocht de commissie
daarvan ontheven te worden, hetgeen haar met 1 Januari
1854, onder dankbetuiging voor de bewezen diensten werd toe-
gestaan, waarna de leiding van de zaken overging aan den heer
W. C. A. S t a k in g .
De volgende grafische voorstellingen geven een beeid van
de uitbreiding, welke de telegrafie allengs verkregen heeft.
Het trekt hierbij de aandacht, dat nagerioeg alle grafische
lijnen slechts zeer weinig van rechte lijnen afwijken, hetwelk
er heen wijst, dat de geheele uitbreiding, zoowel wat de lijnen,
geleidingen, kantoren, toestellen als ook wat de bediening betreft,
geleidelijk en naar gelang van de behoefte heeft plaats gevonden.
L e n g t e d e r R i j k s t e l e g r a a f - e n R i jk s t e l e -
f o o n l i j n e n en -dr a den .
24000 r ~ ~
14000
12000
lOOOO
Sooo
j8 6 3 ’3 8 ’6 3 '6 8 173 ’78 ’8 3 ’8 8 ’S3 ’S 3 ’3 6
Intusschen waren de oogen niet gesloten gebleven voor de
groote belangen, welke er mede verbonden waren, aansluitingen
te verkrijgen met de omliggende Rijken, en door deze met het
geheele wereldnet. Geen moeite werd ontzien om Nederland,
ook wat deze aangelegenheid betreft, een waardig standpunt
te doen innemen. In hoeverre dit doel bereikt is, kan met
gerustheid aan de waardeering worden overgelaten van hen,
die voor de uitoefening van hun bedrijf, een ruim gebruik van
do telegraaf moeten maken.
K a n to r e n v a n h e t Rijk en v a n b i j z o n d e r e
o n d e r n em in g e n , R i j k s t o e s t e l l e n en
- am b t e n a r e n .
1833 '88 '63 '6 8 '7 3 '7 8 '8 3 ’88 '9 3 '9 6 ’3 6
Aan Nederland is het niet gegeven mögen zijn onder zijne
ingezetenen personen te teilen, wier ‘naam als uitvinder aan
een bepaalden toestel is verbonden gebleven. Wel is dit het
geval ten aanzien van een stelsel van dubbelseinen, waartoe
het denkbeeid werd aangegeven door professor dr. J . B o s sch a Jr.
Daarentegen heeft men zieh steeds beijverd alle nieuwe vin-
’ dingen, waarvan verwacht mocht worden, dat zij voor Neder-
landsche toestanden geschikt zouden zijn, te onderzoeken en
casu quo in te voeren. Zoo zijn achtereenvolgens- in toepassing
gebracht de naald- en wijzertoestellen, de reeds genoemde toestel
van M o b s e met zijne verschillende wijzigingen, waaronder
de belangrijkste zijn die van W h e a t s t o n e en van E s t ie n n e ,
de typendruktoestel van H u g h e s , de multiplextoestel van M e i j e r
en de typen-multiplextoestel van B a u d o t .
Het is natuurlijk hier niet de plaats aangaande deze toestellen
in bijzonderheden te treden, of omtrent de verschillende
stelsels van dubbel- en meervoudige overseining, of de auto-
matische overdragingen, waardoor bijvoorbeeld op het hoofd-
kantoor te Amsterdam de berichten tusschen Londen en Berlijn
en Hamburg zonder de tusschenkomst van ambtenaren, worden
opgenomen en verder geseind, en evenmin wat betreft de neven-
toestellen, de elektriciteitsbronnen, de constructie van boven- eh
ondergrondsche lijnen, en wat meer gevorderd wordt om de
snelheid en zekerheid van overbrenging te bevorderen.
Er zij volstaan met de vermelding, dat bij den aanvangvan
dit jaar in gebruik waren:
5694.9 KM. lijn met 20226.2 KM. draadgeleiding, welke be-
diend worden door 557 MoBSE-toestellen van verschillende typen,
75 Hu g h e s - toestellen, ingericht- voor enkel- of dubbelseinen en
2 BAUDOT-toestellen, bestemd voor viervoudige overbrenging, buiten
en behalve ruim 445 mikrotelefoontoestellen, uitsluitend aan-
gewezen voor de behandeling van telegrammen tusschen verschillende
gemeenten.
Het aantal telegrammen, dat in 1896 met de onderscheidene
Nederlandsche kantoren gewisseid is geworden,bedraagt 4621954.
Intusschen is eene nieuwe vinding op elektrisch gebied de
bewondering van de menschen dezer eeuw komen afdwingen,
namelijk de telefoon, waarvan in het voorafgaande reeds met
een enkel woord gewag is gemaakt.
In 1877 werd deze toestel van Amerika naar Europa overgebracht,
en spoedig daama wist hij zieh burgerrecht te verschaffen
in alle staten van de wereld.
Het denkbeeid, om geluiden over groote afstanden voort te
planten, vindt men reeds in de grijze oudheid terug, echter
zonder dat daarbij gebruik werd gemaakt van de elektriciteit
en het magnetisme. Dit laatste geschiedde eerst in 1837, toen
de Amerikaan P a g e opmerkte, dat een magneetstaaf geluiden
voortbrengt, wanneer hij aan den invloed van sbel op elkaar
volgende wisselstroomen wordt blootgesteld. Verschillende ge- 1
leerden deden daarna in deze richting onderzoekingen, zöoals d e
l a R i v e , C a s s i o t , M a k b i a n , C h a r l e s B o u b s e u l en Philips R e i s .
Op de vergadering van «the British Association», in 1876 werden
de eerste uitkomsten met de telefoon van G b a h a m B e l l wereld-
kundig gemaakt en door proefnemingen gestaafd. Edoch slechts
met groote inspanning slaagde men er in, enkele woorden ver-
staanbaar te doen overkomen, en de geestdrift kende geen
grenzen, toen het gelukte een enkelen volzin te verstaan.
Toen echter eenmaalde mogelijkheid bewezen was om de men-
schelijke stem, dat kunstig samenstel van klanken, toonhoogten en
nuanceeringen weer te geven, kon het niet uitblijven of de
mannen der wetenschap voelden zieh geprikkeld hunne beste
krachten aan deze zaak te wijden.
Een onschatbare dienst werd in 1877 aan de verdere ont-
wikkeling der telefome gegeven door H u g h e s , wiens naam
reeds zulk eene vermaardheid op telegrafisch gebied verkregen
had. Hij ontdekte de mlkrofoon, welke in verbinding met de
telefoon geroepen was alom toegang te verkrijgen.
Hoe groot het aantal mikro-telefoontoestellen is, waarvan
dagelijks voor de meest uiteenloopende doeleinden gebruik
wordt gemaakt, is niet te ramen; stellig overtreft het verre een
millioen.
Levendig herinnert zieh de steiler dezes de verrassende resul-
taten, welke aan de herstellingswerkplaats der Rijkstelegraaf
hier te lande werden verkregen met eene eigen gemaakte
mikrofoon van zulk eene eenvoudige samenstelling, dat hare
waarde nauwelijks op een paar dubbeltjes mag gesteld worden,
het arbeidsloon er in begrepen, en met een in bruikleen afge-
stane telefoon, waarvoor drie honderd gülden betaald was,
en die geen grootere materieele waarde vertegenwoordigde dan
zes gülden.
Aanvankelijk toegepast voor de gedachtenwisseling binnen
kringen van geringe uitgestrektheid, wist de mikro-telefoon
zieh weldra een ruimer arbeidsveld te veroveren, en het is op
het oogenblik een bekend feit, dat men zonder inspanning
een gesprek kan voeren met iemand die duizende kilometers
van ons verwijderd is.
Evenwel ter bereiking van dit doel zijn tal van zeer emstige
bezwaren op te lossen geweest. Terwijl men aanvankelijk van
oordeel was, dat het goedkoopste, minst deugdelijke materiaal
meer dan voldoende was om de telefoonlijnen samen te stellen,
zijn thans de inzichten dienaangaande geheel gewijzigd, en wordt
het beste, wat op dit gebied te verkrijgen is, te nauwemood
goed genoeg geacht.
Behalve voor den telefoondienst in meer engeren zin, waarbij
de belanghebbenden zieh persoonlijk van den toestel bedienen,
heeft de telefoon een niet te miskennen waarde voor het
eigenlijke telegraafverkeer. Vermits toch de bediening der mikrotelefoontoestellen
niet meer dan eene uiterst geringe voorbe-
reiding vordort, is het mogelijk geweest tal van kleine gemeenten
met behulp van dezen vereenvoudigden elektro-magne-
tischen toestel aan' het Rijkstelegraafnet aan te sluiten, zonder
het desbetreffend budget noemenswaard te bézwaren.
Sedert 1881 werden op deze wijze niet minder dan 280’ gemeenten
in ons land in de gelegenheid gesteld naar alle oorden
der wereld te telegrafeeren.
De eerste vergunning voor den aanleg en de exploitatie van een
stedelijk teleföonnet werd den 30sten November 1880 verleend
aan «the International Bell-Telephone Company» te Amsterdam,
welke vergunning den 19den Februari 1881 werd overgedragen
aan de «Nederlandsche Bell-Telephoon Maatschappij», directeur
dr. H. F. R. H u b k e c h t .
Sedert zijn in 30 gemeenten plaatselijke telefoonnetten tot
stand gekomen met een gezamenlijk aantal .geabonneerden
van nagenoeg 8000.
Terwijl de Regeering de ontwikkeling van de plaatselijk telefoonnetten
geheel overliet aan het particulière initiatief, onder verplichting
nochtans tot naleving van die voorwaarden, welke in
het belang van het algemeen werden noodig geacht, heeft zij,
wat de intercommunale telefonie betreft, gemeend deze meer in
het bijzonder tot eene zaak van Staatszorg te moeten maken.
Aanvankelijk is wel is waar de exploitatie daarvan opgedragen
aan de bovengenoemde Nederlandsche Bell-Telephoòn Maatschappij,
echter niet anders dan onder dusdanige regelingen,
dat de eigenlijke leiding in handen is gebleven van .den Staat.
Zeer onlangs heeft de Hooge Regeering de belangrijke beslissing
genomen, dat ook de bedoelde exploitatie in al hare onder-
deelen van Staatswege zal geschieden.
Van grooten invloed hierop is geweest de zieh geleidelijk
ontwikkelende internationale telefonie. Deze laatste omvat thans
eene verbinding Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Dordrecht,
Antwerpen en Brussel, alsmede eene verbinding Amsterdam,
Rotterdam, Bremen, Hamburg en Berlijn.
AUG. E. R. COLLETTE.
OVER DE ONTWIKKELING VAN DE TELEGRAAF- EN
HET SEINWEZEN BIJ DE MAATSCHAPPIJ TOT
EXPLOITATIE VAN STAATSSPOORWEGEN.
@ _____________________________________________________ a
ig-TOKKOT»! p de lijnen van de Staatsspoorwegen, in 1863 geopend
waren, ter beveiliging van de stations, afstandseinen
I Bhh9 J op een afstand van 350 M. van de wissels gesteld.
Voor de veiligheid van het verkeer over de baan-
vakken werd gebruik gemaakt van de wijzertelegraaf volgens
het Belgische stelsel van L i p p e n s .
Het eerste seinregiement dagteekent van 1 October 1865; in
dit voorloopige regiement zijn in hoofdzaak de hand- en trein-
seinen vastgesteld; reeds in datzelfde jaar werd voor de trein-
bewegingen de MoRSE-telegraaf ingevoerd en voor het toezicht
op den telegraafdienst en voor de instructie van het personeel
de lijn-inspecteur van de Rijkstelegraaf, de heer J. C. Evers
aangesteld als telegraafinspecteur. Onder leiding van dezen
ambtenaar werd in den körten tijd van 1863—1866, 565 KM.
spoorweg van een volledig uitgeruste MoBSE-telegraaflijn, met
enkelen draad voorzien. De telegraaf werd in datzelfde jaar ook
voor het publiek opengesteld en leverde al spoedig de niet
onbelangrijke bäte van / 15 000 ’sjaars op.
Bij de verplaatsing in 1870 van het hoofdbureau van ’s Graven-
ha^e naar Utrecht werd naast de bestaande telegraaflijn een
tweede lijn van Utrecht naar Tilburg noodig geoordeeld, en
werd een verbinding Utrecht— Arnhem längs den Rijnspoorweg
tot stand gebracht; beide verbindingen dienden hoofdzakelijk
om een centrale wagenverdeeling te Utrecht mogelijk te maken.
Met het «Algemeen Reglement op de Spoorwegen» van 1875
werd de verplichting opgelegd om ten behoeve van den meer
omvang verkrijgenden treindienst een afzonderlijke telegraaf-
leiding aan te leggen; elk Station werd nu van minstens twee
toestellen voorzien.
In de volgende jaren werd regelmatig het telegraafnct uitge-
breid, met directe draden van Utrecht naar de verschillende
hoofdstations van het net. Thans wordt beschikt over 645 toestellen,
verbonden door 5 375 KM. telegraafleiding, meest ge-
plaatst aan rijkspalen.
Nauw verbonden met de telegraaf, zelfs elektrischen stroom
ontvangende door de telegraafdraden, werden in 1874op eenige
baanvakken elektrische klokken aan overwegen opgesteld. V66r
het vertrek van de treinen, werd met een magneto inductor