
liiiiigt van de verliouding dier stoffen af. De harde vetten ’/ijn
rijk aan palmitine en Stearine en arm aan oléine en komen
dus veel overeen met sommige dierlijke vetten, zooals talk.
Behalve de reeds genoemde toepassing voor kaarsenfabnkage,
worden er onder de hardere als onder de meer vloeibare aan-
getrofl'en, die voor zeepbereiding kunnen dienen; onder de
vdoeibare zijn er vele, die tot de aangename, eetbare oben
kimnen gerekend worden en de olijfolie zouden kunnen vei-
vangen. (Overigens verwijzen wij naar .het artikel O.-Indisclm-
Vetten, voorkomende in het Tijdschrift onzer Maatschappij ,
.Taargang 1878, bl. 265 en volgende).
Magnoliaceae. ')
1. Tj a mp a c a - o l i e afkomstig van de vruchten der
Mi c h e l i a Ch a m p a c a L., een boom die 9 tot 12 M.
hoog is.
Groeiplaats'. .lava, Sumatra, Bengalen.
Eigenschap. Eene bruine olie, die grootendeels vast is op
de gewone temperatuur.
Toepassingen. De olie schijiit weinig in gebruik te, zijn;
meer is dit het geval met andere deelen der plant, zooals de'
bloemen, die in Ned. Indie en in Bengalen bij de inboorlmgen
dienen om het haar te versieren, en de h a s t, die wel tegen
intermitteerende koorts gebezigd wordt.
Bixi i ieae.
2 . Pi t j 0 e n g - o l i e afkomstig van de zaden van Pa n -
g i um e d u l e Rn w., een hoogen boom.
Groeiplaats: Java, Westkust van Sumatra, Cheribon, Celebes,
Bali, Boeroe, Ceram, enz.
Wijze van afscheiding. Op Java worden de zaden gedroogd ,
verwarmd en geperst tusschen twee planken ; de Boegineezen
*) De botanische benaming en rangschikking is volgens Bentham & Hooker
ß en e ra F lm itarum.
daarentegen overgieten de gedroogde en gestampte zaden met
warm water, zoodat de olie naar boven komt.
Een monster dezer olie is door de Sumatra-expeditie mede-
gebracht onder den naam Simawoeng- of Kepajang-olie.
Eigenschappen en samenstelling. Niet drogend, bi'uin van
kleur, grootendeels vast, bijna reukeloos.
Het monster der Sumatra-expeditie is dik vloeibaar, lielder
bruin van Ideur bij doorvallend, groenachtig bij opvallend
licht, en bestaat uit 65 p. cent vloeibare en 35 p. cent vaste
vetten.
Toepassingen. Voor spijzen en als lampolie; zeer geschikt
voor zeepfahrikage.
(Ji i t t ifer ae.
3. Nj amp l o e n g - o l i e , afkomstig van de zaden van
C a l o p h y l lu m i n o p h y l l n m L.
S ynonymen: Huile de T am a n n , A ti de T a h iti, Penna
eottay , P in n a y o il, Ponseed o il, Bintangoer-olie.
Groeiplaats: De hooge boom wordt aangetroffen op .Java,
Celebes, de Molukken, de Kalimata-eilanden, Malabar.
Eigenschappen en samenstelling. Een donkergroen, soms
bruingekleurd vet, onaangenaam van renk, samengesteld uit
58 p. cent olehie en 42 p. cent Stearine en palmitine.
Toepassingen. Als geneesmiddel tegen huidziekte, en als
brandolie; op Amboina maakt men kaarsjes van de fijngestampte
vruchten van den boom, vermengd met Icapok, lietwelk men
dan om de bladnerven van den sagohoom rolt.
4. S o e l a t r i e - o l i e , afkomstig van eene Ca l o p h y l l
um soort, een boom die op ,Tava wordt aangetroffen.
Eigenschappen. — Een d ikke , donkerbruin gekleurde olie.