N E D E R L A N D S C H E
+
H I S T O R I P E N N I N G E N .
-J- JoHiViV l io S .
Dc ccne zyde verbeeldt ecnen Herder leunende voor cenc wyl op zynen ftaf: op dc andere zy-
irlPfalm Ichaapskudde van een Hemelfch licht beih-aald, zynde beyde de randen omzoomd
cxxr. (0 gewyde fpreuk:
il-A'
N O N D O R M IT N E C D O R M I E T Q U I C U S T O D IT
I S R A E L 1Ö08.
DE B EW A A R D E R I S R A E L S Z A L N I E T S L U TM E R E N
NO CH S L A A P E N . 1Ö08.
En hoezeer men by de Staaten van Holland
de belangen van Graaf Maurits i n ’t
handelen met den vyand niet had vergee-
(i)Rerol. ten, ja (z)ccn-en (3) andermaal daarop
vinHdL ficbbcnde beraadilaagd, eyndelyk de ache
4 Dec. voorzittende ftcdcn en drie van Noordhol-
365.’ ' benoemd om op Maurits belangen te
(3I Relol. letten, en hunne bedenkingen (4) op hec
ÌSÌfiìoir ftellen, zoo verklaarde hy nog-
2öjan. cans zieh openlyk tegens hec (5 ) Beftand,
löoS.foi. en beftondt, zonder iec achter te houden,
(4) Refol. zieh als hoofd v o o r ’t dapperfte en edel-
moedigfte gevoelen van die den oorlog
2 1 April ’ wilden, door’t zenden van eenen v ry ( 6 )
1008. fol. fcherpcn brief aan alle de fteden van Hol-
(jiRefol. land tc ftellen. Hem volgdcn die van (^7)
i a i h i o r hy Markgraaf van (8)
2 1 Oft. ’ Vlifiiugccn ter Vccrczyndcjuyt dien hoof-
1608, fol. de dc Ridderlchap in de Staatsvergadering
(ö^H. de Wier ftyizinnigheyd, fpruy-
Ned^Wlt in
foLs66.* ' den oorlog behaald, (9) thans buytenvoorder^
iten eenfteramigheyd der andere Gevln
HoIl" weftcn wcderhieldt ; mids z y niet toelie-
iSO ft.- ten, d a t’cr op den gcdaanen voorflag, o f
I ß / men over een Beftand zoude handelen, de
(8; Negot. minfte omvraage in de hooge Vergadering
Staaten gdchiedde ; als
874- , fteunendeopde woorden van dc (10 ) Uyc-
Hifo d”c™ ' tcchtfche Vereeniging ; welke inhoudt ;
Ned. Oorl. TIat de Landfchappeti niet vermoogen de
O^tJ ’ade neérte leggen dan met algemeene
Groot bewilliginge der Bondgenooten, en de ge-
ßknllen onder de Landfchappen ontflaande
aan de bemiddeling der Stadbouderen zouden
geßeld worden. Voornaamelyk liec
zieh ook de Hcer Jakob van Maldere, ge-
magtigde wegens Zeeland in de Algemeene
, Staarsvergadcring uyt, en trachtte byzonfiTÌBcnt.
1 I t J I t i
Hift. der dcrlyk de woorden verdacht re maaken ,
Ned.Oorl. met wclke dc Koning van Spanje ( 1 1 ) cn
pag- 770- Aartshertogcn de Vereenigde Ncderlan*
den vry verklaarden. Ook wierdc uyrgc-
ftrooid, dat de Spanjaard, als het regen-
woordige gevaar vooi by waard, het Beftand
zoude verbrecken: dar dc volken in dc
Vereenigde Geweften woonendc, door
deezen liftigcn naam v an ( iz ) ftilte cn ruft (nlRefol.
bedroogen, ondertuflchen van ^unne
voorgaande wakkeihcyd en ftaudvaftig-uNov. ’
heyd zouden ontaardcii; dat men met zeer
groote zwaarigheyd dc penningen die tc - "
voore zoo vaardiglyk toc den oorlog waa»
ren opgcbragt,naamaals zoude opbrengen;
en dat die alles het zaad zoude z yn , om
fchaadelyke oneenigheden en tweedragc
onder dc byzondere Landfchappen voortce
brengen. En eyndelyk dat, fchoon de
Aartshertogen het Beftand onderhiclden ,
men echter genoodzaakt zoude zyn in dicn
tyd z elf de grenzen wel voorzicn te ( 13 ) (13) Rent,
houden: en dewyl de argwaan zoo groot n S .o ',
was als die uyrgeftrekt waaren, zoo zou-pag-77r.
den de Staatslaften weynig minder in hec
Beftand dan in den kryg weezen. Des waare
hec beter in den ( 1 4 ) oorlog vooit re(t4)Refoi.
vaaren ; en de tegenwoordigc gclegenhe-
den , die niet min gunftig voor hen, als 12 Nov. ’
naadeclig voor den vyand waaren, niet te iß ß ‘°'-
verwaarloozen. Daarenbovcn iicccn die
van Zeeland cencn legpenning muntcn en
onder’t gemcen loopen , op welken z y
hct Beftand by hec bcfliamde paard van
Troje vergeleeken: ’c welke in den fchyn
van ruft te zullcn aanbrengen, mids hcc ge-
waande vertrek der Grickcu , door de
blinde burgciy was binnen de ftad gc-
haald, en daaruyt haare algemeene nedcr-
laag gciprooten; ’ t gene z y meenden dat
ook den Vereenigde Geweften ftondt op
tc komen , zoo men de bcdriegclyke
aanbieding cens Bcftands, naar ’ c voor-
bccld der ongclukkigc Trojaauen , om--
hclsde.
Decs
Decs legpenning heefc op de eene zyde, en rondom het Zeekndfche wapenfchild, die van de
Ridderfchap en ftemhebbcnde fteden van dac Geweft; en tot byfchrift:
Z E E L A N D I A .
Z E E L A N D .
Opde andere zyde ziet men de mifleyde Trojaanen een groot paard, door de Grieken hunne
vyanden als een (i) gelchcnk aan de Godinne Minem achtergela.aten, mec groote blydfchap in
de ftad trekken; onaangezien hunne medcburger Laokoon hen, van zieh niet te veel op die ge-
fchenk te vertrouwcn, gewaafchuuwd had met deeze (i) woorden, wclke in den rand dier zyde (2) Virg.
geleezen worden: ^nJib.II.
EQ U O N E C R E D I T E , T E U C R I . 1Ö0S.
T R O J A A N E N , B E T RO UWT DI T P A A R D NI E T . 1608.
O') Refol.
derStaaten
van Holl.
,T3 Sept.
1607. fol.
274.
(4) H.de
Groot
Ked. Hiil.
fol. 574.
(5) H.de
Groot
Ned. Hill,
fol. 575.
In dit jaar, zoo vruchcbaar van ftaatsge-
ichillen, ontftonden (3) daarenbovcn nog
anderen over den Godsdienft ; welke in
den beginne vry gering, doch in ’c vervolg
door ’c gezag en vcrmoogen derperfoonen,
die ’er deel in naamen , de grondflagen
van den Staat decden fchudden. Francois 1
Gomarus en Jakob Arminius beyde Leer-
mcefters der Godsgeleerdheyd in de Hooge
Schoole te Leyde waaren van verichiileii-
de gevoelens. Gomarus hieldc ftaande :
PDat by (4) Gods eeuwig heßuyt was vaß-
geßeld wien uyt de mejifchen de Zaligheyd
befihooren w a s , en wie ten verderve zoude
loopen. T)at volgens dit beßuyt eenigen
tot de Godzaligheyd getrokken wierden ,
en getrokken zynde bewaard wierden, om
daarvan niet te vervallen : doch anderen
indegemeene verdorvenbeyd der menßhlyke
natuure, cn bedolven in hunne eygene mis-
daaden gelaateti wierden. Hiertegens
hieldc Arminius ftaande: Dat God, een
rechpvaardig Rechter, maar tegelyk een
zee r goedertieren Vader zynde, dit onder-
fcheyd tujfchen die van het gevallen
menfihlyke geßacht gemaakt had , dat hy
hen, welke van hunne zonden zouden af-
ßaan, en bun vertrouwen op Chriftus
ßellen, bet qtiaad (5) zoude quytfchelden,
_ en het eeuwige leeven fibenken, maar de
bardnekkigen ßraffen. TOat het Gode aangenaam
was , dat zieh alle menßhcn
bekeerden, en tot de kennis der waarbeyd
II. Deel.
gekomen zynde daarby bleeven, doch dat
hy niemand dwong. Deeze byzondere gc-
gevoelens, zynde ichoolgefchillen, kree-
gen eerlang hunne byzondere ieerclingen
rotnaavolgers, cn over de waarbeyd van
beyde dceze ftcllingen vry ftyfhoofdige
verdeedigers, niec allecn in de Hooge
Schoolcn, maar ook op dc predikftoclen,
ja zelfs in de ¡byzondere burgerlyke by-
cenkomftcn, Want het gene eerft by dc
Hooge Leeraars als een fchoolgefchil tegens
elkanderen was ftaande gehouden, wierdc
federt als een der eerftc grondftukken des
Geloofs den gemcenten voorgedraagen.
Men becigtte het gevoelen van Goma-
riis , dat het de oorzaak der zonde Gode
tocßhreef, en door V inßherpen
van een noodlot de gemoederen der mm-
ßhen verhardde. Gomarus leerelingcu
Icydcn Arminius weder te laft, dat hy {6) (0) Brandt
door zyne leere den menfch zeer opgeblaazen
maakte, en niet toeliet dat men Gode alleen n'£d!*
de eer g a f van 't gene daar het meeß op aan-
kwam, teweeten , een welgezind gemoed:
zulks veelen,en onder die zelfs de onkundig-
ftcn, naardat elk vooringenomen was, cn hcc
eene o f andere dier gevoelens omhelfdhad,
de Lecraars van het ftrydige , als verdcr-
vers der Chriftelyke leere en zeden o f Pe-
lagiaanen , verkettcrden , ja voor vervol-
gcrs van de waare Kerk hielden. Hetgene
ook aanleyding tot hct munten van deezen
legpenning zal gegeeven hebben.
Wiens