£
■■ : ’ f e l
» i i « i i ; J f l
"
( ï) Brandt
Lcev. van
de Ruyter
. fol. 507.
(1) Brandt
Leev. van
de Ruyter,
01.513.
(3) Brandt
Lcev. van
de Ruyter
01.516.
{4) Brandt
Leev. van
dc Ruyter
01.5 [8.
ingeflooten gehouden. Dcn eerften van
Oogftmaand drccf de Engelfche vloot in
dc negentig zeylen fterk , mct eenen
Zuydzuydooften wind en de ebbe uyc de
geracldc ricvier;terwyl de Kuyter mct de
Ncderlandlche zccmagt , beuoorden de
Galpcr afzakkende, ( i ) cn iedert door
ecncn feilen ftorm beftookt, haar weder
tuflchen Duynkerke en NoordvoorJand
in de vlakkc zee afwachtte. Met het val-
len van den avond ontdekten de vlooten
elkandere op deu derden van Oogftmaand,
lieccn beyde het anker vallen,
cn wierdc de ftryd eerft den volgenden
middag, mids gebrek van den wind, door
de Nederlandfche (x) voorhoede begonnen.
Scraks hierop raakte deRuyter,en eyndelyk
ook Tromp, mct dcn (3)vyaud handgemeen
; die allezyneraazernygenoegzaam
tegens de Ruyter, naadat hy de voorhoede
der Nederlandfche vloote tot het wyken
gebragt had, wendde, ja hem temeer in
’c naauw bragt, vermids Tromp, met meet
moeds dan beleyds tegens de Blaauwe
vlag ilaande, die op de vlugt dreef, en tegens
alle orde zich van de vlooc fcheyden-
de , den geheelen nachc vervolgde. Dus
gcraakte de Ruyter den volgenden dag
met zyne weynige bygeblcevene Ichepen
in zeer grooc gevaar, en te raade, vermids
de vlugtenden tot geen ftaan konden gebragt
worden, wat (4) moeite met feyn-
fchooten daarom ook gedaan wierdt,
ilechts wykender wyze ce vechten; om
dus het by hera nog gcbleeven overfchot
in behoude haven te brengen. Dees aftogt
geichiedde mec immer zoo groot beleyd,
als hy in eenigen ftry-d had doen
blyken; zulks h y , naa onnoemelyk gevaar
van genomen o f verbrand te worden iiyt-
gcftaan te hebbcn, eyndelyk mec zync onderhoorige
Ichepen overdc VVeftcrraan dc
Splcec inzeylde, cn, krygende dcn wind
Noordooft mec (5) cene goede koeicc, nog
dicnzelfdcn dag binnen kwam, cn voorde
Doorloo,eengac zoo genaamd, gelukkiglyk
het anker liec vallen. Tromp ondertuiTchen,
op deczen zelfden dag nog ccnigcn tyd dc
Blaauwe vlag gevolgd hebbende, keerde
van de (6) Engellchcn naagezec eyndelyk
ook tcrug, kwam den zesden voor dc
Wielingen , en zcylde vervolgens hec
Landsdiep in , ten hoogftcn gelaakt van
zich aldus door de hicte van ’c gevechc (7)
en zyne aangeboore kloekmoedigheyd tc
hebben laaten vervoeren. Hoc ’c z y ,
immers leyde hy zyne bediening, vermoe-
dende dac men hem die ftondt a f tc neemen,
z elf gewillig neer; terwylde R u y ter
incegendeel vau ieder zeer hoog geroemd
wierdt; becuygendc de Koning van
Vrankryk onder anderen, dat hy dingen
gedaan had, die toonden dac hy hart en
herfc.nen had , en die de menlchlyke
krachten te boven gingen , zynen aftogi
hooger (8) achtende dan o f hy den
gewonnen had : hebbende ilechts mec
acht fchepen eens twceentwintig der
grootften van Engeland, en twee Ad-
miraalen, wederftaan. Om deeze bctuyging
meer klems te geeven, vondt de Koning
goed, om hem tot Ridder van Sint Michiel
te verheffen, en nietalleen met z y ne
beeldeniffe orazct mcc diamanten,
maarook mec eene goude keten, waaraan
cen gedenkpenning ( 9 ) mec dusdaanige
verbeeldinge gehechc w a s , te befcheu-
ken.
_j ToAiiJiftKipr.
(5) Brnndc
Leev. van
de Ruyter,
01. 51Q.
(6) Brandt
Leev. van
de Ruyter,
f ü l . s i i .
(7) Brandt
Leev. van
deRuyter,
fol. 519.
H I S T O R I P E N N I N G E N . F I. Boek. j y 3
bceld, kgcnc dc Franfche Koning over drie jaaren toc zyn blazoen li.id aangenomen > nevens 1 666.
decze fpreuk; '
N E C P L U R I B U S IM P A R , M D C L X I I I .
OOK T E G E N S V E E L E N N I E T TE ZWAK. i6 6 j.
Brandt
;v. van
de Ruyter
01. 5ii.
(9) Brandt
Le e v .van
de Ruyter
0 1 . 5 30 .
Het kopftuk van dcn Franfchen Koning ftaat op de voorzyde, cn daarrondom in den rand dees
tytel ce leezen ;
" L U D O V I C U S X I I I I , R E X C H R I S T I A N I S S IM U S .
LO D EWY K DE X IV , A L L E R C H R I S T E L Y K S T E KONIN G .
De rugzyde verbeeldde cene helderfchynende Zon, die den aardkloot verlieht, zynde een zinnebeeld,
(i) Brandt
Leev. van
dc Kuyter.
0 1 .5 3 4 .
(2) Brandt
Leev. van
de Ruyter 01.539*
(3) Brandt
Leev. van
de Ruyter.
0 1 . 5 4 0 .
Ondertuflchen wicrdt in de Ncdcrland-
fche havens dag cn nacht gcarbcyd om de
vlooc rc herftellen, en van alles tc voorzien:
raaar terwyl men hiermede bezig
was, zcylden de Engelichen naar ’c Vlic,
daar z y met een oorloglchip en ander
kicyn vaartuyg inkwaamen, een groot getal
koopvaardyicheperr verbrandden, en
o p ’ c eyland der Schclling (i)g e lao d , naa
hunnen moed aan ccn dccl weerlooze men-
i'chengckoeld, en ’c Wcfteynde in koolen
gelegd te hebbcn, tcrug naar hunne havens
zcylden. Sedert ftak dc Ruyter
met ’s Lands vlootc opnieuws in zec, en
ontdckte, naa den middag van den tienden
.van Herfftmaand, de Engelfche zee-
magt, over de negentig ichepen fterk;
van welke den volgenden dag een reddeloos
geraakten verdvvaald oorlogichip, dc
getrouwe (x ) Karcl gehcctcn wierdc veroverd.
Op den middag, als de Nedcrland-
fchc vloot op deu hock den Oudeman gcnaamd
gekomen was, zag men de Engelfchen
van Kalisklif hec naar de Nederlanders,
en dccze op hcc uytfteeken van de
blocdvlag, naar de ecrftgemeldcn wenden,
nict twyfelcnde o f daar waare ccn nieuw
gevccht voorhanden. Maar de Engeliche
Admiraal hct befluyt der Nederlanderen
ziende, deed eeu ieyn, cn wendde omtrent
vier uuren met zyne vloote dwars
(3 )om den Noord van de Nederlanders
af, diede Engelichen vervolgdeu, cn in ’c
gezigt van duyzenden van menfchen,
op hcc Franiche ftrand ftaande , op cenige
der achtcrftc ichepen wakker vuur gaaven.
En dewyl de harde wind federt het gcvecht
vcrhindcrde. en de vlooten van een
fcheydde, wcudde hec dc Ruyter op dc
vlakke zee dwars van Duynkerke, om,
volgens aflprek en ontfangcn laft, aldaar
de Engeliche o f Franfche vloot a f tc (4)
wachten, cn, naar gelegenheyd van zaaken,
o f tegens dc ccrftc tc vechten, o f
zich by de tweede te voegen. Dcczc
Franfchc hulpvloor, achtcnveertig zeylen
zoo oorlogichepen als branders flerk, was
ce Toulon uytgeruft, cn i n ’t laatft van
Grasmaand in zccgeftookcn, had den zesden
van Bloeimaand van de eylanden (y)
Hieres haare reys naar Rochcl vervolgd,
daarze inHerfftmaand(6) aanlandde. Vanhier
den tienden vertrokken, ora, zondcr
eenige kuften aan te doen, door hct
naauw vau Gibraltar (7) dc Ncderlandlche
vloot te gaan verfterken, kwam ze (8)
eyndelyk te Breft en Diepe, vanwaar ze,
naa vierentwintig uurcn vertoefd te hebben
, om haare verftrooide Ichepen in te
(4) Brandt
Leev. van
deRtiytcr,.
01.542.
wachten, en geene kans ziende om zich
by de Ruyter ce voegen, die van een gc-
weldigen ftorm cn zwaar onweer was be-
loopcu, weder terug naar (9) Breft keerde,
mec voorneemen van in ’c volgende jaar
die des tc vroeger te docn. En hocwcl
de maatregels daartoe mcc dcn aanvang
des nieuwen jaars (lo)geichikc wierden,zoo
bleef die cciiter wederom achterwege,
en bleek daaruyc genoegzaam , dat dc
Franiche Koning veeleer den naam dan dc
daad wilde hebbcn yan de Nederlanders
te water tegens Engeland bygeftaan ce hebbeu.
(5) Aitze-
ina zaaken
van flaat
cn oorl.
V.deel,
0 1.9 3 2 .
(6) Auze-
ma zaaken
vanftaat
en oorl.
V.de el,
0 ! . 944.
( l) Aiize-
ma zaaken
van flaat
cn oorlog,
V .d e e l,
iol. 945.
(8) Aitze-
mazaaken
van llaat
enoorlog,
V .d e e l,
0 1 .9 4 9 .
16Ö7.
(9) Brandt
Lecv. van
dc Ruyter
0 1 . 546.
(10)Aiize-
mazaaken
van ftaat
en oorl.
Vl.deel^
01. no.:
Hoe ’c z y , wegens dac zyneAller-
chriftelykfte Majeftcyt hec hooge gebicd
over dceze hulpvlooc aan dcn Hertog van
Beaufort had opgedraagen , vind ik in die
jaar deczen legpenning toc zync cer ge*
maakt tc zyn.
( i i ) Hift. Op voorzyde ftaat het geharnafte borftbeeld van dcn gemelden Hertog; wiens Vader Cxfaf
des Mai- Van Vendôme, zynde eene naruurlyke Zoon van Hendrik den IV , Koning (i i) van Vrankryk,
0ns foiiv. hem by Françoize van Lotteringe, Dochter van Philips Emanuel, Hertog van Mcrcoeur, en
Penthiëvre zyne Gemaalinne gctccld had. In den rand llaat dces tytel;